Het vertaaljaar 2017 – De betrokken vertaalhemel    9-26

Ton Naaijkens

‘Het is anders.’1

Waar begint het gezicht van een vis, schreef Yoko Tawada, en waar houdt het op? Althans, het was niet de ook in het Duits schrijvende Japanse dichteres die dat schreef maar Bettina Brandt en Désirée Schyns deden dat, acht jaar geleden.2 Tawada was onlangs op tournee in Nederland en na afloop had ik het genoegen Syrisch met haar te eten. Ook wat vis, gezichtsloos. Het gesprek richtte zich even vaak op het onderwerp vertalen als er schaaltjes op tafel stonden. Ze vertelde onder meer dat vertalers in Japan inmiddels een hogere status hebben dan schrijvers en in overvolle zalen voordragen uit hun oeuvre. Onder luid applaus tussendoor en na afloop. Bemiddelen tussen mensen staat er hoger in aanzien dan je als uniek individu westers te profileren. Dat was haar verklaring. Ik nam nog een hapje humus, mijn avond kon niet meer stuk, ik was in de juiste stemming om me vol goede moed op het afgelopen vertaaljaar te storten.

Tot ik de volgende dag met de neus op mijn eigen feiten werd gedrukt. Welkom gij allen in de jubileumjaargang van Filter, wilde ik uitroepen, welkom in dit nieuwe, spannende vertaaljaar waarin wij terugblikken op het vorige. Ik nam me voor in te zoomen op elke feestelijkheid die ik tegenkwam. Maar de werkelijkheid wilde dat ik somber werd. Ooit spraken we van een bloeiende vertaalcultuur in ons taalgebied, maar ik heb intussen mijn twijfels. De kwaliteit van wat er momenteel aan vertalingen geboden wordt – daar zit volgens mij de klad in. Een zinnetje als ‘een treurig stemmende [...] vertaling die vooral weer eens aantoont dat vertalen een vak is dat niet iedereen beheerst’ mag wat mij betreft vaker opduiken in de geesten van de goegemeente. Het stamt van de op dit terrein onverdachte Sylvia Witteman, mede naar aanleiding van een hertaling in hedendaags Nederlands van Kees de jongen, die zij goed bedoeld noemt maar mislukt en bovendien – Sylvia kan dodelijk zijn – ‘volstrekt overbodig’.3 De echo van deze opmerking weerklinkt steeds vaker, ook tussen mijn eigen verzuchtingen. Het amateurisme viert hoogtij, zeg ik dan, iedereen doet maar wat, vertalen leer je in een handjevol avondcursussen en een enkele workshop in plaats van in een gedegen, lange opleiding, en bovendien: wat let je om zomaar een vertaling op de markt te gooien? Ongeschoold, onbevangen, van alle gêne ontdaan. Je zegt openlijk dat je nooit eerder vertaald hebt, maar dat het je een grote vreugde is geweest die je vervulde met al het creatieve genot dat je poriën maar konden voelen (pathos is dan goed). Het amateurisme viert hoogtij en allerlei zaken worden verdacht. Zo valt het mij op dat er steeds meer Duitse boeken op de markt verschijnen die vertaald worden door vertalers – hoe goed ook – die doorgaans te boek staan als vertalers uit een andere taal. Ook hier verschuiven blijkbaar de normen, drastischer dan ik eerder vermoed heb. Maar misschien gaat het daar om een andere vorm van amateurisme, sterker nog: het woord past misschien niet. Het gaat blijkbaar om meer – ik wil de zaken uit elkaar houden en kijken wie van wat nou precies kaas heeft gegeten, en dan ook nog: welke kaas? Die van het vertalen, die van het opleiden of die van hoe je eenentwintigste-eeuwse professionaliteit opvat?

Dit wordt dus een somber stuk, doorschoten met lichtpunten. Ik houd een DNA-structuur aan, de dubbele helix van mijn stemmingen. De ene streng is zwart en grumpy, de andere licht en vrolijk. Wie zit zo niet in elkaar? Ik schrijf dit met een pennetje van het merk Le Pen: symbool van mijn verscheurdheid. Wie zal het zeggen?

Met je ziel op geregeld papier
Maar met professioneel gemaakte vertalingen ben ik als vanouds blij. Het was een verademing hoe Martin de Haan zijn vertaling van Les liaisons dangereuses presenteerde. Aan de Morriënversie van het boek ben ik gehecht, sinds jaar en dag, al heb ik er uiteindelijk te weinig amorele lessen uit getrokken. Maar dit was wel een vrolijk makende gebeurtenis. Met wat De Haan nu doet hoef je het niet per se eens te zijn, maar het is wel verantwoord en gewetensvol gedaan – hij voegt bijvoorbeeld voetnoten aan zijn vertaling toe, weliswaar in de geest van de oorspronkelijke auteur, maar behoorlijk zelfbewust en ongebruikelijk of zelfs not done bij ons. Ook zijn nawoord is positief en prikkelend tegelijk, met bijvoorbeeld deze zinnen over de ziel: ‘Neem alleen al het woord “ziel”, als zetel van het gevoel: dat begrijpt en pikt de hedendaagse lezer niet meer, dus het hele net van gevoelstermen moet opnieuw worden geweven, op zo’n manier dat een pathetisch personage als Danceny niet direct belachelijk wordt.’ De Haan belijdt een vertaalstijl die recht doet aan de personages en hun levenshouding, iets dat ik zelf met een wellicht enigszins afstotelijke term graag ‘situationeel vertalen’ noem. Een mooi voorbeeld duikt op als De Haan merkt hoe libertijns deze libertijnse roman is: ‘Voor mij persoonlijk kwam de roman […] pas echt tot leven toen ik besefte hoezeer het thema “libertinisme” ook in de schrijfstijl tot uiting komt: de stijl van marquise de Merteuil wordt “volstrekt ongeremd” genoemd, en inderdaad worden daarin de schrijfconventies even makkelijk doorbroken als de gedragsconventies waar ze deel van uitmaken.’4 Stijl en methode van vertalen vallen samen met de inhoud van wat je leest, wat wil je nog meer? Een lichtpunt in de duisternis.

