Dames en heren,
Ik zal in het Nederlands spreken, maar eerst een kleine samenvatting in het Engels waaraan u zich kunt vasthouden, want er wordt met zevenmijlslaarzen over een paar zaken heen gewalst.
My story will be one about mysticism, about the cloud of unknowing, about the cloud of interpretation that can be compared to this mystic cloud as far as literary translation is concerned. It then goes on to deal with blackbirds, ‘merels’ and ‘lysters’, and, being who I am, we have to take a turn in heaven as well, where all interpretation will be redundant and where no translator will be found. From this wildernis we turn to the rapturous Babel of hell where translators and interpreters will be having a paradise similar to the one they already occupy among the ringing tongues of our dear earth. After this little overture I will refer to a couple of examples from the translation of my own work, and if there is time left also a sample from my own unfaithful translation of a poem.
In de veertiende eeuw schreef een anonieme Engelse mysticus een traktaat met de titel The Cloud of Unknowing (De Wolk van Onwetendheid/Ontweten). In die wolk van ontweten verkeert de gelovige ten opzichte van God. Het traktaat is een voorbeeld van de zogenaamde Negatieve Weg in de mystieke leer, waarbij de onkenbaarheid van God het uitgangspunt is. Nu ben ik niet middeleeuws en ook niet bijzonder gelovig, maar misschien kan ik op de middeleeuwse titel variëren en beweren dat men als schrijver (van de Negatieve Weg) in een wolk van interpretatie (of projectie!) verkeert ten opzichte van de betekenis der dingen. En dat men slechts door wolken van vertolking de zin van de dingen benadert. Maar, zegt de mysticus, zijn wolk van onwetendheid is meer dan slechts een gegeven. Deze wolk is ook een mogelijkheidsvoorwaarde voor het bereiken van het heil. De initiant moet namelijk met toewijding, inspanning en overgave leren verkeren in de wolk van onwetendheid. Hij moet het in-de-wolk-zijn cultiveren. Hij moet zich bewust ontweten van wat hij denkt te weten. De wolk van onwetendheid is voorwaarde om langs andere onintellectuele wegen (wegen van de mystieke liefde) zijn God te benaderen.
Foto Martien Frijns
Op vergelijkbare wijze is de overgave aan de wolk van interpretatie/projectie en vertolking een voorwaarde voor de benadering van de dichterlijke zin der dingen. Het is een wolk waarin je onbevreesd moet verkeren en waarin je dankbaar moet verdwalen in het vaste geloof dat je van iets metafysisch zoals finale zin/betekenis verstoken zult blijven. Want als je op een dag een boom of een berg in al zijn facetten kon begrijpen en dat begrip ook nog precies kon uitdrukken, zou je dat zeker niet overleven. Je overleeft alleen omdat er bij wijze van spreken dertien manieren zijn om een merel te bezingen (Wallace Stevens). De merel bevat een surplus aan betekenis, een enzovoort-kwaliteit, en daarom kom je er ook nooit over uitgepraat. De dertiende manier van merelaanschouwing klinkt zo:
It was evening all afternoon
It snowed
And it was going to snow
The Blackbird sat
In the cedarlimbs
Je zou ook kunnen zeggen: dit was de dertiende en nu komt de veertiende aanschouwing:
Vier uur ’s ochtends
En ik liep te fluiten
Seligkeit
De merel op de takelbalk
Floot mee.
Enzovoort.
Voortdichten op een patroon is één manier om het wonderlijke merelbewustzijn van Wallace Stevens gaande te houden, ook in Nederland. In Zuid-Afrika kennen we geen merels, je zou misschien een lijster kunnen overwegen als je ‘Thirteen Ways of Looking at a Blackbird’ in het Afrikaans wilt vertalen. Nu is vertalen volgens mij wel een van de meest toverachtige manieren waarop het enzovoort-karakter van dingen zichtbaar gemaakt wordt. Van taal tot taal, en in steeds dichter wordende wolken van vertolking en interpretatie zal de vertaler andere kwaliteiten van een merel, van merelachtigheid, van mens- en merelmysterie opdekken en weer afdekken. Vertaling is voor talen als therapie voor rivieren. Het is een milieuactiviteit. Een vertaler is een ecoloog van de diversiteit, een instandhouder van de verschillen, de geuren en de wateren, de nuances van kleuren op de tongen van mensen.
