Abstract: Vertalen als infotainment: de auteurs rapporteren over hun interactieve rubriek 'Ondertitelaar!' die in 2000 in twintig aflevering in de Volkskrant verscheen.
‘Er staat iets anders dan wat ze zeggen’. ‘Er staan ontzettend veel fouten in de ondertiteling’. ‘Ze vertalen maar de helft van wat er gezegd wordt’. Sinds wij het vak van ondertitelaar uitoefenden, hoorden we ook van de intelligenten en geschoolden onder onze vrienden en kennissen de meest ongenuanceerde uitspraken over de kwaliteit van televisievertalingen. Wanneer je om voorbeelden vroeg, wisten sommigen nog weleens een aardige blooper te vertellen uit een serie van twintig jaar terug, maar meestal bleef het bij een meewarig hoofdschudden. Anderen beweerden zonder een spier te vertrekken dat ze de ondertiteling nooit lazen. Een collega-ondertitelaar vertelde eens dat ze op feestjes al lang geen eerlijk antwoord meer gaf als men naar haar beroep informeerde.
Kortom, het was tijd voor wat voorlichting. Noem het missiewerk. Ondertitelaars, die hardwerkende, consciëntieuze en deskundige professionals, verdienden wat meer eer van hun werk. Erg genoeg dat een speelfilm waar zo’n vier dagen ondertitelwerk in zit in anderhalf uur voorbij flitst. Parels voor de zwijnen! De beste manier om het onbegrip en de misvattingen te bestrijden was om al die stuurlui aan wal de kans te geven om het beter te doen. Zo ontstond het idee voor de interactieve rubriek 'Ondertitelaar!' waarvan in de tweede helft van het vorig jaar 20 afleveringen verschenen in de Volkskrant en die nu nog te volgen is op de Volkskrant-website.
De repeterende boodschap van de rubriek is dat ondertitelen een heel bijzondere vorm van vertalen is. Ondertitelhistoricus Bert Stroo heeft al eens in Filter uitgelegd waarom de ondertitelaar meer weg heeft van de vroegere explicateur die in de bioscoop stomme films van commentaar voorzag, dan van een vertaler in de eigenlijke zin. In de woorden van NOB-eindredacteur Martijn Koek: ‘Ondertitelaars vertalen niet wat er gezegd wordt, maar wat er bedoeld wordt’. Een wetmatigheid die kennelijk niet doordringt tot het brein tijdens het (onbewust) consumeren van ondertitels. Iedereen leest ze ‒ op de Nederlandse televisie flitsen er in totaal zo’n dertig- tot veertigduizend per dag over het scherm-, iedereen heeft er een uitgesproken mening over, maar niemand ziet hoe de keuzes van de ondertitelaar nu eigenlijk tot stand komen.
Onder het motto ‘slechts door schade en schande wordt men wijs’, krijgen de lezers elke week een passage uit een nog uit te zenden televisieprogramma voorgeschoteld, met de nodige context en, heel belangrijk, een exacte opgave van het beschikbare aantal karakters. Want dat is misschien wel de hoofdoorzaak van de slechte verhouding tussen ondertitelaars en tv-kijkers: de laatsten weten meestal niet dat een integrale vertaling onmogelijk is. Het verschil tussen spreeksnelheid en leessnelheid dwingt de ondertitelaar om samenvattende vertaling te maken. Tegelijk maakt deze beperking de vaste vertaalopdracht voor veel lezers tot een geliefde puzzel, ‘een alternatief cryptogram’, of, zoals een andere inzender het noemde ‘een soort kruiswoordraadsel voor intellectuelen’. De aflevering erop volgt de bespreking van de opgave en selecteert een jury van ondertitel-eindredacteuren uit alle inzendingen de beste titel. De winnaar kan, op het moment dat het betreffende programma wordt uitgezonden, zijn vertaling op televisie zien.
Behalve ‘zendingsdrang’ hadden we ook de wil om te vermaken. Vertalen als infotainment, daar geloofden wij in. Gezien het aantal inzenders ‒ tot nu toe hebben enkele duizenden mensen een of meer keer een oplossing ingestuurd ‒ is vertalen inderdaad fun.