We hebben in Nederland een gerenommeerde vertaalcultuur, schreef Hans Bouman (in de Volkskrant van 26 augustus), en daarmee nam hij een aanloop naar een opsomming van vertaalfouten. In 2017 kwamen er veel ‘fouten’ aan het licht. Neem de afdeling hervertalingen – hun aantal neemt ook toe, het Schwob-beleid is daar een factor in, en uitgevers lijken in toenemende mate te snuffelen in de 1-eurobakken die je buiten het enkele antiquariaat dat nog bestaat kunt aantreffen. Van Ray Bradbury verscheen Fahrenheit 451 (vertaald door Evi Hoste bij Lebowski). Eerder vertaalde C. Buddingh’ het, en zijn versie werd nog herdrukt in 1964 en 2003. Auke Hulst wist het nog – hij ‘verslond het ooit eens als dertienjarige, nadat ik een vergeelde Prisma-pocket uit 1960 – vertaling: Cees Buddingh’ – had opgeduikeld in een antiquariaat. Het boek viel, hoe symbolisch, uit elkaar.’5 Erik van den Berg prees Buddingh’ nog vanwege het door hem bedachte woord ‘brandman’,6 maar bleek niet ondubbelzinnig tevreden met de nieuwe vertaling, die het op de allereerste bladzijde al heeft over ‘geregeld papier’ (‘ruled paper’, gelinieerd papier). Of neem Graham Greene, De kern van de zaak. Uitgeverij Bint, gespecialiseerd in heruitgaven, herzag en actualiseerde de vertaling van drs. H.W.J. Schaap uit 1949. Ook dat lijkt een voorbeeld van een vertaling die nauwelijks of niet een verbetering is ten opzichte van de eerdere. Er staan ‘storende zet- en vertaalfouten’ in, liet Margot Poll weten (ik heb me ervan vergewist, het klopt helaas).7 Vervolgens verzucht ze dat wie het Engels ‘ook maar enigszins’ machtig is, er goed aan doet het boek in de oorspronkelijke taal te lezen. Dat is wat we niet moeten hebben dus. Zo’n opmerking – die vaker de kop opstak in 2017 – veroorzaakt bij mij somberte, omdat de meerwaarde van een goede vertaling als sneeuw in de zon verdwijnt. Ik zag nog andere hervertalingen, nota bene van twee boeken waaraan gerenommeerde schrijfsters ooit hun naam verbonden (Ellen Warmond en Eva Gerlach).8 Somber ben ik dus misschien meer over de uitgevers, die er de oorzaak van kunnen zijn dat je een boek in drievoud in je kast hebt staan, maar die er vooral niet voor zorgen dat juist de vertalingen er beter op worden. Het is soms een zelfgenoegzaam volkje, die uitgevers (een van hen meldde als ‘razende reporter’ vanuit de Frankfurter Buchmesse zelfs dat hij ‘met de allerbeste en allerleukste mensen van de wereld de allermooiste boeken aan het bedenken was voor morgen’9) en ze lijden in toenemende mate aan superlativitis. Zo’n beetje elk boek is ‘verpletterend’. Dieptepunt dit jaar, ik noem geen namen: er verscheen in 2017 ook een ‘uiterst onontkoombaar’ boek.

Why translators have the blues
Hoog tijd voor positieve impressies – de Vlaamse schrijver Bernard Dewulf deed op inlevende wijze verslag van zijn vertaling van het Euripidesstuk Alcestis, althans, via de vertaling daarvan door Ted Hughes: ‘Er ging nauwelijks een vertaaldag voorbij dat ik niet even werd bevangen door een lichte duizeling. Zat ik werkelijk, in de schroefdraad van mijn tijdsgewricht, gebogen over schitterende verhalen, woorden, beelden en verbeeldingen van een eeuwigheid terug?’ In zijn beschouwing passeren een paar clichés de revue, maar essentieel is de nadruk die hij legt op de genoemde schroefdraad: dat de vraag essentieel is wat de teksten ‘mij, ons nu’ zeggen.10 The Economist plaatste op 27 mei 2017 in dezelfde geest een vrolijk makend artikel onder de titel ‘why translators have the blues’. En Macron bracht op de Buchmesse zowaar een ode aan de vertaler, die ‘passeur tussen twee culturen’; hij herinnerde aan Goethe en hoe verrukt die was toen hij zijn Faust in het Frans vertaald zag door niemand minder dan Gérard de Nerval. 

Er waren meer voorstanders van een meertalig Europa te horen die vertalen serieus namen. Toen de Britse auteur John Le Carré opriep tot het leren van vreemde talen als Duits en Frans, stelde de historicus Matthieu Segers meertaligheid vervolgens gelijk aan tolerantie: ‘Zo kunnen de huidige debatten in Europa verfijnd en waarachtiger worden. Laat zijn oproep niet vergeefs zijn! Laten we in de Lage Landen – die transitregio tussen de grote talen van Europa’s gesneefde imperia – het voorbeeld geven. Door te investeren in meertaligheid, door middel van onderwijs, studie, media (nieuwe en oude) en kunst. […] Dieper inzicht in het hoe en waarom van regionale en nationale identiteiten en gevoeligheden komt via het onderhoud van polyglot Europa.’11 Meertaligheid is de voedingsbodem voor vertaling, eentaligheid de dood in de pot. Hans Maarten van den Brink spitste de kwestie politiek toe op het nationalistische debat in Catalonië, in een uitstekend stuk tegen de voortschrijdende Catalanisering van Catalonië. Ook hij ziet de tweetaligheid van Catalonië juist als iets positiefs: ‘Taal is een van de weinige fenomenen waarmee volkeren zich vandaag de dag nog wèl kunnen onderscheiden. De tweetaligheid van Catalonië had een fraai eindpunt kunnen zijn, de kroon op een lange en terechte strijd voor gelijke rechten.’ Maar er zijn andere spoken verschenen: grensbewaking, eentaligheid, nationalisme, geen menging van talen. Het genuanceerde stuk werd in de krant gepresenteerd met de kop ‘Vertalers kunnen Spanje uit de crisis halen’ en eindigde met de slotzin: ‘Minder sprekers, schrijvers en schreeuwers, meer vertalers.’12 Dan zijn we al bijna in Japan, als we Yoko Tawada mogen geloven.

Tja, en dan lees je dat Standaard Uitgeverij de Nederlandse vertalingen van Spider-Man en andere Marvel Comics staakt omdat de ‘echte liefhebbers’ liever de originele albums in het Engels lezen. ‘Iedereen leest Engels,’ tussenkopte de krant (NRC Handelsblad, 14 september 2017), als het ware om nog wat extra zout in de wond te strooien. Of neem wat we op een doordeweekse dag voorgeschoteld kregen in het ochtendblad: ‘Is het niet beter om Bill en Bills in-staat-steller Hillary te hebben dan Donald?’ Gevolgd door: ‘Toen Barack Obama dit voorjaar na een speech voor 400 duizend dollar van het podium stapte en Harvey Weinstein warm omhelsde, gaf dat het signaal dat dit monster leefde in een beveiligde magische cirkel.’ Een sterk staaltje google-transleed dunkt me, of anders een belabberde hapsnapvertaling.13 De verengelsing viert hoogtij en het betekent onherroepelijk verslapping: het wordt steeds krasser, ik verzin het niet, en kan eenvoudig worden gedocumenteerd: ‘Deze nacho’s zijn om voor te sterven’ las ik in hetzelfde ochtendblad, wederom bij het ontbijt, een week later.14 Het is overal, het vertaalgen is het aan het begeven. 

