Mijn zelf-vertaaljaar    21-25

Frans van Woerden

Abstract: Over de mysterieuze vertaling Het zoet gevecht van een zekere Gustave Lambert uit het Frans door de onbekende vertaler Everhard Gerardus…

 

Geachte Filterredactie, U vraagt naar de vertaling die in 2000 het meest mijn aandacht heeft getrokken, een verzoek waarbij het vooral gaat om een op het technische toegespitste verhandeling, als ik het goed begrijp. Voor een eenvoudig en weinig in de publiciteit tredende literair ambachtsman natuurlijk een hele eer zich over dit soort zaken te mogen uitlaten.

In tegenstelling tot hen die het voorgaande jaar niet als een ‘vertaaljaar’ hebben ervaren (in uw schrijven maakt u melding van deze categorie), kan ik zeggen dat 2000 voor mij bij uitstek een vertaaljaar is geweest, zij het dan een ‘zelf-vertaaljaar’. Weinig tijd dus om gedetailleerd kennis te nemen van wat elders aan groots in het rijk der vertaalde letteren werd verricht.

Dit neemt niet weg dat ik tussen alle nijverheid door in het vroege voorjaar van 2000 een curieus boekje in handen kreeg (mij ongevraagd toegezonden door iemand uit het verre Nederland) dat mij door thematiek en taalgebruik trof: Het zoet gevecht (in het Frans: Le Doux Combat van de hand van een zekere Gustave Lambert [pseudoniem?] en daterend uit 1965, geen uitgever vermeld), vertaling door Everhard Gerardus, verschenen bij uitgeverij Centaurus, 2000. Mij allen volstrekt onbekend.

De titel deed mij denken aan 17e- of 18e-eeuwse erotica; het bleek echter een soort erotische thriller te zijn spelend aan het eind van de 19e eeuw, een avonturenroman geschreven met onvervaarde verve, en ‒ vooral bij de meer gewaagde episodes ‒ met een elegantie die qua luchthartige verfijning aan de tijd der libertijnen herinnert.

Vrij simpel gegeven: Parijzenaar van goede huize, Georges (‘Zozo’) Gramon de la Ferrière is verliefd op oogverblindende operazangeres ‘La Stella’, hij moet rivaliseren met hele legers van rijke, invloedrijke concurrenten, captains of industry, politici, beroemde kunstenaars, impresario’s, etc. Maar hij volgt zijn ster waar ze ook optreedt, Italië (La Scala), Parijs (de Opéra), Londen (Covent Garden), New York (The Metropolitan). Avonturen, intriges, achtervolgingen, liefdesdrama’s. De meest diverse milieu’s en locaties, van de haute-bourgeoisie tot en met de boevenwereld van drugs en prostitutie, werelden overigens die intieme onderlinge banden met elkaar blijken te onderhouden.

Betreffende de vertaling van E. Gerardus (een Nederlander, een Belg?)
Het door schrijver Lambert gebezigde Frans is gevarieerd: vocabulaire en syntaxis, maar ook het tempo worden aangepast aan het beschrevene. Een beproefd procédé, maar wel effectvol. Opmerkenswaard is dat de variatie van de taalniveau’s (vulgaire en rauwe taal afgewisseld met soms naar decadentie zwemende preciositeit en af en toe vrij afstandelijke beschrijvingen) toch ruimte genoeg laat aan een onmiskenbaar aanwezige poëzie.

Vertaler heeft de kleurrijkheid en kracht van het origineel uitmuntend weten te handhaven. Betoont zich waar nodig inventief. Algemene tendens van zijn vertaalstrategie: lichtelijk overhellend naar exotisering (dus lichtelijk neigend tot ‘doeltaalgerichtheid’, om het met een orenschurende term te zeggen). Maar opgelet: het in de vertaling gebruikte Nederlands is een sterk en authentiek aandoend Nederlands, met een eigen ‘stuwende’ kracht, zou je kunnen zeggen.

Twee voorbeelden van Gerardus’ vertaalvaardigheid
Voorbeeld in het register van een soort gargantueske en argotische zelfkanttaal is de beschrijving van de levensstijl van Jo-les-Gros-Bras, een uitsmijter van luxueuze uitgaansgelegenheden in Parijs, die later in het verhaal zijn diensten aan zangeres ‘La Stella’ aanbiedt:

Ce n’est pas le boulot de videur qui risque de lui esquinter les paluches, Jo-les-Gros-Bras. Il s’en fait pas. D’ordinaire, dès qu’y s’arrache du pageot y gamberge qu’à la bectance. D’entrée y s’prend un acompte, un caoua avec un petit casse-dalle de déménageur. Puis, à douze plombes, y se cale les babouines avec un sérieux bout de barbaque, un stèque comac, un calendo qui se fait la paire, arrosé d’un aramon de derrière les fagots. Un coup de schnik après un kil de piqueton, y a pas de quoi être rétamé, qu’y bonit. Y a qu’à aller en écraser un peu après la graille. Vers 5 plombes, en déhottant du paddock, rare qu’y s’sente pas l’envie de caguer.

