Patrick Modiano, De horizon
Depuis quelque temps Bosmans pensait à certaines épisodes de sa jeunesse, des épisodes sans suite, coupés net, des visages sans noms, des rencontres fugitives.
Sinds enige tijd dacht Bosmans vaak terug aan bepaalde voorvallen uit zijn jeugd, bepaalde vluchtige ontmoetingen, naamloze gezichten, warrige, abrupt afgebroken episoden.
Nooit eerder, bekent vertaler Maarten Elzinga in zijn toelichting op de vertaling van L’horizon (in de reeks ‘De eerste zin’ op de website van Athenaeum Boekhandel), heeft hij ‘zo bloedig geworsteld’ met een eerste zin als in dit boek. Want, zo laat hij zien, door een al te letterlijke vertaling die dichter bij het Frans staat, gaat de charme van Modiano’s petite musique hopeloos verloren. Uiteindelijk is er dus uit ‘deze en honderd andere versies’ de versie ontstaan zoals die er nu staat, een versie waar nog altijd wel wat op aan te merken blijft, die echter alle belangrijke onderdelen van de zin handhaaft en door ze al schuivend opnieuw te rangschikken in het Nederlands een soepel lopende en even mysterieuze zin oplevert als in het Frans.
De sfeer van mysterie en vluchtigheid waarin Modiano de lezer met ‘spaarzame, maar meerduidige zinnetjes’ (Dirk Leyman in Filter 16:1, 2008) weet mee te voeren, wordt door Elzinga ook in de rest van zijn vertaling meesterlijk getroffen. Oordeelde Leyman over de eerdere vertaling In het café van de verloren jeugd (2008) dat Elzinga er zijn meesterproef mee afleverde, de vertaler bewijst met De horizon opnieuw dat hij een grondige kenner van de wereld en de taal van Modiano is. Niet alleen weet hij overal de meerduidigheid en suggestiviteit van de tekst te handhaven, ook lukt het hem telkens om voor Modiano’s vederlichte proza zoals hij het zelf noemt een Nederlands equivalent te vinden.
Margaret le Coz, het mysterieuze meisje waar Jean Bosmans in zijn jeugd een tijdje mee optrekt, en dat op een gegeven moment in een nachttrein stapt en naar Berlijn vertrekt, wordt achtervolgd door een stalker en messentrekker die ze ooit in een café heeft ontmoet. In een sublieme scène zet Modiano haar neer in al haar kwetsbaarheid: juist omdat ze bang is voor de man, aanvaardt ze een uitnodiging om met hem naar de bioscoop te gaan. En ondanks haar angst vraagt ze hem na de film mee te gaan naar haar kamer:
Elle avait décidé de crever l’abcès. Elle voulait savoir comment réagirait ce type qui la harcelait sans qu’elle s’explique très bien sa manière d’être. Au moins, elle serait fixée.
Mooi opgelost, dicht bij de tekst, de betekenis ervan van binnenuit begrijpend, en vrij omgezet naar een eenvoudig en lichtvoetig Nederlands dat volledig natuurlijk klinkt, leest dit zo:
Ze had besloten de confrontatie aan te gaan. Ze wilde erachter komen hoe hij zou reageren, die vent die haar lastigviel zonder dat ze snapte wat hem bezielde. Dan wist ze tenminste wat voor vlees ze in de kuip had.
Is het Elzinga toch nog mooi gelukt om het verlies van het abces in de eerste uitdrukking goed te maken door het ‘vlees in de kuip’, waar in het Frans alleen maar droogjes fixée staat.
Als ze uiteindelijk, nadat hij haar een klap in haar gezicht heeft gegeven, besluit om aangifte te doen, wordt Margaret op het politiebureau behandeld ‘als een stuk vuil’. Zij beseft daardoor dat haar kwetsbaarheid niet alleen voortkomt uit haar psychische gesteldheid, maar ook te maken heeft met haar sociale positie: ‘Ja, als ze de dochter van een industrieel of een notaris uit de streek was geweest, dan hadden ze haar wel anders bejegend. Maar ze had helemaal geen familie, en in hun ogen was ze gewoon een straatnimf – de titel van een roman die ze ooit had gelezen’ (113). Een straatnimf, wat een vondst, wat een prachtige vertaling van het Franse une fille de rien, dat inderdaad op een roman uit 1911 slaat, een tijd waar juist zo’n ouderwets woord als straatnimf perfect bij past.
Zo zijn er meer vondsten in De horizon; van de vele noemen we er hier nog één, omdat ze mooi laat zien hoe zorgvuldig Elzinga werkt, hoe doorwrocht zijn vertaling van deze melancholieke, korte roman is, en hoe hij wikt en weegt totdat hij het juiste woord, de juiste ‘meerduidigheid’ heeft gevonden. Lang voor we de ‘straatnimf’ tegenkomen is er een scène waaruit het levensgevoel, de geestesgesteldheid van Margaret Le Coz en haar vriendje Jean Bosmans blijkt. Zij werkt dan als oppas in het gezin van een hoogleraar en zijn vrouw die advocaat is, rijke, afstandelijke mensen die Bosmans intimideren én vertrouwen inboezemen. Hij overweegt zelfs even om hun situatie, het achtervolgd worden – Margaret door haar stalker, Bosmans door ‘de roodharige’ die ‘volgens de burgerlijke stand’ zijn moeder is –, aan het echtpaar voor te leggen, ziet daar echter snel weer van af. Want hij beseft dat deze mensen in een dermate andere wereld leven dat ze zich het soort mensen waartoe hijzelf en Margaret behoren niet eens voor kunnen stellen. Want wie zijn ze nou helemaal? ‘Vaste grond onder de voeten hadden ze in elk geval geen van beiden. Geen familie. Kinderen van de straat, dat waren ze’ (67); des gens de rien, volstrekt op zichzelf aangewezen, zonder de steun van een gerespecteerde familie, net zoals Margaret constateert dat ze in de ogen van anderen een ‘fille de rien’ is. [D]es gens de rien associeert de vertaler in de context van die ontmoeting met het intellectuele Parijse echtpaar met ‘mensen zonder geboorte’, ‘uitvaagsel’, ‘klootjesvolk’, ‘schooiers’ en ‘vulgus’, en hij kiest uiteindelijk voor het simpele, maar sprekende ‘kinderen van de straat’.
Patrick Modiano, De horizon. Vertaald door Maarten Elzinga. Amsterdam: Querido, 2011.