Er wordt wat aangerommeld – Netflix, niet bepaald een ster in taal en ondertiteling (lang hadden ze het over ‘Europeaanse’ series) maakte bekend dat Engels niet meer de primaire kijktaal zal zijn. Goed nieuws, denk je eerst, we worden meertalig. Maar het bedrijf zorgt er tegelijk voor dat de inkomens van ondertitelaars nog verder onder druk komen te staan. Er is een tekort aan vertalers, zegt Netflix zelf, zogenaamd aangedaan, en dus is het bedrijf zelf aan het werven geslagen. Waarop de klap op de vuurpijl volgt: na een examen van niet meer dan negentig minuten kun je aan de slag.15 Ook dat heet opleiden tegenwoordig. Vanuit de Auteursbond werd er gelukkig actie ondernomen, alom wordt er ook in de ondertitelsector geklaagd over teruglopende kwaliteit. We maken het dagelijks mee, zegt de zeurder in me. Ik zag iets van hetzelfde opportunisme ook in een uitspraak van de directeur van het Vlaamse Fonds voor de Letteren toen hij bekendmaakte het Vlaamse filiaal van de Vertalersvakschool mee te ondersteunen: wat hij wil is vooral ‘een brug slaan tussen vertalers en uitgevers in Vlaanderen en Nederland’ (De Morgen, 29 november 2017). Ook een beleidsdoel natuurlijk, maar vooral geleid door economische, publicitaire, protectionistische motieven. Om beter opleiden lijkt het hem niet te gaan.

Je kan me de bout hachelen
Een andere toon dan maar: De Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2017 ging zeer verdiend naar Karol Lesman voor zijn vele vertalingen uit het Pools. De Letterenfonds Vertaalprijs was voor Roel Schuyt voor vertalingen uit het Servo-Kroatisch en het Albanees. En om in Oost-Europa te blijven: de Czech Book World kende de Jiri Theiner Award toe aan vertaler Edgar de Bruin, voor zijn hulp bij het verspreiden en promoten van Tsjechische literatuur in het Nederlandse taalgebied. Bij alle drie speelt hun ambassadeurschap een grote rol. En Madla de Bruin-Hüblová werd in Praag onderscheiden met een van de acht Josef Jungmannprijzen voor haar vertaling van En de akker is de wereld (Pole je tento svět) van Dola de Jong. Ook de jury van de Filter Vertaalprijs keek oostwaarts en bekroonde Bij mij op de maan, een bloemlezing van Russische kindergedichten, vertaald en gekozen door Robbert-Jan Henkes. Voorts zijn nog te noemen de Europese Literatuurprijs 2017 voor Verdriet is het ding met veren van auteur Max Porter en vertaler Saskia van der Lingen en de NKV Homerosprijs die Patrick Lateur won voor zijn Odyssee-vertaling. 

De Prix des Phares du Nord 2017 was voor Mireille Cohendy (voor Une heure avant minuit, haar vertaling in het Frans van de roman Een dwaze maagd van Ida Simons) en de Vondel Translation Prize 2017 ging naar David McKay (voor War and Turpentine, zijn Engelse vertaling van Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans).16 Daniel Hugo ontving voor zijn vertaling van hetzelfde boek een tweede bekroning door de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns. De Katholischer Kinder- und Jugendbuchpreis 2017 was voor vertaler Andrea Kluitmann en auteur Anna Woltz en hun boek Gips. De Japanse vertaling van Toon Tellegens Het verlangen van de egel werd bekroond met the Japan Bookseller’s Award 2017 (categorie Best Novel in Translation. Auteur en vertaler Saki Nagayama ontvingen beiden een trofee, een oorkonde en een boekenbon van 50.000 yen, ongeveer € 500). Maar Het verlangen van de egel is een uitzonderlijk succes: ruim 130.000 exemplaren verkocht in 2017.17 Ik vergeet vast prijzen, maar wil nog wel de Vertaalengel noemen die naar het Boekenpanel van De Wereld Draait Door ging. Wel vergat boekhandelaar en panellid Brecht Russchen op de dag van toekenning de vertaalster van het nieuwe boek van de maand te vermelden – dat was Inge Pieters voor Homo Deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst (uitgeverij Thomas Rap).

Over feestelijkheden van De Wereld Draait Door gesproken: op 27 maart 2017 was Hans Boland er te gast, voor de gelegenheid overgevlogen uit Indonesië, waar hij toen woonde en werkte. Bijzonder dat een dergelijke aandacht uitging naar een vertaler.18 Hij had het er ook naar gemaakt door een aansprekende, vernieuwende versie af te leveren van Anna Karenina (Athenaeum – Polak & Van Gennep) die druk werd besproken. Hij voegde er een boekje aan toe over de kunst van het vertalen: Hij kan me de bout hachelen met zijn vorstendommetje (Pegasus). De nieuwe Anna is ongetwijfeld een van de hoogtepunten in het vertaaljaar 2017: ‘een feest van taalgevoel’, vond Marc van Oostendorp, die ook dit stukje uit De bout aanhaalde: ‘Op school zou meer vertaald moeten worden, vindt de meestervertaler Hans Boland. Er is geen manier om je taalgevoel zo aan te scherpen, Mensen drukken zich steeds slordiger uit, en het “meest probate middel om dit proces te stoppen en mogelijkerwijs te keren, is vertaalonderricht”.’19 Precies, denk ik dan.

Ik zit overduidelijk in de streng van de zonneschijn en wijs enthousiast op een publicatie van Rozalie Hirs. Bij de Duitse uitgeverij kookbooks verschenen haar Gesammelte Werke. Het gaat om een oorspronkelijke bundel van de dichteres in het Nederlands en in elf andere talen, allemaal in één bundel tegelijk: ‘We zijn taalwezens, doen taal na, altijd in wording,’ vertaal ik haar Duitse toelichting en citeer dus in één moeite door mezelf en Rozalie Hirs. ‘We veranderen haar, de taal, en onszelf door te spreken (en te schrijven), in het voelen-denken, in het waarnemen, in de uitwisseling. We ervaren onszelf in de wereld, in het spreken, in het woordtasten en -proberen.’ Meer dan elf vertalers wagen zich aan de teksten, onder hen Rozalie Hirs, die samen met kookbookskoningin Daniela Seel zichzelf vertaalt. Over feest gesproken, weg met alle donderwolken – laten we het dan maar meteen over belangrijker zaken hebben. De wereldvrede bijvoorbeeld.

