Het vertaaljaar 2000    2-6

Ton Naaijkens

Een paar dagen terug is de nieuwe Salman Rushdie verschenen: in het Nederlands nota bene, enige tijd voordat het Engelstalige origineel het licht zal zien. Dat is een gebeurtenis vanjewelste, historisch gezien weliswaar niet uniek, maar toch uitgesproken bijzonder en verheugend: een vertaling die het tot boekenweekgeschenk schopt. Er hebben al een paar discussies gewoed over de principiële implicaties daarvan, maar in een tijdschrift als het onze zal de aandacht ook moeten uitgaan naar de kwaliteiten van de vertaling. De aanloop belooft niet veel goeds. De verwachte en ter zake kundige Rushdie-vertaler Marijke Emeis is niet degene die Rushdie bezorgt. Het is naar verluidt een driemanschap geworden, dat zich onderworpen heeft aan de slechtst denkbare condities die voor dit soort vertalen gelden. En dat zijn nog wel zo’n beetje alle condities waar vertalers zelf zo tegen in opstand komen en die het Fonds voor de Letteren zich, getuige zijn beleid, zo graag wil doorbreken: het gaat om een tekst van de hoogste moeilijkheidsgraad; er is ondubbelzinnig sprake van een haastklus, die ook nog eens geklaard moet worden door meerdere mensen; de vertaling vindt plaats op grond van een typoscript, waarvan de schrijver aanvankelijk niet weet of hij niet op formuleringen en narratieve beslissingen wil terugkomen. Een voorpublicatie op de voorpagina van NRC Handelsblad (met een lengte van niet meer dan drie à vier zinnen) doet het ergste vrezen: daar straalde de vertaalonvaardigheid al zodanig van af dat je ter plekke hoopte op intense eindredactie. Maar de tijd dringt en de boekenweek is onuitstelbaar, en het ziet er evenmin naar uit dat de CPNB bonnen zal verstrekken waarmee je maanden later je geschenk mag afhalen. Filter wil in een komend nummer aan de publicatie aandacht besteden.

Dat je wel de tijd kunt nemen voor kwaliteitswerk bewezen in het afgelopen jaar twee uitgeverijen die de tijd namen voor publicatie van belangwekkende boeken. Eerst en vooral dient hier de Historische Uitgeverij gecomplimenteerd te worden. Patrick Everhard gaf Peter Kaaij jarenlang de kans te schaven aan zijn vertaling van Die Ästhetik des Widerstands. Het betreft een bijzonder fraaie uitgave en de vertaling blijkt (zoals in het volgende nummer van Filter zal worden getoond) een wonder van hedendaagse vertaaltechniek. De andere uitgeverij, die inderdaad wacht totdat haar auteurs bestand zijn tegen het Nederlands, is De Harmonie, waar Jaco Groot David Leavitt en Ian McEwan uitgeeft en iemand als Wiebe Buddingh’ alle rust gegund werd om de nieuwe Potter af te maken. Zo kan het ook en zo wordt ook duidelijk wat vertaaletiquette moet zijn.

Het jaar 2000 was een rijk jaar met een aantal bijzondere vertalingen en met flink wat spannende discussies, in het bijzonder rond de nieuwe plannen van het Fonds voor de Letteren. In Vlaanderen is duidelijk een nieuw elan zichtbaar, in het verlengde van de oprichting van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Dat de Nederlandse Taalunie zo voortvarend werk maakt van haar plannen voor de deskundigheidsbevordering van literaire vertalers belooft veel voor de komende jaren. De ondertitelbranche lag sterk onder druk, wat tot fusering en opheffing van bedrijven leidde, maar het succes van de reeks over ondertitelen in de Volkskrant laat zien welke stimulans kan uitgaan van het oplossen van vertaalproblemen. De Van Dale staat nu op cd-rom, op sites als het Israëlische www.babylon.com is steeds meer en eenvoudiger vertaalsoftware te vinden. Dante was door drie nieuwe versies de meest besproken auteur. Op 1 september 2000 viel definitief het doek voor het Amsterdamse Instituut voor Vertaalwetenschap. Op een reünie en een symposium in oktober werd daar het glas op geheven: het bleek vooral zaak vooruit te blikken en alle energie te bundelen, want aandacht voor de vertalers en de vertalingen blijft bitter nodig.

De traditie wil dat Filter jaarlijks aan deskundigen en belangstellenden vraagt een vertaling te nomineren als de opvallendste van het jaar ‒ positief dan wel negatief opvallend. Het gaat ons daarbij ook om de manier waarop de nominatie wordt toegelicht. Aan louter noemen hebben we weinig, maar door deze formule ontbreken natuurlijk wel heel wat vertalingen die wel degelijk voor het voetlicht moeten komen. Voor 2000 waren dat Kierkegaards Of/of, verschenen bij Boom in de vertaling van Jan Marquart Scholtz; Sjalamovs Berichten uit Kolyma, vertaald door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes voor De Bezige Bij; het magnum opus van J.P. Guépin, De drie dichtende broers Grudius, Marius en Secundus (in twee delen met cd bij Styx in Groningen); het verzameld werk van Lu Xun (bij Meulenhoff vertaald door K. Ruitenbeek, door verschillende critici overladen met complimenten). Ook in het buitenland verschenen uiteraard opvallende vertalingen, maar ook heel wat opvallende van Nederlandse literatuur: Franco Paris waagde zich aan een Italiaanse vertaling van Bredero (zie volgende Filter) en Ina Rilke publiceerde een bijzonder mooie vertaling van werk van Bouazza.