‘Du wisst es genauer; / Am farbigen Abglanz haben wir das Leben,’ zegt Goethes Faust, (Faust Zweiter Teil: V. 4727), je zou het als volgt kunnen variëren: ‘An den farbigen Übersetzungen haben wir die Wahrheit.’ Want zoals elke vertaler maar al te goed weet: géén betekenis is onmiddellijk, elke betekenis wordt specifiek bemiddeld op niveaus van taalinhoud en taalvorm (Hjelmslev in Eco: 21–22) en het is daarom dat het vertalen van de ene taal naar de andere in de eerste plaats een taak is van onderhandelen. Vertalen is meer dan een jacht op equivalenties, het is ook onderhandelen tussen meer dan alleen talen, het is onderhandelen tussen hele culturen (Eco: 6). Via vertalen onderhandelt mijn lijster een lied met jouw merel en met de blackbird van Stevens.
Alleen in de hemel, wil het Bijbelboek Openbaring ons vertellen, zal er ononderhandelbare klare aanschouwing wezen, volledig en onbemiddeld begrip. De naam van de Here, nevermind die van de merel, zal, om elk misverstand te voorkomen, op ons voorhoofd worden ingebrand, waarschijnlijk in superfascistisch esperanto de luxe. Of, in de hedendaagse uitvoering van de hemel, in functioneel technisch-corporatief Engels. In deze hemel zal geen behoefte zijn aan vertalers en wat de engelenkoren betreft – ontluisterde lijsters op een saffieren stellage – die zullen vast en zeker een ononderbroken centrale C jodelloos zingen op de mondstand van een hete aardappel: Oh!
In een dergelijk oppositioneel schema van hemel en hel zal de hel een Babel zijn waarin het wemelt van vertalers. Hier zal vertalen, meer nog dan op aarde louter zoet lijden zijn. Vanwege de multiculti kermissfeer in de verdoemenis zullen de vertalers meer nog dan tijdens de uitoefening van hun aardse professie smachten van verlangen naar het juiste woord. Het zal een verlangen zijn dat naar zichzelf verlangt en zichzelf in stand houdt in vertaalscholen en verplichte vertaalcongressen op alle negen verdiepingen van het multiculturele inferno.
Hier zullen rijen Eskimo’s hun woorden voor sneeuw vergelijken met de woorden die Xhosa’s hebben voor de kleuren van hun Nguni-runderen. In deze hel zullen de Hollanders ja en de Hollanders nee proberen te begrijpen wat de Afrikaners bedoelen wanneer die ja-nee zeggen, en wanneer ze, erger nog een boerderij de naam geven van Ja-nee. De Engelsen (als ze niet allemaal in de hemel hierboven zijn) zullen proberen hoe Sehnsucht aanvoelt en proberen ruiken hoe Lindenduft ruikt. De Duitsers zullen niet fluisteren over tuinen vol ster-anijs, maar over synoniemen voor poppycock en flimflam. Op de maat van orgelmuziek van Poulenc zullen de verdoemden elkaar verdringen met riksja’s vol woordenboeken en bakfietsen vol encyclopedieën. Hans Andreus zal te zien zijn op billboards met zijn gedicht: ‘gejaagd worden en als wolven jagen achter de taal aan de tong uit de mond’. In deze hel zal de duivel zijn fluistertolken in harlekijngewaad kleden om verwarring te stichten terwijl er ontward wordt. In de bibliotheken van de onderwereld zullen dichters de duizenden vertalingen van Dantes Heilige Komedie regel voor regel vergelijken tussen de fladderende pippistrelli. En in de wildernisregionen van de hel zal een carnaval van creolisering plaatsvinden, fonteinen van nieuwe talen en nieuwe woordenschatten zullen er ontspruiten. De Afrikaanse biertent zal Bobotiebos heten, de Nederlandse kraam De Poespaskloof.