Voor die vrede is een vredesmachine in de maak in Finland. De vredesmachine is een vertaalmachine, hoogleraar Timo Honkela bedacht hem. Hij brengt vrede in direct verband met vertalen. Ik had nog nooit van hem gehoord en ook toen hij voor Volkskrant Magazine – zittend voor een bowl bami en met de eetstokjes in de aanslag – gefotografeerd werd in Chinees restaurant Family te Helsinki, was ik nog niet geheel overtuigd. Honkela eet er vaak en denkt op weg erheen na over zijn uitvinding. ‘Op een van die tochten begin dit jaar,’ schrijft John Schoorl, ‘schoot zijn resolute oplossing voor wereldvrede hem te binnen: een ingenieuze vertaalcomputer die alle misverstanden wereldwijd wegneemt.’20 Het is een aandoenlijk verhaal, want behalve de eenzame eetgewoonten wordt ook de geestelijke constitutie van de professor geschetst (inclusief dissociatiestoornissen en een aantal mislukte huwelijken).21 Honkela gaat miljoenen boeken en teksten analyseren, de informatie verwerken en zo interculturele misverstanden voorkomen: ‘Nooit, nooit meer hoeven kostbare, sciencefictionachtige militaria en nucleaire gedrochten aangeschaft te worden nu een slimme machine het mensdom rechtstreeks naar het walhalla van de vrede kan transfereren.’ Ik hoop dat hij ook Noord-Koreaanse teksten verwerkt.

Nu begin ik me op tegenstrijdigheden in mezelf te betrappen, inherent aan de dubbele helix misschien. De advocaat van de duivel in me zegt: die vredesmachine is natuurlijk eerder een anti-vertaalmachine als er alleen maar Engelse eenheidsworst uitkomt. Wel een belangrijk punt voor 2017, het jaar waarin druk gediscussieerd werd over de verengelsing van onze wereld. Hetgeen direct verband houdt met vertalen en uitspraken als die van de Chef Boeken van NRC Handelsblad, dat hij Engelse romans het liefst in het Engels leest. Daarover later meer. Een hoogleraar Chinese taalkunde kwam met een rigoureuzere oplossing, eveneens denkbaar: ‘Schaf het Nederlands gewoon af.’ Deze Rint Sybesma sprak over de verengelsing van het deel van de maatschappij waarin hij opereert, het hoger onderwijs. Zijn ironische stuk werd verkeerd begrepen, maar hij schetste wel een toekomstbeeld: ‘De langzame uitfasering van het Nederlands zal snel merkbaar zijn in de literatuur. Schrijvers schrijven hun boeken niet langer in het Nederlands, want dat kunnen ze niet meer. Ze schrijven nu gewoon in het Engels, zodat de hele Angelsaksische wereld onze boeken zonder tussenkomst van een vertaler kan lezen.’22 Gaat onze vertaalcultuur echt teloor?

Het oprukkende Engels
Een hype ontstond er rond boeken die net zo functioneren als series (‘binge-lezen’). De grootste voltrok zich rond de trilogie van Jane Gardam (*1928), wereldwijd overigens, het is geen vaderlandse verdienste.23 Iets vergelijkbaars gebeurde met een cyclus van Elizabeth Jane Howard (1924–2014) over een familie met de naam Cazalet, bij ons vertaald als Lichte jaren en Aftellen (voor Atlas Contact door Inge Kok). Howard is helaas al overleden, de hoogbejaarde Gardam overweegt nog rustig een vierde deel. De boeken zijn verslavend, ook volgens gerespecteerde critici, die soms de indruk wekken dat ze de delen in het Engels gelezen hebben – op Joyce Roodnat na, die kritisch was over het tweede Cazaletdeel: ‘Het enige dat er op valt af te dingen is de wat haastige vertaling. Een enorme klus, misschien dat hij daardoor wel eens te veel het Engels echoot. Met “buste” waar denkelijk “boezem” bedoeld wordt, of “grote pech” waar “dikke pech” aantrekkelijker was geweest.’24 Ik las zelf wat in Cazalet 1 en gleed al snel uit;25 ik las de vertaling Een onberispelijke man26 en ook die vond ik allesbehalve onberispelijk. 

Het eerste deel heet Old Filth in het Engels, een jurist staat er centraal in, Old Filth is zijn bijnaam. Het eerste stuk lijkt nog aardig geredigeerd, maar daarna (zo’n beetje vanaf het hoofdstuk ‘Tulpen’) stort de vertaling zichtbaar in. Met alle respect, Cossee maakt goede sier met deze bestseller, maar qua vertaling is het een wanproduct. Bepaalde zaken zijn de uitgever te verwijten: zo te zien is er nauwelijks persklaar gemaakt – ‘een prachtig parelketting’ (p. 204), ‘begeeerte’ (p. 308) – en is er niet of nauwelijks geëindredigeerd – de ‘delinquente kat’ was dan vast (van p. 98) verjaagd en ‘Ulysses’ (op p. 92) veranderd in hoe hij bij ons doorgaans heet. Dat laatste voorbeeld is een interessant geval, want dat kun je eigenlijk alle betrokkenen verwijten, ook de vertaler. Die treft in dit geval uiteindelijk de meeste blaam, want het was wat anders geweest als Ulysses het enige was. Er staan zo veel slechte zinnen in dit boek, zo veel krakkemikkigs en primitiefs, zo veel beginnersfouten dat je geneigd bent naar het origineel te grijpen. En misschien heeft Cossee dat ook gemerkt, want de twee andere delen van de trilogie werden aan andere vertalers gegund. Die twee delen lopen in vertaling vlot, alles waar je in deel 1 over struikelt ontbreekt daar: in ieder geval is daar het Nederlands zuiver en correct, misschien zelfs onberispelijk.27