Van de Dantes kreeg de versie van Ike Cialona en Peter Verstegen (bij Atheneum-Polak & Van Gennep) de meeste pers, maar daarnaast werden er in 2000 nog twee hellen gepubliceerd (een door Rob Brouwer bij Primavera Pers in Leiden en een door Jacques Janssen bij SUN Nijmegen). Alles leek Dante: De Tweede Ronde, een prachtig vertaalblad van lange adem, kende een Dante-nummer, op Radio 5 werd eind december de Hel van Jacques Jansen integraal voorgelezen door Joop Keesmaat van het RO Theater.

In het geval van Dante gaat het uiteraard om hervertalingen. En er waren er meer, sommige bleven uit (in Duitsland verscheen bij voorbeeld wel een nieuwe versie van Tolkien), maar we kregen van Antonie Kee (Querido) een nieuwe Tijgerkat en van Margriet Agricola een nieuwe Christus kwam niet verder dan Eboli (bij Het Spectrum); John Kennedy Toole’s Een samenzwering van idioten werd in opdracht van Vassalucci door Paul Syrier opnieuw vertaald. Grote projecten werden voortgezet en gestart: de Historische Uitgeverij ging door met Aristoteles en begon met Meister Eckart in een betrokken vertaling van C.O. Jellema. De spanning rond de Nieuwe Bijbelvertaling werd opgevoerd met de publicatie van Werk in uitvoering 2, een uitgave waarin ook verslag gedaan wordt van het bijstellen van de vertaalmethode. Uitgeverij De Prom onderneemt een nieuwe poging om Anthony Powells A Dance to the Music of Time te vertalen. Auke Leistra heeft dat op zich opgenomen. In juni kwam het eerste deel, een paar maanden slechts na Powells overlijden (op 28 maart 2000). Menken Kasander & Wigman publiceert een fantastische Pérez Galdos reeks. Paul Claes rondde zijn Rimbaud-trilogie af.

Van Konrad Bayer verscheen de steen der wijzen in een vertaling door Erik de Smedt (Zegwerk vzw Gent). Er verscheen een vertaling van Charles Darwin Over het ontstaan van soorten (door Ludo Hellemans bij uitgeverij Nieuwezijds); het is de derde vertaling van dat boek. ‘Ik heb vier maanden als een galeislaaf gewerkt,’ liet vertaler en bioloog Ludo Hellemans eind november in de Volkskrant weten, ‘maar ik ben ook vier maanden heel gelukkig geweest.’ On the Origin of Species stamt van 1859, de eerste vertaling verscheen onmiddellijk in 1860 en was van de hand van de conservator van het paleontologisch-mineralogisch kabinet van het Teylers museum, T.C. Winkler, een gelovig iemand volgens Hellemans. Vertaling twee is van 1883 en van de hand van de Leidse zoöloog Hartogh Heys van Zouteveen, een atheïst: mooi vergelijkingsmateriaal.

Er stonden nieuwe vertaalcritici op, als belangrijkste is Hafid Bouazza te noemen, die in scherpe bewoordingen de Duizend-en-een-nacht van Richard van Leeuwen aanviel en waarschuwde tegen een wonderbaarlijk fraaie uitgave van Arabische poëzie. Bouazza liet in zijn kritieken, waarvan er een de kop ‘Zinloos vertaalgeweld’ kreeg (De Groene van 29 april 2000), natuurlijk vooral zijn vertaalopvattingen zien. Die zijn niet standaard en behoren eerder tot een in Nederland nauwelijks aangehangen, vervreemdende stroming. ‘Trouw, toewijding, overgave, elke term voor onderdanigheid is van toepassing. Mij is als vertaler een heilige eerbied voor de originele tekst verweten; ik denk dat die heilige eerbied navolging verdient. Ik tril van deemoed en obstetrische omzichtigheid wanneer ik een woord, nog warm en levend in mijn handen, aan een andere gewillige taal overdraag, zoals ik dat deed met het versgebakken brood dat ik in het dorpje Bertollo uit de openbare oven naar huis bracht waar een haberdoedas mij in geval van slordigheden wachtte,’ schreef hij (in de NRC van 21 juli 2000) uitdagend. Ook de Amerikaanse schrijver Michael Pye deelde klappen uit (in de New York Times van 10 december 2000): hij was lovend over de vertaling van Arthur Japins De zwarte met het witte hart (als The Two Hearts of Kwasi Boachi door Ina Rilke), maar beweert dit tegelijk met veel pijn in het hart ‒ ‘since we have suffered so many catastrophic translations from the Dutch ‒ some so bad that writers have repudiated them, some so strange that we can only glimpse the original behind a fog of words’. Tot de scherpste vertaalkritieken van het jaar behoren ongetwijfeld de recensie van Hugo Brandt Corstius over een (niet-Groningse) Aristoteles-vertaling met als goede tweede Hans Boumans Ondaatje-kritiek (over de versie van Anil’s Ghost van Leo Huisman en Kees Helsloot). Die kritiek, die ook refereert aan de Gutersonkwestie van het vorige ‘Vertaaljaar’, bevat de onsterfelijke zin: ‘Bij ons thuis vermeien wij ons al twee seizoenen lang met de running gag “voorgeschreven zonnebril”’ (de Volkskrant, 26 mei 2000). Laten we hopen dat deze vertaling van Michael Ondaatje niet een voorspiegeling is van het slagveld dat volgens sommigen met de vertalingen uit het Engels zal worden aangericht. In de VPRO Gids woedde een korte maar hevige discussie rond Bohumil Hrabal en Kees Mercks. Fantastisch was de zin van een ingezonden-brievenschrijver die tot zijn verbazing had vastgesteld ‘dat Mercks een geheel eigen stijl van vertalen had’.

