Niet alleen verwoeste levens    29-33

Peter de Voogd

Abstract: Kritiek op De gezusters Brontë. Verwoeste levens, een selectie uit de brieven gekozen, vertaald en geannoteerd door Ria Loohuizen.

 

Mijn treurigste kennismaking met een Nederlandse vertaling van een literair werk uit het Engels vorig jaar was De gezusters Brontë. Verwoeste levens, een selectie uit de brieven (gekozen, vertaald en geannoteerd door Ria Loohuizen, Amsterdam: De Arbeiderspers). Mijn treurnis had niets met de keuze van brieven te maken, en ook niet met de duidelijk merkbare liefde voor het onderwerp die de vertaalster tentoonspreidt, maar met iets dat dieper ligt, en misschien wel steeds kenmerkender is voor de Nederlandse houding ten opzichte van het Engels. Iets dat kan worden vergeleken met het gebrek aan zelfkennis dat onze politici en captains of industry vertonen, die steeds maar weer zonder tolk op stap gaan en tenenkrommend (en voor de luisterende native speaker vaak onbegrijpelijk) Engels praten. Dat is immers een taal die iedereen al kent. Quad non. Iedere anglist zal het gevoel van radeloosheid herkennen dat zich van mij meester maakt wanneer ik een prominent Nederlander hoor stuntelen, zich van geen kwaad bewust, met een afschuwelijk accent onzin uitkramend in een taal waarin ik, nadat ik mij er meer dan een kwart eeuw in heb verdiept, nog steeds fouten maak. Soms denk ik dat het bekende fenomeen van het Nederlandse maaiveld, waardoor in onze cultuur iemand die zich ‘expert’ durft noemen met argwaan wordt bekeken, zich met name manifesteert bij het Engels, hierin gevoed door de Britse gewoonte zich positief uit te spreken over onze talenkennis.

De Nederlandse vertaalster houdt van de Brontës, en ze heeft zich in hen verdiept. Ze is naar de British Library gegaan, en naar Haworth, ze heeft iets van de achtergrond gelezen, en ze heeft een interessante keuze uit de briefwisseling van de Brontës vertaald. In een ‘Verantwoording’ schrijft ze, dat ze dank is verschuldigd aan de Brontë Society en de British Library die haar voorzagen van informatie en materiaal. Ik wilde, dat haar uitgever haar ook had verplicht te rade te gaan bij een in de negentiende eeuw gespecialiseerde Nederlandse anglist, die haar had kunnen behoeden voor enige geheel onnodige blunders (en mij voor mijn treurnis).

Ik geef een voorbeeld: de brief die Charlotte Brontë op 16 juni 1847 (Bloomsday avant la lettre!)schreef aan Thomas de Quincey, mede namens (en zo goed als zeker na overleg met) haar zusters. Zij gingen toen nog door het openbare leven onder hun schrijversnamen: Ellis, Acton en Currer Bell. Deze brief werd, met lichte accentverschillen, ook verstuurd aan Wordsworth, Tennyson en Lockhart, de invloedrijke literaire smaakmakers van die tijd, en het is hoogst waarschijnlijk dat zo’n belangrijke brief met meer dan gebruikelijke zorg zal zijn gecomponeerd:

Sir,

My relatives, Ellis and Acton Bell, and myself, heedless of the repeated warnings of various respectable publishers, have committed the rash act of printing a volume of poems.

The consequences predicted have, of course, overtaken us: our book is found to be a drug; no man needs it or heeds it. In the space of a year our publisher has disposed bui of two copies, and by what painful efforts he succeeded in getting rid of these two, himself only knows.

Before transferring the edition to the trunkmakers, we have decided on distributing as presents a few copies of what we cannot sell; and we beg to offer you one in an acknowledgment of the pleasure and profit we have often and long derived from your works. ‒ I am, sir, yours very respectfully,

Currer Bell

Deze korte en schijnbaar eenvoudige brief bevat heel wat voetangels en klemmen. Het begint al met het kale ‘Sir’. Vergelijking met andere brieven maakt duidelijk dat het niet Charlottes gewoonte was zo koel en zakelijk aan te heffen; dit kondigt al iets aan van de onderkoeld-ironische alinea’s die volgen. Het derde woord, ‘relatives’, is meteen een van die woorden die de vertaler dwingen tot een keuze: zijn dit nu in het algemeen familieleden, of naaste verwanten? En wat zijn de precieze equivalenten voor de hyperbolische woorden ‘heedless’ en ‘rash’? Hoe krijg je het korte rijm ‘needs it or heeds it’ erin, en hoe volg je de retorica van de woordvolgorde in de derde alinea, met de zorgvuldige duo’s ‘pleasure and profit’ en ‘often and long’. En tenslotte: wat doe je met de twee specifieke verwijzingen naar de wereld van het boek: de dichtbundel van de zussen was ‘a drug’ en moest dus naar de ‘trunkmakers’.