Toch verschenen er heel wat bijzondere vertalingen uit het Engels, te veel om allemaal te noemen, maar ik maak een uitzondering voor Machten der duisternis van Anthony Burgess, vertaald door Paul Syrier. Dat is een immense prestatie (en een bijzonder boek), goed verzorgd door de uitgever (Van Oorschot), die er een professionele vertaalredacteur op zette (René Kurpershoek). Jonge schrijvers als Jamai Ouariachi en Niña Weijers prezen het boek, ook om het ‘sprankelende’ van de vertaling.28 Voor de rest is het geen doen om te kiezen. Vandaar verder maar niets, om het evenwicht met de vertalingen uit andere talen enigszins te herstellen.29 Misschien moet ik toch aandacht besteden aan De meisjeskleedkamer van Karen Connelly, een van de talloze boeken die dit jaar verschenen met als thema vrouwen en seks, of zoals de kop boven de bespreking van het genoemde boek luidde: vrouwelijk verlangen zonder clichés. Cathérine Ongenae besprak De meisjeskleedkamer zonder de vertaler te noemen (dat is Rebekka Bremmer), misschien om haar te beschermen: ‘Er valt daarentegen best wat kritiek te geven op de soms haperende Nederlandse vertaling van de roman. “Ze hesen hun massale rugzakken op hun schouders”: wat is een massale rugzak? [ik zou willen toevoegen: op hun schouders? tn] Of: “De beschikbare mannen zijn snel overwonnen”: zou het kunnen dat daar veroverd wordt bedoeld?’30 Je zou willen dat het minder voorkwam – somber, somber – vooral om de al tweemaal aangekondigde, vermaledijde zinnen van de Chef Boeken van NRC Handelsblad te counteren: ‘Ineens besefte ik dat zijn aanwezigheid in mijn leeservaringen [hij heeft het over Jeremy Irons, de vertelstem uit de tv-serie Brideshead Revisited die hij tijdens het lezen van Engelse romans maar niet uit zijn hoofd krijgt, tn] er ongetwijfeld mee te maken had dat een vertaling nooit tegen het origineel op kan. Want zo’n oorspronkelijke tekst bevat de klanken, de geuren en de cultuur van de schrijver zelf. Alleen daarom is het zo fijn om een Engelse roman in het Engels te lezen.’ Midden in de vakantie stond dat zomaar in de krant (op 21 juli 2017). Schandelijk moet ik zeggen, want ik ben uiteraard een andere mening toegedaan (‘nooit’?). Anderzijds word ik behoorlijk met mezelf geconfronteerd, want Krielaars heeft het juist over Old Filth in de Cosseeversie, en daar viel ik zoals gezegd ook over. Laten we het erop houden dat de zinnen bij het oud vuil kunnen zodra het kwik van de vertaalkwaliteit weer stijgt. 

Die ons ontvielen
In de goede traditie van deze inleiding herdenken we de overledenen van het afgelopen jaar. Vorig jaar vergat ik iemand, en dat is onvergeeflijk: op 3 november 2016 overleed AnneMarie Houwink ten Cate-Schlichting op 82-jarige leeftijd. Zij vertaalde veel, was heel actief in vertalersverenigingen en vertaaljury’s. ‘Op tijd’ ben ik voor anderen. In 2017 overleed de ondertitelaar en boek- en Donald Duckvertaler Bert Stroo (1965–2017). Er kwam een eind aan het leven van Henk Hoeks (1947–2017). Hij was onder andere redacteur van uitgeverij SUN (1970–2008) en daar begeleider van talloze vertalingen – collega’s van SUN spraken in hun rouwadvertentie van ‘onze onvervaarde en onvervangbare vriend, fameuze collega in de jaren van uitgeverij SUN’ – de ‘socialistiese’ tijd is dat, waarin het fonds werd opgebouwd en roemruchte vertaalreeksen ontstonden als Sporen en Memoria. Na SUN werkte Hoeks enkele jaren bij Boom, later bij In de Walvis en Vantilt – de Nijmeegse kring noemde hem in een rouwadvertentie ‘filosofieredacteur’, en hij werd duidelijk met groot respect herdacht.31

Willy Courteaux overleed op 93-jarige leeftijd (1924–2017), lange tijd tv-recensent en nijver schrijver van ingezonden brieven, maar bovenal de vertaler van het volledige dramatische werk van Shakespeare. In De Groene Amsterdammer schreef de dichter Martin Reints (7 april 2017) dat Courteaux heeft bijgedragen ‘aan de meest indringende leeservaringen’ die hij heeft gekend. Zijn stuk, waarin Reints mijmert over de dood, eindigt met een onvergelijkbare zin, waaruit de eerbied blijkt: ‘Waarom schrijven toneelschrijvers toneelstukken? En waarom vertalen vertalers die? Ik weet het niet, maar het is mooi dat ze het doen tijdens hun leven.’32

Barbara Mooyaart-Doubleday (1919–2017) is in 2017 gestorven. Gezeten naast vader Otto Frank vertaalde zij Het Achterhuis van Anne Frank in het Engels (in 1952 verscheen The Diary of a Young Girl in New York). Ze was toen 32 jaar en op grond van haar proefvertaling werd zij uitverkoren. In 1951 had ze vier maanden (volgens een andere bron drie maanden) de tijd voor haar vertaling, in de middagen en de avonden als haar zoontjes sliepen. ‘Ze raakte diep beïnvloed door de woorden van Anne, kon vaak niet meer stoppen, sliep niet meer, tot haar man ingreep en haar verplichtte rond negen uur te stoppen. Ze is er niet rijk van geworden. Ze kreeg een vast bedrag van honderd pond van haar uitgever, het dubbele van wat ze eerder hadden afgesproken.’33 The Diary was haar enige vertaling, ‘haar levenswerk’. Hans Driessen (1953–2017) daarentegen vertaalde veel. Hij stond vooral als filosofievertaler te boek en werkte onder meer voor Boom, Vantilt, De Arbeiderspers. Driessen schreef een indrukwekkend vertaaloeuvre bij elkaar, daaronder grote romans als De Toverberg en Berlijn Alexanderplatz. Paul Beers, een geestverwant als vertaler, begeleidde een deel van zijn werk, las dus veel mee en wees op Driessens enorme werkkracht, ondanks de chronische zenuwpijnen en een progressieve oogkwaal die hem in het laatste deel van zijn leven kwelden. Driessen werd op vele plaatsen herdacht. Iets minder gold dat voor Willy Brill (1926–2017), die toch enorme verdiensten had als vertaalster en ambassadrice van de Jiddische literatuur. Zij was de drijvende kracht achter De Grine Medine en gaf in 2007 Sprakeloos water uit, een unieke verzamelbundel Jiddische poëzie. In de rouwadvertentie meldt de familie diep bedroefd te zijn maar ook trots dat ze tot het laatst een zelfstandige, actieve vrouw bleef, werkend aan een vertaling uit het Jiddisch.

Koen Jaspaert (1956–2017) overleed. Hij was van 1998–2004 algemeen secretaris van de Taalunie en stond mede aan de basis van het Steunpunt Literair Vertalen. De vertaler en componist Wim Aerts, emeritus hoogleraar Middel- en Nieuwgrieks en Byzantinologie (1926–2017) overleed, evenals Antoinette Sisto (1963–2017), een dichter en vertaler van Italiaanse poëzie. Dick Bruna (1927–2017) van het ‘wereldmerk Nijntje’ ontviel ons, hij fietste nog tot op hoge leeftijd door de binnenstad van Utrecht en groette altijd terug als je hem groette. Simone Mooij-Valk (1930 –2017), vertaalster uit het klassiek Grieks, overleed – zij vertaalde Marcus Aurelius, het droomboek van Artemidorus, Arrianus’ verslag van Alexanders veroveringen, Philostratus’ biografie van de magiër en goeroe Apollonius van Tyana. Lisetta Stembor (1927–2017), vertaalster, belandde als lid van de Bond van Jonge Vegetariërs ooit op een wereldjeugdfestival in Warschau, midden in de Koude Oorlog – een bijzondere vrouw, die rustig op een Batavus Bilonet naar Warschau reed om daar vervolgens Pools te gaan studeren. Ze werkte als tolk in Straatsburg, maar woonde haar leven lang in Den Haag aan de Mient, waar ze officiële stukken vertaalde, maar ook handelscorrespondentie en een aantal literaire werken (Stanisław Lem, Czesław Miłosz en Tadeusz Borowski). Volgens het AD had menige Poolse stukadoor of schilder recent nog ‘tegen gereduceerd tarief zijn papierwerk door haar laten vertalen’.34 De vertaalwetenschapper Albrecht Neubert (1940–1987) van de Leipziger Schule kwam te overlijden, evenals Ton Oosterhuis (1925–2017), die behalve wiskundige, historicus, kinderboekenschrijver, bakkerszoon en marktonderzoeker ook vertaler was, en wel van de sonnetten van Shakespeare en de gedichten van Christine de Pizan – ook hij ontviel ons in het betrokken vertaaljaar 2017.

