'Vertalers zijn ongezellige mensen'    64-67

Sylvia Heimans

Abstract: Profiel van de haastige allesvertaalster Tinke Davids.

 

Een bundel priestermoppen stuurde ze terug naar de uitgever, zoiets vond ze onsmakelijk. Ook een al te experimenteel literair werk gaat terug, maar verder doet Tinke Davids (een pseudoniem) alles. In haar carrière van ruim dertig jaar vertaalde ze uit het Duits en Engels onder meer boeken over psychologie, theologie, seks en journalistiek. Ook is ze de vaste vertaler van auteurs als V.S. Naipaul, Christa Wolf, Paul Theroux, Redmond O’Hanlon en Waltraud Anna Mitgutsch. Het resultaat van haar arbeid is een hele boekenkast vol, ruim 220 boeken.

Davids werkte na haar studie theologie en kandidaats Russisch enkele jaren in de Bibliotheca Rosenthaliana, de afdeling judaïca van de universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Toen ze een kind kreeg, nu dertig jaar geleden, moest ze daarmee ophouden. ‘Een buitenshuis werkende vrouw in dit dorp kon in die tijd niet. Bovendien waren er geen crèches.’ Davids zat thuis en verveelde zich ‘te pletter’. De buurvrouw bood uitkomst. Deze medewerkster van uitgeverij Het Spectrum vroeg Davids enkele Aula-pockets op het gebied van de theologie te vertalen. Dat was niet moeilijk voor Davids, want ze zat nog goed in haar studiestof. Tijdens de middagdutjes van haar zoon en ´s avonds laat toog ze aan het werk. Het vertalen, de eerste klus uit het Duits en de tweede uit het Engels, beviel haar goed en de uitgeverij was tevreden. Toen er bij Het Spectrum even geen boeken te vertalen waren, schreef Davids andere uitgeverijen aan, ‘want ik ben een ongeduldig mens.’ Zo werd De Arbeiderspers, waar Davids nu nog voor werkt, een opdrachtgever. Andere structurele opdrachtgevers zijn Atlas, Ambo en Van Gennep. Voor Atlas vertaalt Davids de reisboekenschrijvers. Ambo voorziet haar van geschiedkundige en psychologische werken en Van Gennep neemt het literaire aspect van Davids’ vertalerswerk voor zijn rekening.

Davids vindt dat vertalers ijverig moeten zijn, maar haar werkdrift grenst aan bezetenheid. Ze werkt tegelijkertijd aan drie boeken. De ochtendsessie besteedt ze aan het moeilijkste boek dat ze op dat moment aan het vertalen is, meestal een literair boek. Ten tijde van het interview is dat Medea van Christa Wolf. Dan volgen er nog een middagsessie en een avondsessie. Dit ritme wordt zeven dagen per week vastgehouden. Vertalers zijn ongezellige mensen, volgens Davids. Ze houden niet van bezoek, want dat brengt hun schema in de war. Een interview is ook zo’n spelbreker. Op een dag zonder lastige onderbrekingen vertaalt Davids vijftien tot twintig bladzijden.

Beginnen aan een nieuw boek kost enige moeite. De eerste paar bladzijden gaan langzaam, tot Davids’ ergernis. Maar eenmaal op tempo maakt ze een schema waarbinnen een boek af moet zijn. Bij de laatste twintig bladzijden is ze ‘niet meer te houden’ en maakt de vertaling in een ruk af. Nooit kwam een vertaling te laat af. Davids krijgt een onrustig gevoel wanneer haar voorraad te vertalen boeken slinkt. Maar als ze even een kik geeft bij haar uitgevers, voorzien die haar dadelijk van nieuw werk. Het contact verloopt hoofdzakelijk per post. Vroeger wilde Davids een vertaling nog wel eens gaan brengen, maar tegenwoordig heeft ze weinig zin om met de zware pakken papier te sjouwen.

Alles ligt een dag stil als Davids een opdracht krijgt van het weekblad De Groene Amsterdammer. In een dag vertaalt ze dan een lang artikel, dat de volgende week geplaatst wordt. Davids houdt wel van zo’n uitstapje. Een toespraak voor de Buchmesse of een essay over Batman betrekt haar even bij de actualiteit.

Voordat haar ‘normale’ werk in de winkels verschijnt, gaat er gewoonlijk een jaar voorbij. Davids ziet haar werk eerst nog terug als ze de drukproeven in huis krijgt. Die controleert ze, voornamelijk op afbrekingsfouten. Dit werk voert ze nauwgezet uit, wat haar veel tijd kost. Meestal zit er geen grote tijdsdruk achter het werk van Davids. Soms moet een vertaling wel voor een bepaalde gelegenheid af zijn, bijvoorbeeld wanneer de auteur het land bezoekt. Verder proberen uitgevers van Amerikaanse pockets steeds vaker het origineel en de vertaling tegelijk op de markt te brengen.

