Tweemaal Achmatova    60-61

Eric Metz

Voor de bekendmaking van de Russische poëzie in het Nederlandse taalgebied is 2007 een succesvol jaar geweest, en dat alleen al vanwege het verschijnen van twee boeken met een ruime selectie uit het werk van Anna Achmatova (1889–1966). Door een speling van het lot voltooiden één vertaler en één duo van vertaalsters elk op hetzelfde moment hun eigen Achmatova-vertaling. Vanuit commercieel standpunt lijkt dat misschien niet zo’n goede zaak, maar voor de lezer is het een ongewone luxe om te kunnen kiezen uit twee uitgaven, die beide het resultaat zijn van de jarenlange arbeid van drie van Nederlands beste vertalers van Russische poëzie. Het lijvigste boek, Werken, verscheen in Van Oorschots beroemde serie Russische Bibliotheek, in een vertaling van Margriet Berg en Marja Wiebes. Hans Boland, wiens eerste boek met Achmatova-vertalingen intussen al bijna dertig jaar geleden uitkwam, tekende bij Meulenhoff voor Sneeuwstorm, noodlot, lied: een iets dunner boek, maar toch nog altijd goed voor een tweehonderdtal gedichten.

Misschien was het ook niet helemaal toevallig dat deze boeken in 2007 het licht zagen: precies honderd jaar eerder, in 1907, werd het eerste gedicht van Achmatova gepubliceerd, in een tijdschrift dat haar toekomstige echtgenoot Nikolaj Goemiljov uitgaf in Parijs. Goemiljov werd in 1912 de organisator van een nieuwe literaire beweging, het ‘acmeïsme’, waarvan Achmatova en Mandelstam de bekendste vertegenwoordigers zouden worden. De acmeïsten zetten zich af tegen de filosofisch-religieuze en volgens hen met symbolen overladen poëzie van de symbolisten. In de plaats daarvan stelden ze een ‘aardse’ benadering van de werkelijkheid, waarbij ze in hun poëtische taal naar helderheid streefden. Die stilistische soberheid kenmerkt ook de gedichten van Achmatova. Ze vormt een gedeeltelijke verklaring voor het succes van deze dichteres vandaag: waar veel symbolistische dichters tegenwoordig een beetje gedateerd lijken, hebben de meeste van Achmatova’s gedichten een eigentijds aandoende, transparante toon, die relatief dicht bij de gesproken taal staat en tegelijk vrij suggestief is.

Een dergelijke bedrieglijke eenvoud betekent, in combinatie met de strakke poëtische vorm (Achmatova gebruikt meestal rijm en relatief vaste metra), een heuse moeilijkheid voor de vertaler. Tegen de achtergrond van de moderne Nederlandse poëzie kan het aannemelijk zijn om Achmatova rijmloos te vertalen, om op die manier geen te zware inhoudelijke averij op te lopen. Het grote nadeel is in dat geval dat de pessimistische formule van Robert Frost – ‘poetry is what is lost in translation’ – bewaarheid wordt: de specifieke melodie van Achmatova gaat verloren en de gedichten beginnen onderling sterker op elkaar te lijken dan de bedoeling is. Gelukkig hebben zowel Boland als Berg en Wiebes hoog ingezet: in beide vertalingen worden de oorspronkelijke metra en rijmschema’s maximaal – maar in de praktijk dus niet volledig – gerespecteerd. In de ene vertaling heeft die vormvastheid een wat dwingender karakter dan in de andere. Terwijl Berg en Wiebes vaak genoegen nemen met assonanties, tracht Boland het rijm hoe dan ook overeind te houden. Dit laatste heeft soms tot gevolg dat op het inhoudelijke vlak het een en ander begint te verschuiven. Op zich is dat interessant, omdat we dan de interpretatie van de vertaler zien bovendrijven. Een typisch voorbeeld van de af en toe opvallende verschillen tussen beide vertalingen van eenzelfde gedicht is het laatste kwatrijn van ‘Rijtoertje’ (Berg & Wiebes) of ‘Een uitstapje’ (Boland):

Geur van seringen en benzine.
De rust hield nog afwachtend stand…
Opnieuw beroerde hij mijn knieën
Met nauwlijks sidderende hand. (65)

Vergelijken we dit fragment van Berg en Wiebes, dat het Russische origineel woordelijk erg dicht benadert, met de versie van Hans Boland:

Het rook naar benzine en naar seringen,
Waarbij de rust op haar hoede leek…
Hij moest zijn bevende hand bedwingen
Toen die opnieuw langs mijn knieën streek. (44)

Onder invloed van het rijm is de ingehouden erotische spanning van het origineel veranderd in een bijna onbedwingbare beweging. Het is een van de minder geslaagde passages bij Boland, onder meer vanwege het ritme. De vertaler grijpt ook wel eens naar sterke enjambementen of voegt woorden toe die er in het origineel niet staan. Hoewel hij dit laatste slechts zelden doet, stoort het me toch in de vertaling van een dichteres die zo spaarzaam met haar woorden omging.

Berg en Wiebes leggen in hun vertaling een grotere nauwgezetheid aan de dag. De lezer die Russisch begrijpt, stelt in de tweetalige uitgave van Werken met bewondering vast hoe adequaat de oorspronkelijke beelden van Achmatova bewaard blijven en met wat voor schijnbare vanzelfsprekendheid het rijm in de plooi valt. Het vertalersduo slaagt erin de gedempte passie en de donkere, elegische kleuren van het origineel prachtig te doen klinken in het Nederlands. Daarom geef ik de voorkeur aan de vertaling van Margriet Berg en Marja Wiebes. Maar met twee goede vertalingen van dezelfde dichter is het als met twee begenadigde uitvoeringen van eenzelfde concerto. De Achmatova-liefhebber raad ik dus aan om zowel Berg en Wiebes als Boland in huis te halen. Lees en vergelijk!
 

Anna Achmatova, Sneeuwstorm, noodlot, lied. Gedichten 1909–1966. Vertaald, samengesteld en geannoteerd door Hans Boland. Amsterdam: Meulenhoff 2007.

Anna Achmatova, Werken. Vertaald uit het Russisch en van aantekeningen voorzien door Margriet Berg en Marja Wiebes. Amsterdam: van Oorschot 2007.