De Amerikaan Dale Peck heeft drie gunstig beoordeelde romans op zijn naam staan, maar heeft vooral naam gemaakt met zijn hakbijl, die te bewonderen is op de omslag van zijn bundel kritieken. Zijn virulente opmerkingen over de grandioze stijl van de generatie Amerikaanse schrijvers die al sinds de jaren negentig de toon zetten vond weerklank bij andere lezers die niet heelhuids door Thomas Pynchons Gravity’s Rainbow zijn gekomen. Hij begon zijn recensie van The Black Veil met de zin ‘Rick Moody is de slechtste schrijver van zijn generatie’ en trok verder onder meer Jonathan Franzen, Dave Eggers en David Foster Wallace in het modderbad, allemaal ‘erfgenamen van de failliet verklaarde traditie die begon met de woordendiarree van Ulysses’. Ook Jonathan Lethem, die nog maar pas zijn plaats in dit selecte clubje wist te veroveren, kon geen genade vinden.
Wie Lethems Motherless Brooklyn (vertaald als De Minna Mannen door Dons Reerink) leest, moet dit enigszins verrassend vinden. Motherless Brooklyn is een zeer goed geschreven, vlot lezende roman die spannend-groteske misdaadscènes in zijn stadsfresco’s plaatst, zonder een spoor van de pedanterie waaraan een D.F. Wallace zich soms wel degelijk te buiten gaat. Met opvolger The Fortress of Solitude (Doubleday 2003) is dat enigszins anders: in die Great American Novel verbreedt Lethem niet alleen zijn blikveld – het Brooklyn van de jaren zeventig tot nu – maar neemt hij ook de uitdaging aan van de nouvelle vague van hooggeschoolde auteurs, die wereld- en boekenwijsheid in meanderende zinnen gieten die vaak net niet vast lopen. Stilistisch fietsen de encyclopedisten maar al te graag zonder handen, maar het moet gezegd dat ze zelden op hun gezicht gaan. Men mag ervan uitgaan dat de romans van William Gaddis of Richard Powers niet op de tafel van de gemiddelde Nederlandse vertaler terechtkomen. In dit geval vroeg uitgeverij Prometheus het aan Ed van Eeden (misdaadauteur en vertaler van onder meer Amin Maalouf en John Updike) en Richard Kwakkel (die vooral non-fictie vertaalde, onder meer een biografie van Soeharto en een boek over John Kerry). Het resultaat is geenszins een succes te noemen.
Het is niet makkelijk om dit (zeer) dikke boek te vertalen, met (veel) zinnen als de volgende: ‘He painted dragons and strongmen in the fashion of the posters of certain recently popular films, his skies full of billowy Maxfield Parrish clouds, his barbarians and gladiatrixes and even his dragons rendered with a uniform photorealist gloss, down to each feather and scale, down to each blond, blow-dried strand of their anachronistic haircuts.’ Opvallend in de hele Burcht van Eenzaamheid zijn de door-en-door Amerikaanse culturele referenties: Lethem put bijvoorbeeld heel veel inspiratie uit comic books, zowel voor couleur locale als voor de plot zelf (Maxfield Parrish was een illustrator die in het begin van de twintigste eeuw felle boekomslagen tekende). Maar in dit geval vormen die niet de belangrijkste taak, noch de moeilijkste hindernis voor de vertaler. Cruciaal bij vertalingen van werk van genoemde schrijvers is het ritme van die zinnen: het is vooral de kadans van dit soort zinnen waaraan stokebrandjes als Dale Peck zich storen en waar ondergetekende niet genoeg van kan krijgen. Van Eeden en Kwakkel doen het zo: ‘Hij schilderde draken en helden in de stijl die op sommige posters van populaire films te vinden was, zijn luchten zaten vol Maxfield Parrish-wolken, zijn barbaren en gladiatrices en zelfs zijn draken stonden er in uniforme fotorealistische glans op, nauwkeurig tot op iedere veer en schub, tot op ieder haartje van hun anachronistische kapsels.’ Dat ritme zit best goed, en dat geldt ook voor de vertaling in het algemeen.
Maar de vertaling is helaas zo slordig dat eenvoudige weglatingen en fouten de stilistische kwaliteiten teniet doen. De weglatingen, bijvoorbeeld, in de vertaling van de zonet geciteerde (en werkelijk lukraak gekozen) zin springen onmiddellijk in het oog: Nederlandse lezers zullen het moeten stellen zonder de mededeling dat het haar van barbaren en/of met zwaarden kletterende vrouwen blond was en dat het met de haardroger wat meer volume had gekregen. Daarmee moeten ze ook een deel van de subtiele karakteriseringen missen waarmee Lethem elke alinea optuigt, die immers weet wat iconen en icoontjes waard zijn. Ook het ‘recently’ van ‘recently popular films’ is onvertaald gebleven: cruciaal is dat woord natuurlijk niet in deze context, want de lezer kan het tijdskader zelf wel invullen, maar het benadrukt wel het zelfbewustzijn van Lethems proza (nog zo’n eigenschap waar Dale Peck woest van wordt) – in die tijd was de populariteit van de bedoelde films nog nieuw, toen, weetjewel. Een andere weglating is ‘billowy’: een moeilijk vertaalbaar woord, zeker in combinatie met ‘clouds’, maar gezien Parrish’ wolken had ‘woeste wolken’ best gekund.
Op een andere plaats krijgt de lezer van de vertaling zelfs het omgekeerde van het origineel te lezen: de versleten huid van het verder onbelangrijke personage Howard Zingerman ('[...] but the skin of his hands and face was papery, drained of vitality’) is in het Nederlands een stuk levensvatbaarder geworden: ‘maar de huid van zijn handen en gezicht was droog en gezond’. Ook als daar eigenlijk ‘ongezond’ had moeten staan – en het prefix er door een onoplettendheid bij was ingeschoten - dan was deze vertaling een pak minder sprekend geweest dan het origineel. Een laatste voorbeeld: in een boek dat bol staat van de muzikale referenties kan ‘photocopied flyers for Stuyvesant bands’ niet vertaald worden als ‘gekopieerde foldertjes voor de bendes van Stuyvesant’.
Dat is jammer, want het is duidelijk dat vertalers Van Eeden en Kwakkel iets in hun mars hebben en ook de stilistische grandeur van een Lethem aankunnen. Zoals wel vaker bij Nederlandse vertalingen van potentiële bestsellers valt het te vrezen dat de vertalers een veel betere tekst hadden kunnen afleveren als ze meer tijd hadden gehad. Zo blijkt weer dat in vertaaljaar 2004 de druk op het vertaalbedrijf in alle geval niet is afgenomen.
Jonathan Lethem, De burcht van eenzaamheid. Vertaald door Ed van Eeden en Richard Kwakkel. Amsterdam: Prometheus, 2004.