Japanse cruises en een poptempel
De naam Murakami viel vaak in 2017. Het is sowieso de eerste in het Nederlands vertaalde auteur voor wie een heuse cruise werd georganiseerd – althans, het schip bleef helaas wel in de Rotterdamse haven aangemeerd liggen, bleek.35 Maar mooi was vooral dat de Japanse auteur genoemd werd in een pleidooi dat Christiaan Weijts schreef om leerlingen op scholen weer meer literatuur te laten lezen en hen ‘te bevrijden uit de beknelling tussen taalvaardigheid, grammatica en begrijpend lezen’. Bij Weijts komt de verzuchting voort uit de ergernis die boekenlijsten bij hem opriepen (zijn standpunt valt samen te vatten met de woorden ‘misdadig’ en ‘fuck the canon’). Het bijzondere van zijn oproep was dat hij in de leeslijsten (bij Nederlands en vakken als Culturele en Kunstzinnige Vorming) ook vertaalde literatuur als vanzelfsprekend wil opnemen.36 De al eerder genoemde neerlandicus Marc van Oostendorp viel hem bij37 en vond het prima de grenzen van wat kinderen mogen lezen te verruimen met vertalingen: ‘Een goede vertaling kan net zo rijk zijn en leerzaam en fraai van taal als een origineel. Op allerlei manieren hebben vertalingen (om te beginnen die van de bijbel) bijgedragen aan de vorming van de Nederlandse taal en het Nederlandse cultuurgoed. Vertalers horen tot de beste taalgebruikers die er zijn. Hun werk is net zo goed onderdeel van de Nederlandse cultuur.’ Of het nu Murakami moet zijn, Flaubert of W.G. Sebald maakt minder uit. Je moet een doel stellen (‘kwaliteit’, bijvoorbeeld, maar dat kan ook ‘beleving’ zijn) en daar komt de keus wel op uit. Zeker nu de vreemde talen steeds meer uit het middelbare onderwijs verdwijnen (op het Engels na), wordt de vraag steeds nijpender: waar we op den duur de vertalers vandaan krijgen die het Nederlands moeten vormen en verrijken? Opleiding is bar nodig, op het hoogste academische niveau.

Vrolijk was ik eveneens toen ik me in het Lutherjaar 2017 een Playmobilepoppetje cadeau deed na het rituele bezoek aan de Luthertentoonstelling in het Catharijneconvent. Een historische figuur is het geweest, om verschillende redenen, maar de tentoonstelling liet ook zien hoe verweven zijn vertalerschap was met de tijd, hoe nauw verbonden dat was met Erasmus en diens ideeën over de wereld, hoe tegenstrijdig hij zich uitliet (revolutionair en reactionair tegelijk, vanuit huidig perspectief, en dan nog los van zijn antisemitisme) en hoe apart zijn persoonlijkheid moet zijn geweest. Amper een monnik, eerder een briljante communicator met oog voor de wereld, een harde werker, een meer dan gewone vertaler.

Non-fictie werd druk vertaald en ook druk bediscussieerd. De grootste opschudding was er over net zo’n opinion leader als Luther en over het feit dat zijn werk vertaald werd: Oswald Spengler en diens De ondergang van het Avondland (in twee delen uitgegeven en vertaald door Mark Wildschut, bij Boom). De uitgever organiseerde nu eens geen cruise, maar wel een grootse presentatie met debat in de Amsterdamse poptempel Paradiso. Spengler blijft controversieel, vooral met betrekking tot de politieke aspecten van zijn gedachtegoed, in de discussie steeds vermengd met de gevolgen die ze historisch mogelijkerwijs hebben gehad (Hitler). Merijn Oudenampsen prees de vertaler, die er in Paradiso op hamerde dat wat hem betreft Spengler geen racist of nazi was, maar richtte zijn pijlen op de drijvende krachten achter de publicatie. Behalve de uitgever was dat volgens hem vooral de filosoof Ad Verbrugge, die de actualiteit van het boek zo benadrukt en meewaait met rechtse of zelfs extreemrechtse winden.38 Arnold Heumakers39 was niet blind voor deze problematiek, maar begroette wel ondubbelzinnig de publicatie van ‘deze cultuurkritische klassieker’, waar Robert Musil zo tegen fulmineerde en die volgens sommigen ook iets verklaart van de schilderkunst van Willink. Over opklaringen gesproken. Op de speciale website – leesspengler.nl, opgezet door Boom – staat in ieder geval van alles, van videocolleges, podcasts, toelichtingen van de belangrijkste begrippen en een heel scala meningen van een bont gezelschap experts en opiniemakers.40 Er zijn gelukkig nog steeds vertalingen die in de watten worden gelegd.

Bij de non-fictievertalingen van 2017 zaten nog andere belangwekkende vertalingen, juist op het gebied van de filosofie. Ik noem Denkbeelden van Walter Benjamin, door Michel van Nieuwstadt voor Vantilt) en ook Spinoza’s Ethica die Maarten van Buuren presenteerde en voorzag van een uitgebreide vertaalverantwoording en een nog uitgebreider commentaar over ‘de essentie’ van het boek (Ambo Anthos). Het was een werk van jaren voor hem en interessant in ieder geval ook door de gekozen werkwijze aan de hand van vijftig sleutelwoorden. Van Buuren las uiterst intensief en diepgaand, maakte gebruik van de verschillende edities, stelde verschillen vast en omgaf de sleutelwoorden – vaak volledig samenvallend met vertaalproblemen – met veel context. Spinoza wordt door deze vertaler serieuzer genomen dan ooit tevoren; ik bedoel: Van Buuren gaat uit van uiterste precisie in woordkeus bij de filosoof, gekoppeld aan uiterste precisie in de manier van denken die daaruit spreekt. En dan is het jammer dat een vooraanstaande bespreker als Heumakers de vertaling ‘extra lastig’ vindt, maar de vijf nu voorhanden vertalingen over één kam scheert: ‘Hetzelfde Latijnse woord, vijf verschillende Nederlandse equivalenten. Kom daar maar eens uit.’41 Maar dat is minder erg dan de vijf vertalers van Schama gewoon niet vermelden, laat staan ingaan op de effecten van het opdelen van werk in parten.42