Voor het geval u het zich afvraagt: deze droom van een carnavaleske Babelse hel, met zijn tegenovergestelde, de strakke techno-corporatieve monolinguïstische hemel, is slechts een verzinsel, een decor voor een toneelstukje, een moraliteitsspel getiteld: ‘De dood van de merel door de invloed van Amerika’.
Ik voel me erg gelukkig dat de actiefste Nederlandse vertaler van Afrikaanse boeken vandaag hier is om mij te helpen reflecteren over vertalen en vertaald worden, Riet de Jong-Goossens. Aan haar inspanningen heb ik het in de eerste plaats te danken dat er over een periode van twee jaar 25.000 exemplaren van Agaat zijn verkocht in Nederland, tegenover 12.000 in vier jaar tijd in het Afrikaans, en in één jaar slechts 3.145 in Zuid-Afrika in de Engelse vertaling. Dat een Afrikaanse roman in Nederland twee keer zo vaak wordt aangeschaft als in Zuid-Afrika is afhankelijk van meerdere factoren rond de ontwikkelingen van de boekenmarkt, de aard van de leescultuur en de financiële situatie van het publiek.
Ik geloof dat een van de belangrijkste factoren voor het relatieve succes van het boek hier te lande te maken heeft met het uitnemende gehalte van de Nederlandse vertaling. De Nederlandse vertaler kon meteen na het verschijnen van het Afrikaanse boek beginnen en voltooide het werk binnen een jaar, nog voor de Engelse vertaling. Het proces ging gepaard met een voor mij uiterst leerzame samenwerking met de vertaler. Riet heeft niet minder dan werk van zeventien Afrikaanse auteurs uit het Afrikaans in het Nederlands vertaald (waaronder ook, in samenwerking met Robert Dorsman, mijn eerste roman Triomf). Haar vertaaloeuvre omvat meer dan 43 titels, en daarbij nog korte verhalen, opstellen, essays en de handelseditie van het proefschrift van Ena Jansen over de onlangs overleden Elisabeth Eybers, de Afrikaanse dichter in Nederland. Het is onder andere deze brede ervaring met verschillende registers van het Afrikaans die voor mij merkbaar was in haar aanpak van Agaat.
Van beide romans werd er aanvankelijk door recensenten beweerd dat ze moeilijk zo niet onvertaalbaar zouden zijn vanwege het specifieke ontwerp van soorten Afrikaans, de overdaad aan verwijzingen en de poëtische inslag. Waar de vertaaluitdaging in Triomf zetelt in het mengsel van Engels en Afrikaans en het specifieke van talige uitdrukkingen geïnspireerd op een bepaalde blanke onderklasse in Zuid-Afrika, de grove manier van spreken, platte humor, gruwelijke raspejoratieven, zetelen de problemen in Agaat in het soms archaïsche plattelandse Afrikaans en de diversiteit aan volkse zegswijzen, gespecialiseerde boerderij-, schapenteelt- en andere technische terminologieën. Riet moest bijvoorbeeld uitzoeken wat een lipstrop (praam) is en wat een galopeg (schud-eg) is in het Nederlands en ze moest equivalente kruiden importeren als IJzerhard. Ze moest equivalenten zoeken voor rijmpjes als aljander, aljander deur die bos: ‘Van je voort voort voort, rijdt de koning door de poort’. En dan waren er al die puzzels die zij moest oplossen over volksnamen van Afrikaanse insecten en dieren, plus nog allerlei liedjes, kleuterrijmpjes en vaste uitdrukkingen. Daarbij kwam nog dat de verteller in vier verschillende registers vertelt en daarmee samenhangend in meerdere overeenkomstige grammaticale tijden. Agaat zit vol literaire verwijzingen en toespelingen en bezit een ver uitgewerkte structuur van beelden, metaforen en klankeffecten die zich dikwijls verdichten tot poëzie. Dit hele gedoe met het Afrikaans had natuurlijk zijn redenen maar daar wil ik nu niet bij stilstaan.
