Abstract: Over de vertaling door Jan H. Mysjkin van Schwarze Spiegel, het slotdeel van Arno Schmidts trilogie Nobodaddy’s Kinder.
Wat me uit mijn studietijd nog aan geschiedenis van de taalwetenschap is bijgebleven, is de definitie van taal van Wilhelm von Humboldt, die als schepper van de algemene taalwetenschap wordt beschouwd. Hij zag taal als ‘energeia’ (activiteit) en niet als ‘ergon’ (product van de activiteit). Ik moest eraan denken toen ik Schwarze Spiegel, het slotdeel van Arno Schmidts trilogie Nobodaddy’s Kinder, in de Nederlandse vertaling van Jan H. Mysjkin las. Niet alleen steekt er verbazend veel energie in het origineel en is er onnoemelijk veel energie gekropen in de vertaling, er wordt ook van de lezer heel wat activiteit verlangd. Je wordt, net als de vertaler, door de tekst bijna gedwongen om woordenboeken en encyclopedieën te raadplegen, en het vreemde is dat die uitdaging het leesplezier niet in de weg staat, integendeel. Dat komt omdat Schmidts proza tegelijk heel zintuiglijk en reflecterend is. Maar je kan het haast niet lezen zonder nieuwsgierig te worden naar het origineel. En als je dat naast de vertaling legt, komen er nog veel meer woordenboeken en encyclopedieën aan te pas. Omdat heel wat vertaalkeuzes vragen oproepen: waarom precies dit woord, die zinswending, zou ik het niet anders hebben gedaan? In de meeste gevallen blijken de oplossingen van Mysjkin schitterende, verantwoorde vondsten te zijn, in een klein aantal gevallen blijft de twijfel.
Ik heb bewondering voor het geduld waarmee hij al het opzoekwerk gedaan heeft voor wat de meer ‘technische’ dingen betreft: de wiskunde, het bouwvakkersjargon, het taalgebruik uit de negentiende eeuw... Maar er is meer.
Uit de bundel ‘Gedicht en omgedicht’, waarin Paul Claes en Frans Denissen in 1993 een bundeling van dertig jaar wereld poëzie in vertaling selecteerden, haal ik een verantwoording van Mysjkins niet-metrische vertaling van een Dante-fragment. Hij vindt dat ‘het demonteren en transponeren van stilistische procédés wel eens een beter idee van een tekst kan geven dan een klakkeloze weergave’. In demonteren en transponeren is hij ondertussen expert geworden, dat bewijst o.a. het hele vertaalproject van Arno Schmidts trilogie. Twee voorbeelden uit de vele: Schmidt maakt zich vrolijk over de muziek van Duke Ellington en beschrijft wat er bij de ‘potpourri’ zoal aan tekst komt kijken: ‘“Ich liebe dich!!” betheuerte (mit “h”) ein Männerchor so infernalisch dröhnend, dass es mir eiskalt über den Rücken lief’. In de vertaling wordt het: ‘“Ik hou van jou!!” bezwoer een mannenkoor met zo’n helsch (‘s-c-h’) gedreun, dat ijskoude rillingen over mijn rug liepen’. En: ‘Ich tappte finstere Treppen empor’: ‘Ik liep op de tast donkere trappen op.’
