Abstract: Over de vertaling in het Engels door Dan Jacobson van Een mond vol glas van Henk van Woerden.
‘A harsh screaming broke out. If a stone could scream, it would make a noise like that.’ Als je zo’n curieuze uitspraak tegenkomt in een vertaling van een Nederlands boek vraag je je meteen af wat er in godsnaam in het origineel kan hebben gestaan. Wat er stond is: ‘Er klinkt keihard geschreeuw’. Aan die Engelse vertaling van dat ene zinnetje vallen drie dingen op: ‘keihard’ wordt aangezien voor gemarkeerd taalgebruik; er worden vier maal zoveel woorden gebruikt; en het heden is het verleden geworden. Kortom, de vertaler kent gebrekkig Nederlands, hij maakt er iets moois van door middel van bevlogen parafrase, en hij neemt het niet zo nauw met wat er staat ‒ of zou hij de tegenwoordige tijd niet als zodanig herkennen? Nog een paar gevallen waar het Nederlands opvallend en bloemrijk door het Engels heen schemert: ‘an extinguished human being’ ‒’ een uitgebluste man’; ‘you had to go into hiding’ ‒ ‘berg je dan maar’; ‘no cock would have crowed’ ‒ ‘geen haan die ernaar zal kraaien’; en ‘a lengthy stride; like an ostrichs, some said’ ‒ ‘een struise wandelpas’.
Vooral die laatste toevoeging, ‘some said’, is amusant.
De vertaler twijfelt dus toch een beetje of ‘struis’ wel iets met ‘struisvogel’ te maken heeft. Vast wel, zal hij gedacht hebben: een aardig beeld, en het boek speelt zich toch in Afrika af?
Bizar en charmant
Deze bizarre en soms charmante interpretaties komen voor in de Engelse versie van Een mond vol glas door Henk van Woerden. Een schitterend boek, ontroerend en prachtig geschreven, waarin het leven wordt gereconstrueerd van de man die in 1966 de Zuid-Afrikaanse premier Verwoerd in het parlementsgebouw doodstak. Van Woerden volgt niet alleen de kafkaëske omzwervingen van de in Mozambique geboren, verwarde en tragische Tsafendas, een displaced person bij uitstek, maar vertelt ook zijn eigen verhaal van vervreemding als hij herinneringen ophaalt aan zijn jeugd als immigrant in Zuid-Afrika. Toen ik het las was ik er meteen van overtuigd dat dit boek zich uitstekend leende voor vertaling, het had een internationale allure.
A Mouthful of Class, vertaald door Dan Jacobson, verscheen vorige zomer. Gretig las ik de recensie in The Times Literary Supplement (29-9-2000). Helaas was de teneur lauw. De recensent vond het wel interessant allemaal, maar had toch ernstige bezwaren. Zijn korzeligheid was niet te wijten aan de vertaling, want: ‘with its elegant tone and emphasis on composed, statie imagery, [it] highlights the speculative, literary nature of the descriptions.’ Gelukkig maar, dacht ik. Wel verontrustend was dat het boek als biografie gepresenteerd werd ‒ zo had ik het niet gelezen, daarvoor was Van Woerden zelf veel te sterk aanwezig. Maar het meest schrok ik van het bezwaar tegen de structuur: ‘[it] contains a confusing number of repetitions and back-and-forth movements that, in the book’s impassive descriptions, become almost comic.’ Zelf had ik geen enkele last gehad van heen en weer springen of herhalingen. Integendeel ‒ ik vond het juist mooi gecomponeerd. Hadden wij wel hetzelfde boek gelezen?
Op de omslag van de Engelse versie staat ‘edited and turned into English by the novelist Dan Jacobson’. Er is dus aan de tekst gesleuteld, er is Engels van gemaakt, en wel door iemand die eigenlijk schrijver is. Dan Jacobson blijkt van Zuid-Afrikaanse oorsprong te zijn, hij woont in Engeland, en schrijft regelmatig in The London Review of Books. Zijn roman Heschels Kingdom werd in vertaling uitgebracht bij Podium (de uitgever van Van Woerden). Dat Jacobson geen beroepsvertaler is blijkt vrijwel onmiddellijk bij vergelijking van de twee versies, al heeft de Engelse lezer niets in de gaten.
Editing houdt hier in: toevoegen en aanpassen, maar vooral weglaten. De Engelse versie is korter dan de Nederlandse: tussen een kwart en een derde van de oorspronkelijke tekst is verdwenen. Hele hoofdstukken zijn eruit, en er is een epiloog toegevoegd (Tsafendas stierf na verschijning van de Nederlandse uitgave). De ontbrekende stukken blijken allemaal te gaan over de auteur zelf. Van Woerden is weg! Dit is wel heel radicaal, alsof je zou besluiten bij een vertaling van Homage to Catalonia alle hoofdstukken over Orwells persoonlijke emoties en belevenissen tijdens de Spaanse burgeroorlog eruit te knippen.