Ik wil nu enkele voorbeelden aanhalen van een van de belangrijkste uitdagingen in de vertaling van Agaat, namelijk de wending naar iets wat meer naar poëtische taal neigt dan dat het proza is. In deze twee voorbeelden gaat het over geboorte en kunst, onderwerpen die beslist de dichter in elke romanschrijver dwingt uit de kast te komen. U kunt horen hoe succesvol de vertaler de poëtische cadensen in het Afrikaans overbrengt naar het Nederlands, iets wat vooral ritmisch problemen op kan werpen door het aantal syllabes in de Nederlandse meervouds- en infinitiefvormen van het werkwoord en ook vanwege de klank van het sterke werkwoord in het imperfectum. Zoals u weet hebben we in het Afrikaans een erg vereenvoudigd werkwoord in tijds- en persoonsvormen. Vooral het personage Agaat wordt een soort dichterlijk Afrikaans in de mond gelegd, een taaltje dat bijvoorbeeld gebruikt wordt om koeien aan te moedigen bij het kalven. Het is geen ‘horse whispering’ maar ‘cow whispering’, het bestaat ook niet in officieel Afrikaans, het is ontworpen voor Agaat wanneer ze Milla bijstaat bij haar bevalling.
Nou móét jy, nou móét jy! Agaat het mooigepraat. Saggies, vinnig, dringend, die taal wat jy met die Simmentalers gepraat het wat so moeilik gekalf het.
Nou vát ’n asem nou, ’n windeling , ’n dréún
maak jou óp nou klein tradouw
klein karnemelk staan rég
nou trék ek jou même d’r óre vórentoe
móéder makóú, móedertjie kóé
make púnt met die kónt van jou
nousienjy die kaap!
nou nou nóú drúk nou die moer
bláás op die vleie
gooi dese móérbees van jou úit uit die krát
gooi óm die róére van dáttem
gooi uit die ýster
stóót hom
géé hom
géé hom kalfie vir my aan
géé die bloekomblóm
gee hom in die nés die ká-keling
ái! (Afrikaans, 189)
Kom houd die adem vast, een windeling, een dréún
kom óp mijn kleine tradouw
klein’karnemelk ik sta klaar
nou trék ik je mamma’s oren naar voren
móéder móédertje makóú kóé
je kont op een púnt kom óp
nouziejedekaap!
nou nou nóú pérsen jij moertje
bláás op de kreek
gooi dit moedersbeest uit het gat
gooi het roer om van dattum
geef’m van jetje
stoot’t
duw’t
geef me
geef me je kalfje aan
geef de blauwgombloem
duw’m in’t nest die kak-keling
ái! (Nederlandse vertaling, 155)
Over de kunst, lezen we de Afrikaanse, de Nederlandse en de Engelse versie van een stukje tekst over borduurwerk. Het stukje is eigenlijk een uitbeelding van elke schrijf- en vertaalhandeling. Borduren is typisch wat een schrijver en een vertaler met taal doen. Spelen en patronen maken. De draden van schering en inslag verwringen en anders maken. De Wolk van Onwetendheid laat niet veel anders toe. Weer wordt Agaat aangehaald en weer oreert ze in haar zelfgemaakte rijmpjestaal die vooral ritmische eisen stelt aan de vertaler. Beide vertalers hebben gekozen voor het behoud van de muziek boven de letterlijke vertaling van ieder woord afzonderlijk.