Tegelijk blijft Mysjkin echter ‘vertaalknecht’, zoals hij in een eerder artikel in Filter (december 1996) naar aanleiding van de vertaling van het eerste deel van de trilogie, Uit het leven van een faun, zuchtend besluit. Die vaststelling heeft betrekking op de fouten waarop hij de auteur betrapt, voornamelijk anachronismen, en waar hij zich bij neerlegt, omdat zelfs de vorsers niet meer overal kunnen achterhalen in hoeverre die bewust zijn aangebracht. Zelfs als je als vertaler vindt dat de auteur op een aantal punten heeft gefaald omdat de anachronismen een generatie later hun eventuele functie niet meer vervullen omdat ze niet meer als anachronisme kunnen worden herkend, kun je toch niet anders dan ze over te nemen. Het gaat me nu even niet om dit specifieke vertaalprobleem. Af en toe rees bij mij de vraag of Mysjkin niet te veel vertaalknecht is geweest door alle moeilijkheden in de Duitse tekst ook in het Nederlands te willen overbrengen en of de Nederlandstalige lezer soms niet meer gebaat was geweest met een ietwat meer vervlakkende vertaling. De vervreemding die door Schmidts stijl, zijn woordvervormingen en ongrammaticale zinsbouw, zijn toespelingen op allerhande historische gebeurtenissen en taalspelletjes, ook voor een Duitse lezer het lezen van zijn werk soms op het oplossen van een kruiswoordraadsel doet lijken, is in het Nederlands natuurlijk nog groter omdat de context waaruit die Duitse lezer kan putten, niet evident is voor wie de Duitse geschiedenis en cultuur niet, of alleszins minder kent. Uit mijn correspondentie met de vertaler bleek dat de vraag wel degelijk aan bod is gekomen in verband met sommige keuzes. Jan Mysjkin heeft een beroep kunnen doen op een native speaker als meelezer (Ilja Braun, die trouwens expliciet vermeld wordt in het colofon). Het viel me op dat het woord ‘niemand’ op de meeste plaatsen (vb. p. 18, ‘ik had Niemand nodig’, p. 47, ‘zo klein is Niemand’ en p. 78, ‘terwijl je verder Niemand aantreft’) met een hoofdletter werd geschreven (op p. 6 dan weer niet: ‘waar het niemand meer hinderde’, terwijl de woorden ‘Alles’ en ‘Jeder’ in het Duits ook, ongebruikelijk, een hoofdletter krijgen, en in het Nederlands niet. In zijn antwoord op mijn vraag schrijft Mysjkin: ‘Het was een heikel punt. Ilja Braun vond dat de hoofdletters overal moesten worden bewaard, Joris van Groningen (Nederlandstalige meelezer) en ik vonden dat de vervreemding in het Nederlands veel groter is dan in het Duits [omdat substantieven in het Duits altijd een hoofdletter krijgen en je ‘Niemand’,’Jeder’ en’ Alles’ met wat goede wil als substantieven zou kunnen beschouwen, hk] en dat het dus niet systematisch kon worden overgenomen. Ik heb ‘Niemand’ met een hoofdletter gelaten waar ik vond dat het ook (overdrachtelijk) kon worden geïnterpreteerd in de zin van Odysseus’ list tegenover de cycloop [en waar ‘niemand’ dus een gepersonifieerd niet-iemand is, hk]. Ik denk dat de persoonlijke afweging van de vertaler hier altijd de doorslag zal geven, veeleer dan een strakke regel.’ Op die conclusie valt uiteraard niets af te dingen, maar het zijn wel dit soort beslissingen die het de lezer van het vertaalde werk nog moeilijker maken dan het al is en het is zeer de vraag of de auteur ook aan Odysseus heeft gedacht toen hij zijn ongebruikelijke hoofdletters gebruikte.
Ik keek even vreemd op toen ik in de Nederlandse tekst het citaat ‘Blende ihn mit deinen [sic] Schein’ in het Duits zag staan. Waarom geen Nederlands equivalent? Mysjkin heeft er een heel aanvaardbare verklaring voor: ‘Als je alle citaten ‒ in welke taal dan ook ‒ zou moeten vertalen in het Nederlands, doe je onrecht aan de stijl van Schmidt, die het niet kan laten om in elke tekst citaten uit een dozijn talen rond te strooien. Daarom mag er best ook iets in het Duits bewaard blijven. De vraag is wat. Bovenstaand citaat was geknipt vanwege het dubbelzinnige gebruik van ‘Schein’ [‘schijn’ en ‘bankbiljet’, hk]. Daar heeft de lezer die geen Duits kent verder geen boodschap aan, maar dat is het probleem niet: Schmidt zit vol met zulke raadseltjes.’ Ik geef toe, het is een mooi, inderdaad haast onvertaalbaar citaat in het Duits. Maar moet je de Nederlandstalige lezer nog extra raadseltjes geven?