Een opvallende vertaling was het wel, dat tweede deel van Simon Schama’s Geschiedenis van de Joden. Joseph Pearce schreef een kundige en inhoudelijke, positief kritische recensie van het boek, prees het vertellerschap van Schama, noemde diens stijl ‘bevlogen’ en sprak van een ‘vanaf de eerste tot en met de laatste bladzijde buitengewoon beklijvend leesgenot’.43 Het boek werd vertaald door een vijftal. Deel 1 was al eerder vertaald, door een viertal (op één vaste kracht na met een geheel ander vertaalteam).44 Het moet een tour zijn Schama’s stijl consistent weer te geven. Die is bekend van de manier waarop een drietal (Eugene Dabekaussen, Barbara de Lange en Tilly Maters45) hem in 1988 weergaven in het onvolprezen Overvloed en onbehagen. Het is toch wel riskant, dat groepsvertalen, en het neemt toe. Neem de nieuwe Stephen Fry of Vuur en woede (het boek waarin Michael Wolff Trump fileert, verschenen bij Prometheus): in no time op de markt gebracht met behulp van maar liefst zes vertalers, en niet de minste. Een sterk staaltje in dit opzicht was ook de breed en met volle aandacht ontvangen studie van Yuri Slezkine over een stalinistisch wooncomplex dat in het Nederlands Het huis van de regering heet (in twee delen, elk van 639 pagina’s), voor uitgeverij Spectrum vertaald door een drietal vertalers.46 Behalve de naam van de auteur (een alternatieve, meer Nederlandse transcriptie is naar verluidt Joeri Sljozkin – hoogleraar Russische geschiedenis in Berkeley – het boek is uit het Engels vertaald) lijkt er nogal wat mis met het boek. Raymond van den Boogaard ergert zich over de pretenties van de auteur, suggereert antisemitische neigingen bij hem en beveelt (sic sic) het lezen van het Engelse origineel aan: ‘De Nederlandse vertaling staat vol anglicismen en honderden kreupele zinnen, waarbij vaak duidelijk wordt dat de vertalers geen flauw idee hadden naar welke sovjetbegrippen verwezen wordt.’ Een wanproduct lijkt het, dat ook nogal duur is (bij elkaar € 99,98 tegen € 29,99 voor de Engelstalige versie). 

Een legerkamp en een Innenhof
De manier waarop Rokus Hofstede de Meisjesherinneringen van Annie Ernaux vertaalde (voor De Arbeiderspers) hoort dan wel weer thuis aan de opgeklaarde vertaalhemel. Op hofhaan.nl legde de vertaler getuigenis af van zijn gevoel voor stijl,47 en relativeert hij de titel, die hij ‘zoetelijker’ vindt klinken dan de Franse (Mémoire de fille).48 Bijzonder waren ook de bloemlezingen die Kiki Coumans verzorgde van werk van Colette (voor dezelfde uitgever49) en van gedichten van Guillaume Apollinaire (Het raam gaat open als een sinaasappel, Uitgeverij Vleugels) – ‘magistraal’, vond Guus Luijters, maar de stevigste bespreking kwam van de hand van Tonnus Oosterhoff.50 Niet alleen werd Apollinaire door hem goed gesitueerd en stilistisch geanalyseerd – inclusief wat sympathieke waarnemingen als: ‘Want poëzie van nu rijmt eigenlijk nooit, dus hoe volmaakt een rijmende vertaling ook is, altijd komt er een signaal mee: dit is moois van vroeger’ – maar hij woog de vertaling ook ten opzichte van andere vertalingen zonder die ondergeschikt te maken aan het origineel.

De sterke recensie van Oosterhoff stond op deReactor.org, een platform waar steeds meer indringende kritieken verschijnen, soms ook vertaalkritieken. De opvallendste was die van Laurent de Maertelaer over een vertaling door Jef Elbers van een boek van Jean Raspail (De ontscheping, uitgeverij De Blauwe Tijger). Het boek uit 1973 is berucht vanwege het vermeende racisme ervan, bovendien verscheen het eerder onder de titel Het legerkamp der heiligen in mei 2015 bij uitgeverij Egmont: het boekenbedrijf van Vlaams Belang. De Maertelaer zocht het goed uit, vermeldde dat vertaler Elbers al jaren een actief lid van genoemde politieke partij is en een woord vooraf (sic) toevoegt aan de roman. ‘Dat De ontscheping een xenofoob delirium is, kan en mag zijn publicatie echter niet in de weg staan. Bij de literaire waardering van een racistisch werk tellen ook andere elementen mee,’ aldus De Maertelaer in maart 2017, nog voordat de politiek-correcte uitwassen van eind 2017 zich echt aftekenden. Hij reconstrueerde nauwgezet de publicatie- en receptiegeschiedenis, merkt de vele typo’s en taalfouten op en typeert de vertaling vervolgens ook als ‘verouderd’: ‘Elbers – voor wie, voor zover ik kon terugvinden, De ontscheping zijn eerste literaire vertaling is – dekt zich in en schermt negatieve reacties preventief af door te stellen dat hij “de rijke stijl” van Raspail “met zijn homerische beeldspraak” en “onconventionele zinsbouw” zo “nauwgezet mogelijk” heeft proberen te volgen. De taal van Raspail is inderdaad bloemrijk, maar dat “nauwgezet” moeten we met een korrel zout nemen.’ De roman was in 2017 onderdeel van de Schwob-actie van het Nederlands Letterenfonds: ‘De ontscheping van Jean Raspail hoort bij de 10 herontdekkingen voor 2017,’ luidde het.51 Het Letterenfonds verantwoordde zich ook, maar verwijst daar op de eigen Schwob-website helaas niet naar – daarvoor moet je terug naar deReactor.org, waar ook De Maertelaer zich andermaal verweerde, met de toch wel forse zin: ‘Een dergelijke aanfluiting promoten is een kaakslag voor professionele literaire vertalers.’