Jy rek dit en trek dit en bind dit tesame, het jy gesê, jy boor dit en prik dit, jy vang dit en glip dit, jy gly dit in garingdraadrame, jy hou dit en bou dit, verdik en verdun dit, jy kleur dit en bleik dit en trek dit weer uit, jy ryg op die stippel, jy spook met patroon, jy wikkel en spikkel in rye en range, en strepies en bogies en bruggies en trappies, en kruise en speke van dakke en damme, jy spoor dit en vul dit en span dit in bane en kyk net wat word daar gemaak van die stof, ’n storie ’n rympie, ’n prent vir die sloop, vir die sprei oor die bed, vir die slag om die mou, vir die doek op die tafel, vir die vierde rok van ’n vrou. (Afrikaans, 673)
Jij rekt dit en trekt dat en bindt het bij elkaar, had je gezegd, je boort hier en je prikt daar, je pakt dit en je laat dat glippen, je laat dit in het garenraam glijden, je houd het vast en je bouwt het op, maakt dit dik en dat dun, je kleurt dit en bleekt dat en haalt het weer uit, je rijgt op de stippen, je spookt met het patroon, je wikkelt en spikkelt in rijen en ritsen, in strepen en boogjes en brugjes en trapjes, en kruisies en spaken van daken en dammen, je spoort dit en vult dat en spant het in banen en je ziet wat er is gemaakt van de stof, een verhaal, een versje, een plaatje voor een sloop, voor de sprei op het bed, voor de omslag van de mouw, voor het kleed op de tafel, voor de vierde jurk van de vrouw. (Nederlandse vertaling, 543)
You fetch it and stretch it and tie it together, you said, you prod it and prick it, you slip it and snip it, you slide it in cotton-thread frames, you hold it and fold it, you pleat it and ply it, you bleach it and dye it and unravel again, you stitch on the stipple, you struggle with pattern, you deck it and speck it in rows and in ranks, in steps and in stripes and arches and bridges, and crosses and jambs of doors and of dams, you trace it and track it and fill it and span it and just see what’s come of the cloth, a story, a rhyme, a picture for the pillow, for the spread on the bed, for the band round the cuff, for the cloth on the table, for the fourth dress of woman. (Engelse vertaling, 649)
Tot slot zou ik nog willen opmerken dat zowel de Nederlandse als de Engelse vertaler iets heel belangrijks heeft begrepen in verband met getrouw zijn als het om de vertaling gaat, namelijk dat je soms ontrouw moet zijn aan de letter met het doel getrouw te zijn aan de totale opzet, het totale teksteffect, zoals Eco het noemt, van een werk. Onder de synoniemen van ‘getrouwheid’ zul je in het woordenboek tevergeefs naar ‘exactheid’ zoeken. Wat er wel staat als synoniem is ‘loyaliteit’, ‘toewijding’, ‘bondgenootschap’. In het Engelse woordenboek staat onder ‘faithful’ ook nog als synoniem ‘piety’, wat wil zeggen: vroomheid (Eco: 192).
En dat is dan ook precies waarom ik geen goede vertaler zou zijn, en ook geen voorbeeldige mystica. Als ikzelf iets vertaal ontbreekt mij de vroomheid ten opzichte van de bron, vooral als het poëzie betreft. Ik vind de opgepoetste heftigere taal van een gedicht vaak te aanstekelijk om hem met vroomheid te behandelen, en voor ik het weet begin ik maar al te lekker bij te dichten en te herdichten. Al improviserend spui ik dan welwetend regenboogwolken. Ik geef een voorbeeld van een strofe die ik probeerde te vertalen uit een nogal romantisch bevlogen gedicht van Peter Viereck. Ik kon het niet laten om een naar mijn mening slappe frase in het Engels ‘sweep of lawn’ op te leuken met iets zwierigs en ouderwets in het Afrikaans – ‘wiegende swad van die berm’ – en wel omdat ik meen dat het helemaal in stijl is met het totale teksteffect! Mijn kleine prestatie is hier dat ik erin geslaagd ben om slechts vijf woorden meer te gebruiken in het Afrikaans dan in het Engels (178 woorden) waarvan wel twee de tweede ‘nie’ van ons dubbele negatief zijn! Verder moest ik de ‘August’ van Viereck in een Westkaapse Oktober vertalen, anders was het niet de juiste kleur groen!