Vrijwel alle verwijzingen naar Nederlandse zaken en personen, van Annie M.G. Schmidt tot Aletta Jacobs en het jeugdblad Kriskras, zijn eruit (nu wordt er verwezen naar een Zuid-Afrikaans jeugdtijdschrift). Er wordt van alles geëxpliciteerd: ‘Pretoria’ wordt ‘the highveld city of Pretoria in the Transvaal’. Zuid-Afrikaanse zaken zoals de pasjeswet, de BOSS e.d. krijgen wat meer uitleg, en de Statenbijbel wordt omschreven als ‘the High Dutch translation of the Bible’. Dit is allemaal niet erg. In het origineel komen nogal eens zinnen in het Afrikaans voor, die in de Engelse versie vertaald zijn. Dit onvermijdelijke verlies aan exotiek wordt gecompenseerd doordat Jacobson weer Afrikaanse termen toevoegt als couleur locale. Wat bij Van Woerden ‘de hoofdstraat’ heet wordt bij Jacobson ‘the dorps main street’, ‘hoogvlakte’ wordt ‘highveld”, en ‘platteland’ wordt ‘backveld ‘. Dit is prima. Aan dit soort details kun je overigens de toewijding en goede bedoelingen van Jacobson zien.
Van Woerden laat vaak (ongetwijfeld met opzet) in het midden of iemand blank of zwart of iets anders is. Jacobson is minder ingenomen met deze subtiliteit: hij zegt juist waar het kennelijk volgens hem op staat: ‘twee dienstmeiden’ zijn bij hem ‘two black maids’. ‘Een Engelstalige kostschool’ wordt: ‘a school for white English-speaking children’. Over de moeder van Tsafendas voegt hij een hele zin toe: ‘She was a girl of mixed European and African descent’. Dit is geen explicitering, dit is bemoeizucht. Dit is erg.
Raadselachtig
Bij vergelijking van de lange lappen tekst die integraal zijn overgenomen blijkt dat Jacobson nogal eens afwijkt van wat er staat. Een zin als’ een teken met de duim tegen zijn slaap, een vegende beweging die ik alleen kan uitleggen als: mallotig, vandaag’ wordt ‘a gesture of complicity, a seraping movement of his thumb against his cheek, which I alone, having spent some time in Greece, could decipher’. Ik zou dit niet redigeren noemen, eerder bewerken, herschrijven. Raadselachtige veranderingen komen vaker voor: ‘de meeste patiënten zijn zwarten, de meerderheid eigenlijk’ wordt ‘most of the patients were black; most of them were pleasant enough’.
Jacobson is een goed stilist. Hij vindt kennelijk dat Van Woerden ook mooi schrijft, anders zou hij niet zo veel moeite doen om vloeiend en literair te vertalen, maar zijn schrijverschap speelt hem parten. Hij laat zich steeds meeslepen door de drang zelf te verzinnen. Als van Woerden de oude, verwarde man opzoekt in een gesloten inrichting geeft hij de volgende poëtische beschrijving: ‘Soms is het of hij door een mist van tijd en slechthorendheid maar een kiezelsteentje opwerpt, naar herkenning vist.’ Jacobson weet het beter. ‘Scrabbling through the dislocations of time, confined within the barrier of his defective hearing, he picked up tiny moments of his memories, like bits of stones, and then let them drop’. Ook mooi, maar wel dertig procent langer, en het beeld is aangepast tot stukjes steen die los gelaten worden in plaats van opgegooid.
Wat dit soort vrijheden betreft zou je de aanpak van Jacobson niet alleen amateuristisch maar ook ouderwets kunnen noemen. Ouderwets ‒ en erg ‒ vind ik vooral de beslissing om de tegenwoordige tijd overal te vervangen door de verleden tijd. Daardoor wordt de afstand tot de lezer nog groter dan het al was door het weglaten van Van Woerdens persoonlijke emoties en mijmeringen. In het Nederlandse boek weten wij steeds dat het Van Woerden is die in de huid kruipt van zijn personage, in het Engels is de subjectiviteit van de fictionalisering lang niet zo duidelijk.
Wat de Engelse lezer ook niet merkt, is wanneer Jacobson het origineel verdraait. Hij vertaalt ‘een licht gekwetste toon’ als ‘a joking, offhand manner’, en ‘zijn grootmoeder die zo mooi kon voordragen’ wordt ‘his grandmother who had always treated him so kindly’. Dergelijke fouten zijn soms nadelig voor de coherentie, zoals in het eerste geval, maar meestal niet (die grootmoeder was inderdaad lief voor hem geweest). Maar waar er sprake is van onaangepast gedrag is het verwarrend te lezen dat die persoon ‘good marmers’ had ‒ in het origineel staat dan ook iets heel anders: ‘hij kon aardig vertellen’.
Dit soort rariteiten doen even denken aan de onuitstaanbare Graa Boomsma. Maar terwijl Boomsma stom en lelijk vertaalt (zie Filter, maart 2000), vertaalt Jacobson met verve and liefde. Bij Jacobson geen criante houterigheden. Zijn enthousiasme is voelbaar, en je zou hem alleen al daarom zijn onwetendheid en overmoed graag vergeven. Als gelegenheidsvertaler heeft hij zijn best gedaan. Als redacteur allerminst. Dat het boek minder geslaagd is in het Engels ligt niet zozeer aan de stem die Jacobson Van Woerden geeft, al is die stem wat opgewondener, ‘literairder’ dan de Nederlandse ‒ het ligt aan het amputeren van Van Woerdens persoonlijke verhaal. Een mond vol glas loopt op twee benen, A Mouthful of Glass moet hinken. Het is een verkorte, bewerkte versie, niet een ‘masterpiece of the translator’s art’, zoals de uitgever parmantig op de omslag aankondigt.
De Engelse uitgave is tot stand gekomen met subsidie van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingen Fonds.