En dan nu wat detailkritiek. Op p. 19 staat ‘er schoot me een fantastische vertelling te binnen: kleine gevleugelde gifslangen die, met name in het donker, rondzwermen; vreselijke gevolgen (en verzon op stoot de ouderwetse titel: Achamoth (...).’ In het Duits luidt het: ‘für eine phantastische Erzählung fiel mir ein: kleine geflügelte Giftschlangen, die (...)’ Ik interpreteer de Duitse tekst zo: wat volgt (de kleine gevleugelde gifslangen), zijn ingrediënten voor een fantastische vertelling ‒ en dat staat er niét in het Nederlands.
Op p. 21: ‘één patroon moest op als vrijkaartje voor de tocht op de bonnefooi altijd in de colt blijven’: volgens mijn woordenboek is ‘op de bonnefooi’: op goed geluk, ‘ik ben er maar op de bonnefooi heengegaan’, ‘op de bonnefooi rondzwerven’. In het Duits staat er: ‘die Fahrt ins Blaue’ en uit de context kan je toch niet anders dan afleiden dat het hier om het schot gaat waarmee hij in geval van nood een einde aan zijn leven kan maken. Natuurlijk betekent ‘ins Blaue’ ook ‘in het wilde weg’, ‘erop los’, maar ook ‘met onbekende bestemming’ en die betekenis lijkt me in dit geval veel meer van toepassing. Antwoord van Mysjkin: ‘Op de bonnefooi’ omdat er ook het Franse ‘bonne foi’ in zit (terwijl Schmidt uiteraard alleen handelt uit ‘mauvaise foi’). Dat vind ik dus heel erg ver gezocht.
Op p. 42: waarom is ‘eine Wolkenmorlocke’ een ‘moorlokwolk’ geworden? Ik begrijp niet waarom het hoofdsubstantief is vervangen door een in het Duits bepalend substantief. Misschien heeft het ritme of de klank de lapsus veroorzaakt.
Op p. 55 ontmoet de ik-figuur de vrouw waarop hij verliefd wordt: ‘Nu zag ik de schurk heel duidelijk’ als vertaling voor ‘jetzt sah ich den Buben ganz deutlich’; ik zou hier voor het neutralere ‘knaap’ hebben gekozen (de gewone betekenis van ‘Bub ‘, en niet, zoals Mysjkin doet, de ouderwetse uitdrukking ‘Bube’ voor schurk, kwajongen), omdat Schmidt volgens mij hier al aangeeft dat het om een tengere figuur gaat, die hem nu hij ‘hem’ duidelijk ziet eerst een knaap lijkt en later een vrouw blijkt te zijn.
P. 25: “al-le-ie t-zus’ als vertaling voor ‘hei-li-ges Etwas’: ik zie wel wat de vertaler gedaan heeft, ‘allejezus’ veralgemeend door er ‘iet’ in te lassen, maar mij lijkt het Nederlands veel ongebruikelijker dan de Duitse uitdrukking ‒ ik snapte ze tenminste niet tot ik de Duitse zag. Bon, dat is misschien een kwestie van goed lezen en je hersenen en deductievermogen gebruiken, maar ik vraag me toch af hoever je kan gaan in het inschatten van het begripsvermogen van een lezer die het zonder het origineel moet stellen. Anderzijds: wie weet is hier een uitdrukking gecreëerd die door even overtuigde atheïsten als Schmidt als alternatieve krachtterm kan worden gebruikt!