Strofe XII uit ‘Stanzas in Love with Life and August’
How dark, how deep the green of August glows!
Thinks not of all the death it fed upon.
Thinks not of all the life its death will feed.
One hour – O deepening foliage, sweep of lawn,
Heavy green of August – pause before you’re gone,
Life scented, knee-deep-hugging, eerie grass,
Good bluegreen spruce, free unpruned hedge and heath,
Calm moss, wait long. Glow long enough for us,
Petal of the pond-scum, drowner’s floating wreath,
Whose bees are frogs in emerald flowers. Slow moss,
Glow long. Deep-breathing, flush-cheeked August, bleed
Your ebb’s arterial green in slower tide
Back down into the loam you lean upon.
We pause as long an hour as August does;
Crisscrossed in dark directions overhead,
Hot comets hurt each other as they pass;
Cold moles grub past each other underneath;
All pause as short an hour as August does.
Eyes have met eyes while all that green stood still;
Though it took but one small breeze to burst that spell, –
When eyes pass eyes as dark as August glows,
Eyes shall glance backward after August goes.
(Viereck, 234–248)
Die groen van Oktober
Hoe diep, hoe donker gloei die groen van Oktober!
Sy dink nie hoe sy leef van die veelvuldige dood nie.
Sy dink nie hoe die lewendes op haar einde sal aas nie.
Verwyl – o dragtige lower, wiegende swad van die berm,
Heftige groen van Oktober – een uur maar voor jy slink.
Bronstig-geurende, kniediep omhelsende begeesterde gras,
Brawe blougroen den, onsnoeibaar verwilderde heg en wei,
Besonke mos, talm lank. Gloei lank genoeg vir ons,
Blom van die kroos, ’n drenkeling se drywende grafboeket,
Wie se bye kikvorse is in ’n kroon van smarag. Talmende mos,
Volhard in jou gloed. Gul-ademende blosende wang van Oktober, slaak
langsamer die binneaarse swang van jou groen verset,
Tree terug in die turf wat jou stut.
Ons duur dieselfde uur waarin Oktober haar groen verdoen;
Oorhoofs in donker rigtings
Verskroei komete mekaar
Ondergronds groef koel molle elkander verby;
Alles huiwer in die korte stonde waarin Oktober toef.
Blikke gewissel in hierdie ban van groen,
Word deur een klein windstoot onttower, -
Oë wat mekaar verpas so diep as wat Oktober dooi,
Sal terugkyk, terug, as binnekort Oktober sig voltooi.
Toespraak gehouden ter afsluiting van de symposiumdag van de Literaire Vertaaldagen op 14 december 2007 te Utrecht. Vertaling Riet de Jong-Goossens.
Bibliografie
Abrams, M.H. (ed.). The Norton Anthology of English Literature. 6th edition, Vol 1. London: Norton, 1993.
Eco, Umberto. Mouse or Rat. Translation as Negotiation. London: Weidenfeld & Nicolson, 2003.
Couttenier, P. (ed.). Guido Gezelle, Mijn dichten, mijn geliefde.Gent: Poëziecentrum, 1994.
Goethe. J.W. Faust. Goethes Werke. Hamburg: Christian Wegener Verlag, 1957.
Radice, Betty (ed.). The Cloud of Unknowing. Hammondsworth: Penguin Classics, 1978.
Stevens, Wallace. Selected poems. London: Faber & Faber, 1986.
Viereck, Peter. Tide and Continuities, Last and First Poems 1995-1938. Fayetteville: The University of Arkansas Press, 1995.