Om en om geschreven, om en om vertaald    59-61

Carolien Steenbergen

In januari verscheen bij uitgeverij Karaat de Nederlandse vertaling van Fuoco grande, een roman die in het midden van de jaren veertig werd geschreven door Cesare Pavese en Bianca Garufi. De tekst zag in Italië het licht in 1958, nadat het manuscript door Italo Calvino uit de archieven van uitgeverij Einaudi was opgevist. De Italiaanse editie beleefde in 2003 een heruitgave. In Paveses oeuvre betreft dit werk een postume publicatie: de getormenteerde schrijver pleegde in 1950 zelfmoord. Zijn medeauteur en muze Bianca Garufi stierf in 2006.

De kleine onafhankelijke uitgeverij Karaat, opgericht in 2009, heeft met deze vertaling een bijzondere, eigengereide keuze gemaakt. Fuoco grande verscheen meer dan een halve eeuw geleden en behoort niet tot de titels waarin op de internationale boekenbeurzen zaken wordt gedaan. Het werk is weliswaar van de hand van een van Italiës grootste auteurs, in Nederland werd Pavese al jaren niet meer (opnieuw) vertaald. De laatste vertaling dateert uit 2001 en betreft de Nederlandse uitgave van Paveses poëzie (De dood zal komen en jouw ogen hebben, De Bezige Bij). In 2003 verscheen, eveneens bij De Bezige Bij, een heruitgave van Leven als ambacht, zijn beroemde dagboek. Het grote vuur lift niet mee op de trend van thema’s die in de vertaalde literatuur momenteel hoogtij vieren. De insteek voor publicatie is hier niet louter een beoogd commercieel succes geweest, een plotgedreven ‘meer van hetzelfde’ waarmee een grote groep lezers plezierd kan worden. Bijkomstig gewicht voor de waagschaal van iedere uitgeefpolitiek: Fuoco grande is vermoedelijk een onvoltooid gebleven roman. Maar deze uitbreiding van Paveses oeuvre met een niet eerder vertaald werk is zonder twijfel relevant.

Fuoco grande is een tweestemmig boek. Beide auteurs schreven de elf hoofdstukken om en om. Pavese schreef de hoofdstukken vanuit het personage Giovanni; Garufi nam het vrouwelijke perspectief van Silvia op dezelfde gebeurtenissen voor haar rekening. Tussen de geschiedenis rond Giovanni en Silvia en de werkelijke levens van Pavese en Garufi bestaan veel parallellen. Garufi werkte net als Pavese bij uitgeverij Einaudi, en de twee beleefden in 1945 een stormachtige verhouding. Zowel Pavese en Garufi waren zelf behalve schrijver eveneens vertaler.

Fuoco grande is het verhaal van een liefdesgeschiedenis en tegelijkertijd de langzame ontrafeling van een tragisch familiegeheim. De tweestemmigheid maakt het boek als het ware tot een gespiegelde roman. Ondanks het wisselende perspectief bezit het boek een duidelijke eenheid van toon en stijl. Fuoco grande ontleent zijn kracht vooral aan hetgeen wordt verzwegen, aan het onder de oppervlakte broeiende geheim dat langzaam wordt ontrafeld, maar nergens expliciet of eenduidig wordt.

Garufipavese

Vertalers Evalien Rauws en Luc de Rooy hebben gekozen voor een bijzondere werkwijze. Net als de auteurs hebben zij de hoofdstukken om en om vertaald: De Rooy werkte aan de hoofdstukken van Pavese/Giovanni; Rauws aan die van Garufi/Silvia.1 Net als de auteurs lieten ze elkaar hun hoofdstukken tijdens het vertaalproces lezen, om zo de eenheid van stijl en toon tot stand te brengen. In de parateksten volgt de Nederlandse uitgave de Italiaanse edities niet op de voet: Het grote vuur bevat een uitgebreid nawoord van de vertalers, waarin zij de auteurs, de tekst en hun werkwijze van een duidelijk, speels in de tijd op en neer springend kader voorzien. De Nederlandse editie draagt voorts een eigen stempel door de toevoeging van een essay van de Chileense auteur Alejandro Zambra over zijn relatie tot Pavese en diens geboortedorp Santo Stefano Belbo. Niet opgenomen in de Nederlandse editie zijn de noot van Bianca Garufi uit haar privé-archief en het korte voorwoord bij de eerste Italiaanse editie, eveneens van de hand van Garufi. Twee tekeningen van Pavese, behorend bij het relaas van Fuoco grande, hebben ook geen plaats gekregen in de Nederlandse editie.

De vertaling van Evalien Rauws en Luc de Rooy is zorgvuldig en bevat in de mooiste passages beslist de onomstotelijk herkenbare Pavesiaanse stijl2: een zekere schraalheid, het gevoel van isolement en buitengesloten zijn dat eruit spreekt, de introspectie die voortdurend een organische verbinding aangaat met mythische elementen uit het omringende landschap, de concrete zintuiglijkheid die nergens esthetiserend wordt: ‘Ik had Silvia’s wereld betreden, en haar moeder had me binnengeleid, en dit was het huis, en ik zag en ik hoorde en ik rook het verleden waar ik tot op dat moment alleen een voorgevoel van had gehad. Het raam was donker en keek uit op het platteland; morgen zou ik Silvia’s horizon kunnen zien, haar ochtend kunnen opsnuiven [...]’3 en ‘Voor me lagen de bergen en die ene rots, Silvia’s rots. In het schijnsel van de sterren kon ik de zwarte horizon vaag onderscheiden, en daar vandaan klonk gehijg, gegons, gezucht. De kou had iets tastbaars, iets gewelddadigs. En achter mij knarste het huis.’4 De zinspelende taal waarin de repetitieve aanwezigheid van symbolische elementen als bloed, aarde, vuur, leven en dood clusters van betekenis vormt, voorziet de stijl van een zekere materialiteit. Voor het vertaalproces betekent dit dat niet de ‘betekenis’ van een woord zoals die door de vertaler in de context geïnterpreteerd kan worden beslissend dient te zijn, maar dat de verwijzing naar het symbool, naar het latente dat in de brontaal aan de woordkeus ten grondslag ligt, voor de vertaler leidend moet zijn. Dit geldt voor de hoofdstukken door Pavese, maar niet minder voor die door Garufi. Dat dit voor Rauws en De Rooy inderdaad leidend was, blijkt uit het feit dat genoemde betekenisclusters in de vertaling mooi overeind zijn gebleven. Een enkele keer zorgt een vertaalkeus ervoor dat een symbool wordt opgeroepen op een plek waar hiervan in het Italiaans geen sprake is.5 Zegswijzen zijn buitengewoon treffend vertaald.6