Voor ondertitelen geldt het heilige principe dat een vertaling niet leuker mag zijn dan het origineel. Daar vloeit uit voort dat je je (al te) komische vondsten vaak terzijde moet leggen. Reclameschrijvers kennen dat ook. ‘Kill your darlings,’ zeggen zij, zo leerden we van een trouwe inzender, zelf een copywriter. Dat veel lezers nolens volens dat principe met voeten treden draagt bij aan de amusementswaarde van de rubriek en schenkt ook ons, de schrijvers, een hoop plezier.
Een van de vertaalopdrachten, afkomstig uit de serie Moesha, luidde: ‘So where are you taking us for lunch? I have a taste for Italian. ‒ Oh, thats funny, ‘cause we had to budget for Dutch’. Het was uiteraard de bedoeling dat in de vertaling het ‘ieder voor zich betalen’ terug zou komen en dat er tevens een (woord)grap in zou zitten. De leukste oplossingen van die week die het scherm niet haalden:
[...] Ik opteer voor Italiaans. ‒ Waar wij op teren is onze eigen zak.
[...] Ik heb honger als een leeuw. ‒ Grappig, wij zijn zo arm als een rat.
[...] Ik heb zin in spaghetti. ‒ Maar we moeten wel de eindjes aan elkaar knopen.
[...] Ik heb zin in een Italiaan. ‒ Sorry, maar wij willen gewoon eten.
[... ] Ik hou van gado-gado. ‒ Wat leuk. Wij van samsam.
De winnende vertaling was:
Waar gaan jullie ons op trakteren? Italiaans? ‒ We dachten eigenlijk meer aan zelfbetaliaans.
Nog een taboe bij ondertiteling zijn vernederlandsingen van eigennamen, ‘Ajax-vertalingen’ of ‘batavomorfismen’ genoemd. Als een kledingstuk uit een goedkope textielketen in de ondertitels wordt aangeduid met ‘Zeemannetje’, denkt de kijker onmiddellijk: ‘Goh, zit de Zeeman ook al in Amerika?’ Dergelijke gedachten leiden de aandacht af van het programma zelf en dat is niet de bedoeling.
In een van de eerste aflevering van de rubriek vroegen we de lezers om een vertaling voor ‘No job, no boyfriend. I’d be singing duets with Billie Holiday’ (rechercheur Brescoe uit de politieserie Law & Order, wanneer er een meisje dood onder aan een brug wordt gevonden). Het werd een Polder-top 50 met André Hazes op 1, Mieke Telkamp op 2 en Marco Borsato op 3, gevolgd door Corrie Konings, Herman van Veen, Hans Dorrestijn, Pim Jacobs, Koos Alberts, Bonnie- St.Claire en vele andere Nederlandse artiesten. De winnende vertaling was: ‘Baan kwijt, vriend weg. Daar word je niet vrolijk van’. Een eervolle vermelding ging naar: ‘Geen baan, geen vriend. Ik zou gaan pokeren met Petrus’.
Hoe groot de verleiding is om namen te vernederlandsen bleek toen maanden later een vertaling gevraagd werd voor de zin ‘You want me to Kenneth Starr Jerry Green?’ uit de advocatenserie The Practice. (Met het werkwoord ‘Kenneth Starr’ werd bedoeld ‘het hemd van het lijf vragen’, op de manier zoals aanklager Kenneth Starr destijds bij Bill Clinton deed.) Een greep uit de oplossingen van de inzenders die het niet konden laten: ‘Moet ik Jerry Green Moskowitzen?’, ‘Moet ik Jerry Spongen?’, ‘Moet ik hem bakkerschutten?’, ‘De methode Frequin dus?’, ‘Moet ik Green Peperen?’
Toch zouden we onze lezers niet hardleers willen noemen. Integendeel. Tijdens de eerste weken van de rubriek spuiden velen hun gram over de vermeende slechte kwaliteit van de ondertiteling, maar al snel verstomde de kritiek, en kregen we meer en meer reacties waarin inzenders juist hun waardering uitten voor het ‘moeilijke werk van de ondertitelaar’. We hebben het idee dat de collega-ondertitelaar die op feestjes haar werkelijke beroep wijselijk verzweeg in een gezelschap van Volkskrantlezers inmiddels voorzichtig uit de kast kan komen.