P. 71: ‘Lisa hatte heut ihren würdigen Tag’ wordt door Mysjkin vertaald met ‘Lisa hees de vlag vandaag’. De lezer wordt hier op het verkeerde been gezet, omdat hij een link legt met de voorgaande alinea, waarin het over een zeilschip gaat. Een link die in het Duits totaal ontbreekt. In het Nederlands bestaat de uitdrukking voor ongesteld zijn ‘de (rode) vlag hangt uit, waait’. Als er had gestaan ‘Bij Lisa hing vandaag de rode vlag uit’, had de lezer allicht meteen gesnapt waar het over ging (nu krijg je het pas naderhand mee, àls je ten minste weet welke opruimsyndromen bij sommige vrouwen in de menstruatieperiode horen).
Het woord ‘Moor’ wordt afwisselend vertaald met ‘veen’ (p. 22) en met ‘broekland’ (p. 23). De plaatsbepaling ‘Ostermoor’ wordt ‘Ostermoeren’. Met die andersoortige vertaling van de plaatsbepaling heb ik geen moeite, er zijn inderdaad plaatsnamen in Vlaanderen (en misschien ook in Nederland?) die op die manier naar moerassen verwijzen. Ik zie echter geen enkele reden om hetzelfde woord in de brontaal in dezelfde context met een verschillend woord te vertalen. Dat is een principiële vraag. Soms is de verleiding groot om afwisselende termen in de doeltaal te gebruiken. Jan Mysjkin vindt dat, zolang het niet om sleutelwoorden gaat, dit in principe en in de praktijk geen probleem vormt. Het heeft natuurlijk alles te maken met hoeveel belang je hecht aan de brontekst en hoeveel aan de doeltekst.
En ten slotte: de allerlaatste zinnen. Voor de duidelijkheid geef ik even de twee laatste alinea’s in het Duits:
Gegen Morgen kam Gewölk auf (und Regenschauer). Frischer gelber Rauch wehte mich an: mein Ofen! So verliess ich den Wald und schob mich ans Haus: der letzte Mensch.
Noch einmal den Kopf hoch: da stand er grün in hellroten Morgenwolken. Reif in Wiesenstücken. Auch Wind kam auf. Wind.
In het Nederlands staat er: ‘Groen hing ze in helderrode morgenwolken’. Ik begrijp niet goed hoe die vrouwelijke vorm er is gekomen en kan alleen maar besluiten dat de vertaler onder ‘er’ ‘der Mond’ begrijpt, een maan die voor een Vlaming vrouwelijk is. Maar de reden waarom die ‘er’ zo geïnterpreteerd wordt, is me niet helemaal duidelijk: omdat het ochtend is en de ‘er’ nog een keer de kop opsteekt en omdat de maan een constante is in de hele trilogie? Maar is dat geen verregaande interpretatie? Op deze manier verwijst de ‘er’ naar een woord dat vier paragrafen hoger staat! Terwijl het toch voor de hand zou liggen om de ‘er’ te laten aansluiten bij het veel dichterbij liggende ‘der letzte Mensch’. Die zou toch net zo goed groen kunnen ‘staan’ (en niet ‘hangen’ dan) in de ochtendwolken?
Veel voorzichtige vragen, want bij een Arno Schmidt weet je het maar nooit. De titel van deze roman komt uit een zinnetje dat bijna programmatisch is: ‘Zwarte spiegels lagen overal in het rond; twijgen geweiden mijn gezicht en dropen haastig. (“Heeft veel geregend” heet dat in eenvoudige taal.)’ Een mooie vertaling overigens, dat laatste, van ‘auf Einfachdeutsch’, de Franse en de Engelse vertaler zijn in de val getrapt met respectievelijk ‘pour parler allemand’ en ‘in plain German’. ‘Eenvoudig’ mag het nu juist niet zijn bij Schmidt, en dat is het ook allerminst in de vertaling. Maar authentiek en beklijvend is het alleszins, en daarom alleen al verdient de vertaler de pluim van het vertaaljaar.