In het nawoord lezen we dat de oorspronkelijke Italiaanse titel volgens Pavese Viaggio nel sangue (Reis door het bloed) had moeten luiden. Fuoco grande was de voorkeur van de uitgever. De oorspronkelijk bedoelde titel is een aanwijzing voor een eerste belangrijk cluster van betekenissen rond het symbool bloed. Hoewel vaak genoeg behouden om de mythische lading ervan te kunnen blijven dragen, verdwijnt het beeld in de vertaling op een aantal plaatsen helaas toch.7 Hier en daar wordt bovendien een concreet Pavesewoord als terra (aarde) of cosa (ding) in de Nederlandse vertaling naar een abstracter of figuurlijker niveau getild.8 Samen met een meermaals aan te wijzen expliciterende vertaalkeus9 – met name in de hoofdstukken van Giovanni – en de toevoeging van het lidwoord aan de titel (Het grote vuur in plaats van Groot vuur) zijn dit keuzes die ik niet onderschrijf in een vertaling waar ik daarbuiten overwegend lovend mee instem. Ze maken de vertaling op die plekken doeltaalgerichter dan nodig én dan verdedigbaar, niet zozeer vanuit de vergelijking van het taaleigen in het algemeen van respectievelijk het Italiaans en het Nederlands, maar vanuit het belang van het taaleigen in het bijzonder van de auteurs in kwestie.  

Het in 1962 verschenen Il fossile van Bianca Garufi, het vervolg op Het grote vuur, is tot op heden onvertaald. Het zou prachtig zijn als Karaat het in de toekomst aan zijn verfijnde literaire fonds in opbouw kan toevoegen.
 

Cesare Pavese & Bianca Garufi, Het grote vuur. Vertaald uit het Italiaans en van een nawoord voorzien door Evalien Rauws en Luc de Rooy. Amsterdam: Uitgeverij Karaat, 2012.

 

Noten
1 Navraag bij de vertalers verhelderde dat aan de toewijzing van de mannelijke auteur aan de mannelijke vertaler en de vrouwelijke stem aan de vrouwelijke vertaler niet bewust een veronderstelde sekseaffiniteit tussen vertaler en auteur ten grondslag lag.  
2 De eerder aangeduide eenheid van toon en stijl maakt dat deze zowel in de hoofdstukken van Pavese als in die van Garufi doorklinkt, hoewel Garufi’s stijl over het algemeen wat psychologiserender en iets minder op de fysieke omgeving is gericht dan die van Pavese.
3 Het grote vuur, p. 28
4 Het grote vuur, p. 59
5 Op p. 58 gebeurt dit twee keer met het symbool ‘vuur’: ‘Het vuur in de haard was gedoofd’ (Il caminetto s’era spento); ‘Maandenlang had ik op dit moment gewacht, had ik er vurig naar verlangd [...]’ (l’avevo anelato). En op p. 34: ‘Toen ik mijn ogen weer opende, zag ik het vuur in die van haar [...]’ (Io riaprii gli occhi e vidi il lampo dei suoi). Op p. 100: ‘Ze heeft een lange rustpauze nodig, bij haar familie, bloedverwanten.’ (le occorre un lungo riposo in famiglia, tra i suoi).
6 Zie p. 42: ‘Kinderen die niet eten, zal de stormgod niet vergeten’ (Gioventù che non mangia, burrasca vicina); p. 90: ‘Onkruid vergaat niet’ (Carne d’asino ha lunga vita).
7 Zie p. 15: ‘[...] en mijn hart begon sneller te kloppen, steeds sneller [...]’ (sentii il sangue battermi forte, sempre più forte); p. 27: ‘Ik was in een wereld van diepgewortelde, duistere tradities terechtgekomen [...]’ (ero entrato in un mondo di passato e di sangue); p. 37: ‘En terwijl ik lag pijn te lijden [...]’ (E mentre il sangue mi percuoteva).
8 Zie p. 27: ‘met voor mij onbekende waarden’ (di cose compatte e ignote); p. 50: ‘[...] alle stilte van het huis en de omgeving leek zich te concentreren op die ademhaling’ (tutto il silenzio della casa e della terra intorno [...]).
9 Zie p. 11: ‘Wat we willen wordt bepaald door wat in ons bloed zit, door hoe we diep vanbinnen zijn’ (Tutti vogliamo quel che abbiamo in fondo al sangue); p. 28: ‘Was dit die afgrijselijke moeder die Silvia’s kindertijd had gedomineerd?’ (Era quella la madre terribile?); p. 78: ‘Ik geloof niet dat ze toen al was teruggevallen in de rol die ze jaren geleden ontvlucht was [...]’ (Non credo che già allora l’avesse materialmente ripresa il suo passato).