Het zal duidelijk zijn: in kort bestek bevat deze brief tijden cultuurgebonden vertaalproblemen die niet gemakkelijk op te lossen zijn. Ik herinner mij de moeite die indertijd Pieter Verhoeff (een voortreffelijk anglist) zich getroostte om de subtiliteiten van Sternes achttiende-eeuwse briefstijl om te zetten in het Nederlands, en hoe wij langdurige discussies hadden met Jan Kuiper, waarschijnlijk een van de zorgvuldigste redacteuren van Nederland, over de uiteindelijk gemaakte keuzes. Ik vrees dat de Arbeiderspers niet het voordeel van zo’n kritische redacteur heeft, en ik weet zeker dat de vertaalster niet zelf de hulp van Nederlandse deskundige heeft ingeroepen. Want kijk maar eens wat er van Brontës brief overblijft in de vertaling:

Geachte Heer,

Mijn familieleden Ellis en Acton Bell, alsmede ikzelf, hebben zonder acht te slaan op de herhaalde waarschuwingen van verscheidene respectabele uitgevers, de onbezonnen daad begaan een boekje met gedichten te laten drukken. Vanzelfsprekend waren wij verbouwereerd door de voorspelde gevolgen: ons boek blijkt een vergif te zijn; niemand heeft er behoefte aan en niemand neemt er nota van. In de tijdspanne van een jaar is onze uitgever erin geslaagd slechts twee exemplaren kwijt te raken, en alleen hijzelf mag weten wat een moeite en pijn het hem heeft gekost om van die twee exemplaren af te komen.

Alvorens de editie naar de opslagplaats te laten overbrengen, hebben wij besloten een paar exemplaren van wat wij toch niet kunnen verkopen als geschenk uit te delen. Wij bieden U er gaarne een aan, als dankbetuiging voor het plezier en het profijt dat wij vaak en gedurende lange tijd mochten hebben van uw werken.

Met de meeste hoogachting,

Currer Bell

Wat opvalt is de onnodige breedvoerigheid van het Nederlands. Brontës ‘Heer’ is niet ‘Geacht’, en die tweede zin van de tweede alinea had best wat korter gekund, en had dan ook recht gedaan aan de zorgvuldige (en van de standaard afwijkende) woordvolgorde (‘but of two’, ‘himself only knows’). Ook is in de derde alinea ‘toch’ overbodig. Anderzijds had iets gedaan moeten worden met het bewuste boekenvaktalige woordgebruik van ‘distributing’ (hier natuurlijk ‘verspreiden’, en zeker niet ‘uitdelen’).

Maar dat zijn kleinigheden vergeleken met de aperte onzin in deze vertaling: een vergif? een opslagplaats? Ook in haast moet het een vertaler, een proeflezer, een redacteur en een uitgever opvallen dat dit vreemd is. En de werkelijkheid is zo eenvoudig te achterhalen. Die ‘drug’ is natuurlijk geen vergif, noch een verdovend middel, maar een vaste negentiende-eeuwse uitdrukking: ‘a drug in the market’ was een winkeldochter, iets dat aan de straatstenen niet valt te slijten. De korte vertaling zou zijn geweest: ‘blijkt onverkoopbaar’. En wat die ‘opslagplaats’ betreft: zowel toen als nu werd een oplage die te lang bleef liggen door de uitgever van de schappen gehaald. De bedrukte vellen papier werden doorverkocht aan de koffermakers, die ze gebruikten als voering.

Helaas wordt ook elders de vertaling ontsierd door onkunde. Ik geef nog maar een klein doch schrijnend voorbeeld. In een brief van Anne Brontë aan Ellen Nussey wordt gewag gemaakt van de oostenwind, die ‘happily for all parties [...] no Jonger prevails’. Het was deze windrichting die de vervuilde lucht van het industriegebied van Leeds en Keighley naar Haworth blies en de tuberculeuze zusters aan het hoesten bracht. Hier is duidelijk niet begrepen dat het in deze passage gaat om het gevreesde ‘aanhouden’ (‘prevail’) van die pestilente wind en wordt onjuist vertaald: ‘gaat niet meer zo tekeer’. Wat zonde toch, dat niemand kritisch naar de vertaling heeft gekeken ‒ of dacht de Arbeiderspers dat een titel in het Privé-Domein binnen korte tijd toch wel verdwijnt uit de ‘opslagplaats’ van de uitgever. De Brontës hadden beter verdiend.