Poëzie werd druk vertaald, tot op het internet. Daar verscheen een Franse vertaling van de eerste zang van Gorters Mei (www.dds.nl/ ljcoster/gorter/mai.chant1.html) door Klaas Jan Ouwehand, die interactief ook om commentaar vraagt. In boekvorm viel Victor Segalen (Stèles, uitgeverij Wagner & van Santen) op, vertaald door Maarten Elzinga, en dan ook diens nawoord. Daarin presenteert Elzinga een opvallende vertaalopvatting, waarin hij zich als vertaler niet aansprakelijk acht voor afwijkend taalgebruik en graag meedoet met alle anglicismen, germanismen, tegenwoordige deelwoorden die hem door het origineel worden opgelegd. Van de bloemlezingen is vooral Een Arabische Tuin (bij Bulaacq) door Geert Jan van Geld er te noemen en de bundel middeleeuwse liefdespoëzie die Willem Wilmink vertaalde (zie Filter 7:3). Seamus Heany vertaalde de Beowulf opnieuw ‒ ‘I consider Beowulf to be part of my voice-right’ ‒: een vertaling in het Engels die terecht ook voor grote stukken in onze kranten zorgde. Tot de belangrijkste poëzievertaling van het jaar zou ik graag Anne Carsons Autobiografie van rood van de hand van Marijke Emeis uitroepen.

Een vertaaljaar heeft ook persoonlijke kanten. Op veel te jonge leeftijd overleed Dorien Veldhuizen, en onlangs overleed ook een andere vertaler uit het Engels, Annelies Eulen. Aan beider overlijden is helaas nauwelijks aandacht besteed. Bij het overlijden van de poëzievertaler James Brockway (1916-15 december 2000, Nijhoff Prijs 1966, vertaler van Kopland, Van Deel en Achterberg) schreef Marjoleine de Vos een necrologie waarin deze een vrolijke Sisyfus, een nauwkeurige vertaler en een luchtige dichter werd genoemd. Door prijzen krijgen de bekroonden wel de aandacht die ze verdiend hebben. Bertie van der Meij ontving de Nijhoff Prijs 2000 voor haar vertalingen uit het Zweeds van werk van Göran Tunström en Torgny Lindgren. Aan Gregor Seferens werd de eerste Else Otten Prijs voor vertalingen uit het Nederlands in het Duits toegekend. Er kwam een nieuwe vertaalprijs voor slavisten, de Prof Em. Hugo Benoy Prijs (oprichter van de Antwerpse HIVT, gewonnen door Rina Hilarius). Onlangs werd bekend dat de in 2000 ingestelde, tweejaarlijkse Dr Elly Jaffé Prijs (voor een vertaling uit het Frans) aan Hans van Pinxteren is toegekend. Anske Vuyk ontving de Hiëronymusprijs van het Nederlands Genootschap van Vertalers voor haar vertalingen uit het Spaans en voor haar juridisch woordenboek Nederlands-Spaans. De Noma Award voor vertalingen van Japanse literatuur ging dit jaar naar een Nederlander: Jacques Westerhoven.

Wat verder nog opviel: dat bij de grote uitverkoop van de Gouden Boekjes in november 2000, die een run op De Slegte tot gevolg had, vrijwel iedereen weer stapels vertalingen in huis heeft gehaald; dat Guus Middag in zijn rubriek Vrije Regelval (in NRC Handelsblad) steeds vaker over vertalingen schrijft; dat de ontdekking van een brief van Ruusbroec (begin december) weliswaar de voorpagina van verschillende kranten haalde, maar dat je goed moest lezen om te weten dat het om een vertaling gaat; dat er een nieuwe vertaling van Ramuz en Stravinsky’s Het Verhaal van de Soldaat werd gemaakt door Watze Tiesema, dramaturg van De Appel, en dat zo Nijhoffs eerdere vertaling een opvolger heeft gekregen; en ten slotte dat in Duitsland ongeduldige lezers niet konden wachten op de vertaling van het nieuwste Potter-boek en ze dus zelf aan de slag gingen (op www.harry-auf-deutsch.de).