Vertaling:

Aan dat uitsmijtersbaantje van ’m zal ie geen kapotte klauwen overhouden. Jo-de-kleerkast. Hij doet ‘t meer kalm aan. Als ie dan ’s morgens uit z’n nest rolt, denkt ie gelijk maar aan één ding: z’n prak. Eerst legt ie voor de zekerheid alvast een bodempje: een bak pleur met een pil van een stratemakersboterham erbij. Daarna, met de schaft van twaalf uur, werkt ie eerst een stevig brok vlees naar binnen, een stuk bief dat staat in de maag, dan een portie goed rijpe kaas, dat ie wegspoelt met een wijntje van de bovenste plank. En een glaasje jajem na zo’n druppeltje wijn, daar gaat geen mens van op z’n kop staan, is zijn stelling. Gewoon even meuren en je bent weer boven Jan. Tegen vijven, als ie weer van tussen de lappen komt, mooi als ie dan geen goeie zin heeft om eens een zware bolus in de pot te draaien.

Gezien het bijna onvertaalbare van deze rabelaisiaans aandoende scène (etymologisch opmerkelijk: het werkwoord ‘caguer’, is reeds bij Rabelais te vinden), heeft de vertaler hier, lijkt mij, iets moois verricht in het Nederlands. Extravagantie en ironie zijn goed weergegeven, zij het dat het Frans over het algemeen genomen misschien een graadje kleurrijker is. Opmerkelijk.

Ander voorbeeld van een geheel verschillend stijlniveau dat in zijn zweverige verhevenheid moeiteloos door de vertaler wordt gevolgd: hoofdfiguur woont een spiritistische séance bij, het beroemde medium Dofia Amatilda maakt contact met de zielen der afgestorvenen. In een schemerige kamer is rond een grote ovalen houten tafel een klein, select gezelschap bijeen:

Elle (Doña Amarilda) sembla ébranlée dans ses profondeurs par un courant qui l’entraîna brusquement, son time cessa de tourner sur elle-même, faisant fi un instant du mécanisme qui veut que le principe spirituel et la matière se conditionnent l’un l’autre, circulairement. Elle s’arrête net, comme si elle écoutait une voix qui l’appelle. Puis elle se laisse aller, droit en avant, contre la table qui sans broncher reçoit le choc. Elle ne perçoit pas directement la force qui la meut, mais elle sent l’indéfinissable présence, ou la devine à travers une sensation de plus en plus envahissante, peut-être même une sorte de vision. Vient alors une immensité de joie, extase où elle s’absorbe au ravissement qu’elle subit: la Voix est là, et elle est en elle. Plus de mystère. Les obscurités se dissipent, l’effort s’évanouit: c’est comme une illumination, une révélation. Le contact est établi, la Voix lui vient, surgissant des ténèbres, fantôme sonore.

Vertaling:

Zij (Doña Amarilda) leek diep in haar binnenste plotseling door een krachtige stroom te worden meegesleurd, haar ziel hield op met rond zichzelf te draaien en trok zich een ogenblik niks meer aan van het mechanisme waardoor het geestelijk principe en de materie elkaar wederzijds, in een kringvormige beweging, conditioneren. Ze blijft stokstijf zitten, alsof ze een stem hoorde die haar riep. Dan laat ze zich naar voren vallen, rechtuit, tegen de tafel aan die de schok roerloos opvangt. Zij neemt niet direct de kracht waar die haar voortdrijft, maar zij voelt een ondefinieerbare aanwezigheid, of beter, zij vermoedt deze door een steeds sterker haar doorstromende gewaarwording, misschien zelfs door een soort van visioen. Dan opeens welt een onmetelijke vreugde in haar op, een extase waarbij ze geheel en al opgaat in de verrukking die ze voelt: het is de Stem, en zij is in de Stem. Weg is het mysterie. De duisternis lost zich op, ze hoeft zich niet meer in te spannen: het is een illuminatie, een revelatie. Er is contact gemaakt, de Stem rijst in haar op, omhoogstijgend uit de duisternis, als een fantoom van klank.

Enfin, hoe je ook mag denken over dergelijke wellicht wat barokke teksten, van de vertaler vergt het, dacht ik, de nodige inspanning en inventiviteit. Over het geheel genomen geen makkelijk te vertalen verhaal met zijn vele onverwachte wendingen en capriolen, allemaal van dichtbij of veraf cirkelend rond de amoureuze perikelen van een operazangeres en een jonge avonturier in de turbulente fin-de-siècle wereld van omstreeks 1900.

Voorts zijn er natuurlijk tal van andere vertalingen in het jaar 2000 die de aandacht waard zijn: Dante (de Divina Commedia), Montaigne, Chateaubriand, etc.

Maar kan een mens uit de overvloed ooit één enkele tekst kiezen? En dan ben ik, F. v. W., daarbij ook nog eens, als vertaler, direct betrokkene!