Hoe is het om een boek te vertalen dat al eens eerder in vertaling is verschenen? In hoeverre heb je de vertaling uit 1968 gebruikt?
Dat was voor mij niet ongewoon. Ik heb eerder hertalingen gemaakt van werk van Walter Benjamin, Heinrich Heine en Ludwig Wittgenstein. Als de mogelijkheid bestaat, raadpleeg ik tevens Engelse en Franse vertalingen. De angst voor beïnvloeding ken ik niet. Aan het geloof in mijn eigen kunnen wil het somtijds schorten, maar wanneer ik er niet van overtuigd ben dat ik niet minstens een even goede vertaling als mijn voorganger(s) kan maken, zal ik niet aan een hertaling beginnen.
In het geval van de bestaande Nederlandse vertaling van Frank Diamand, die de tekst overigens in 2005 uitvoerig heeft herzien voor een nieuwe editie, meende ik vooral in mijn benadering van de dialogen meer de toon van Musil te kunnen benaderen. Musil schrijft namelijk in een brief dat de personages in zijn roman praatten ‘als in boeken’, en, naar hij al dan niet met valse bescheidenheid vreesde, ‘als in slecht geschreven boeken’. Naar die toon, een heel gedragen toon die helemaal niet past bij de leeftijd van de personages, ben ik telkens op zoek geweest.
De jury benadrukt de complexiteit en het experimentele van de teksten van Musil. Wat was voor jou de grootste uitdaging van deze vertaling?
In de Törless wordt de gebrekkigheid van ons verbale instrumentarium paradoxalerwijs in heel rijke en ongewone bewoordingen voor het voetlicht gebracht. Het was daarom zaak mij niet te laten leiden door onze gangbare manier van kijken, denken en uitdrukken. Musils vergelijkingen zijn nergens aan te toetsen, omdat hij of beter gezegd zijn hoofdpersonage woorden tracht te vinden voor een andere manier van ervaren.
Dat ervaren zelf is overigens ook ambigu. Wordt er gevoeld, gedacht, gezien? Is iets een neiging, een hang, een aandrift, een behoefte, een verlangen, een indruk, een voorstelling, een idee? Dat leidt tot heel tastende beeldspraak, al is Törless tegen het einde van de roman minder diffuus, en dat lijkt zelfs in de zinsbouw tot uitdrukking te komen.
Maar ook de feitelijke beschrijvingen zijn bedrieglijk. Ik geloof niet dat de bovenverdieping van het instituut, waar een belangrijk deel van de roman zich afspeelt, te tekenen is zonder iets als een M.C. Escher te krijgen.
Zijn er ‘ingrepen’ die je hebt gedaan om de tekst eigentijdser te maken voor de lezer van 2025?
Neen. Weinig veroudert zo snel als het eigentijdse. Beroepshalve geloof ik bovendien in de intelligentie van de lezer.