De hulpmiddelen bij het vertalen zijn woordenboeken, die Davids niet kan vernieuwen, omdat ze er tal van nieuwe vondsten en verbeteringen in heeft aangebracht. Het Bargoens woordenboek bewijst zijn diensten als er veel gescholden wordt, ‘want ik scheld nooit’ en voor knullige rijmpjes heeft Davids het rijmwoordenboek liggen, dat in Sinterklaastijd bij ‘gewone mensen’ populair is. Af en toe steekt Davids nog wat van een televisieserie op, All in the Family bijvoorbeeld, en als ze echt geen goede vertaling van een woord weet, laat ze het open. De boekvoorbereider van de uitgeverij weet soms via Internet aan een gepast Nederlands equivalent te komen.

Als ze heel eerlijk is, moet Davids toegeven dat ze liever non-fictie vertaalt. Bij literatuur is het heel belangrijk dat de stijl haar ligt. Thomas Manns Lotte in Weimar vertaalde ze met erg veel plezier. Over het algemeen echter is een literaire en persoonlijke stijl moeilijk in een vertaling te vangen. Davids krijgt al gauw het idee dat het maniertje belangrijker wordt gevonden dan de inhoud. Ze denkt ook dat haar leeftijd ermee te maken heeft. ‘Je hoort wel vaker dat mensen van boven de vijftig minder van literatuur houden. Dan ga je naar de biografieën toe.’ Van literaire experimenten moet Davids al helemaal niets hebben. ‘Ik haat experimenten. Dat komt toch nooit over.’ Een dergelijk boek, laatst nog de derde roman van de Oostenrijkse schrijfster Elfriede Jelinek, gaat terug naar de uitgever. ‘Dan zeg ik: Dank u.’ De vertaler die vijf jaar aan de verzen van Vikram Seth werkte, kan niet op bijval rekenen. ‘Wie leest dat nou? Ik vind het onethisch om zo lang aan een vertaling te werken. Zelf ben ik er te ongeduldig voor.’ Ook is het een bezwaar dat een literair vertaler afhankelijk is van beurzen en subsidies.

Theorieën over het vertalen hoeven we van Davids niet te verwachten. Vertalen is voor haar een ambacht. Er zit voor haar geen creatief aspect aan, ze dicht zichzelf geen grote rol toe. ‘Ik ben een filter.’ Het enige wat ze erover kwijt wil, is dat het belangrijk is dat de vertaler op de hoogte is van vaktermen. ‘Sommigen denken dat je alles op kunt zoeken, maar dat is niet zo.’

Davids houdt van dóórstomen. Heerlijk vindt ze dialogen, die vertalen lekker snel. ‘Een regel waar alleen het woord “ja” op staat, zalig!’ Het liefst leert ze wat van een boek. Favorieten van de laatste tijd: het boek over de geschiedenis van de Zwarte Zee van Neil Ascherson en een historisch verslag van de gebeurtenissen op de Griekse eilanden in de Tweede Wereldoorlog van Louis de Bernières. ‘Wie weet daar nu iets van? Ik las voor het eerst dat de Duitsers daar in 1943 duizenden Italiaanse soldaten hebben gefusilleerd.’ In Nederland deed het laatstgenoemde boek tot Davids’ spijt weinig.

Sinds 1989 is Davids geautomatiseerd. Inmiddels is ze aan haar derde computer toe. Het vertalen gaat nu anderhalf keer zo snel als voor die tijd. Toen schreef ze haar vertaling eerst op en tikte die uit op doorslagpapier dat ze van de uitgever kreeg. Nu betaalt ze papier en diskettes zelf. Uitgeverij Ambo betaalt een premie voor vertalingen die op diskette worden ingeleverd. Die wordt berekend op basis van het aantal aanslagen. Een paar honderd gulden per boek schrijft Ambo over naar Davids’ rekening. Een tip aan andere uitgeverijen over dit gulle gebaar had niet het gewenste resultaat.

Per woord verdient Davids nu een dubbeltje. Toen ze begon was dat een cent. Per jaar stelt het ministerie van OC en W het bedrag vast. Veel verdiende Davids met de vertalingen van de boeken van Shere Hite, dikke pillen over seksualiteitsbeleving die eind jaren zeventig gretig aftrek vonden. Van Het Rite-rapport verschenen zestien herdrukken. Van het verdiende geld kocht Davids een auto, de ‘Hite-mobiel’. Uitgevers hadden in die jaren haast met vertalingen van boeken over seks, feminisme en anarchisme. Dat waren titels die sterk aan de tijd gebonden waren. Daarom kozen ze voor Davids, denkt ze. ‘Uitgevers houden nu eenmaal van snelle vertalers. Of ze van goede vertalers houden weet ik niet.’ Heerlijk vindt Davids de herdrukken, ‘je hoeft geen vinger op te lichten voor de royalty’s.’ Wanneer een titel wordt verkocht aan een uitgever van goedkope edities krijgt Davids een eenmalig bedrag, succes of niet. Dat was wel jammer bij Trefpunt Plato van Klaus Held, dat de oorspronkelijke uitgever aan de straatstenen niet kwijt kon, maar dat als goedkope uitgave in verschillende oplagen de winkels uitvloog. Die goedkope uitgaven doen Davids overigens ‘ontzaglijk veel plezier’. Een boek is voor haar een consumptie-artikel. Rijstpapier en fraaie banden hoeven niet zo nodig. Davids vertaalt voor de geïnteresseerde lezer. Ze wil ermee doorgaan tot ze erbij neervalt. Wat haar gaande houdt? ‘Iedere zin is anders.’