Is het zo erg? Het domein van de vertalingen uit het Duits – ik opperde het al – kan misschien dienstdoen als barometer voor de vertaalkwaliteit, niet zozeer omdat het zichtbaar maakt hoe weinig nieuw talent zich erin aandient, maar vooral zogezegd omdat steeds meer vertalers die doorgaans of ook vanuit een andere brontaal werken dit erbij doen. Ik moet namen noemen: Gerda Baardman, Roland Fagel en Liesbeth van Nes, wederom: niet de minsten.52 Wil Rouleaux noemde de vertaling van de laatste ‘uitstekend leesbaar’53 – waarschijnlijk terecht – en eigenlijk geldt dat ook voor Baardman en Fagel (ik las het bij Prometheus verschenen Cox of het verglijden van de tijd van Ransmayr en vergeleek een aantal bladzijden met het origineel: vertaalvaardige herschikkingen binnen de lange zinnen, die ook verdedigbaar worden opgesplitst54). Maar leesbaarheid alleen is een criterium dat op één been hinkt. Het boek van Benedikt Wells (Het einde van de eenzaamheid, verschenen bij Meulenhoff) was een bestseller (en ook een Boek van de maand bij De Wereld Draait Door), de vertaling ervan is zeker niet slecht, maar nogal clichématig vertaald en zonder een zintuig voor het bijzondere van de brontekst en de taal ervan. Je kunt inderdaad best steeds terugvallen op standaardoplossingen en het levert een hapklare, zeker ook vlotte vertaling op, maar betekenisnuances, sterk verbonden met de achterliggende cultuur, lijken te worden gemist.55

Oudijslands, Welsh, wat niet al
Er zijn ook tal van andere talen natuurlijk. Karol Lesman moet worden geprezen voor zijn nieuwste Myśliwski (De horizon, Querido – uit het Pools), Jan Wilem Bos voor Het boek der fluisteringen (van Varujan Vosganian, uitgeverij Pegasus – uit het Roemeens), Erdal Balci voor Het kritische gehalte van een liefdesverhaal (van Sabahattin Ali, uitgeverij Van Gennep – uit het Turks). Bij die lofprijzingen hoort er ook een voor Edith Koenders en Paula Stevens, die het immense boek van Johan Harstad Max, Mischa & het Tet-offensief vertaalden (1232 pagina’s, voor Podium – uit het Noors) en een voor Linda Pennings en Het museum van oorlog (van Claudio Magris, De Bezige Bij – uit het Italiaans). Peter Swanborn droeg in zijn recensie van De saga van Egil, de zoon van Kale Grim, Marcel Otten voor de Martinus Nijhoff Vertaalprijs voor (Athenaeum – Polak & Van Gennep – uit het Oudijslands). Te weinig lof en aandacht kreeg mijns inziens de nieuwe vertaling van Honderd jaar eenzaamheid door Mariolein Sabarte Belacortu (Meulenhoff – uit het Spaans). Heel apart zijn ook de vertalingen uit het Welsh (Tussentijd van de schilder David Jones56, door Hans Kloos voor De Bezige Bij – ondertitel: seinnyessit e gledyf ym penn mameu – maar sowieso een knap staaltje vertalen als je de bijzondere taal ziet waarin deze bijzondere oorlogservaringen gegoten zijn) en uit het Iers (Onder de zoden van Máirtín Ó Cadhain, voor Bananafish vertaald door Alex Hijmans – Cré na Cille heet het boek uit 1949 oorspronkelijk). Graag noem ik ook deze veelbelovende nieuwe vertalers: Emilia Menkveld kwam met De rode anjer (van Elio Vittorini, bij Cossee – Schwob), Lisa Thunnissen met De cowboykampioen (van Aura Xilonen, bij Wereldbibliotheek), Eline Jongsma zorgde voor het Nederlands van een Noors toneelstuk van Fredrik Brattberg (De terugkomsten, De Nieuwe Toneelbibliotheek), Heleen Oomen presenteerde Umami van Laia Jufresa – zeer bijzonder vond ik het wonderbaarlijke Sigint van Ken Babstock dat Jeske van der Velden presenteerde in de poëziereeks van Terras en het Gentse Poëziecentrum. Deze mensen met toekomst en talent – uitstekend opgeleid in de gloriejaren van de Master Literair Vertalen (2013–2018) – had ik graag aan Yoko Tawada voorgesteld, maar zo veel Syrische eetschaaltjes waren er nu ook weer niet.

Langer wil ik graag stilstaan bij twee bijzondere vertalingen uit de klassieke talen. In 2017 verscheen de derde vertaling van Aristoteles’ Poëtica in dertig jaar, en er is er nog een aangekondigd voor 2018. In hun op de jongste stand van de editiewetenschap toegesneden versie (uitgegeven bij de Historische Uitgeverij, in de fantastische reeks ‘Aristoteles in vertaling’ gestart in 199857) kozen Piet Gerbrandy en Casper de Jonge voor een heldere en toegankelijke vertaling, mede mogelijk gemaakt door uitgebreide discussies met ter zake kundige collega-classici en Amsterdamse en Leidse studenten (die aspirant-vertalers noemen ze allemaal bij naam). Je merkt aan alles dat elke zin is doorgesproken en gewogen is op grond van de inhoudelijke en stilistische waarde ervan in het Nederlands. Er is ook gekozen voor duidelijke interpretaties waardoor de aparte weergave van concepten als ‘mimesis’ (dat is ‘uitbeelding’ geworden) en ‘muthos’ (dat werd ‘plot’) inzichtelijk wordt. De tekst is ingebed in strakke, maar uitvoerige commentaren waardoor lezers die andere vertaalkeuzes prefereren net zo goed aan hun trekken kunnen komen. 

De andere vertaling is eveneens onderdeel van een reeks: de delen Erasmus die bij Athenaeum – Polak & Van Gennep verschijnen. Afgelopen najaar verscheen deel 7, de Brieven 1484–1536, gekozen, vertaald en toegelicht door de vertaler. Die schrijft op p. 436: ‘Vertalers die over hun werk spreken zijn even onbetrouwbaar als schrijvers. Ze weten er bijna alles van af, maar ze hebben niet altijd een goed inzicht in wat ze hebben gedaan, ze misleiden de lezer soms expres en ze hullen zich in vaagheden als “vertalen wat er staat”, “eigentijds taalgebruik”, of “de stem van de auteur laten spreken”. De enige manier om een vertaling te beoordelen is door te kijken wat een vertaler doet, niet door te lezen wat hij zegt te doen.’ Om eraan toe te voegen: ‘Dat neemt niet weg dat ik toch graag mijn stem wil laten horen.’ En dat is heel verstandig van Harm-Jan van Dam. Het is een imposante uitgave, die me monter maakt door zowel de gehanteerde stijl als de bescheiden maar feilloos scherp geventileerde vertaalopvatting.

Haast vergeet ik nog een kleiner boek: Odi et Amo, een collectie van vijftig vertalingen, verzameld door Patrick de Rynck, van ‘Carmen 85’ van Catullus, uitgegeven door de Stichting Carptin, bedoeld als geschenk voor leerlingen, studenten en andere belangstellenden. ‘Carptin beoogt positief bij te dragen aan het vertaalklimaat in Nederland voor Latijn en Grieks onder andere door het stimuleren van nieuwe uitgaven van klassieke vertalingen (inclusief beschouwingen over vertalingen en vrije bewerkingen geïnspireerd op de klassieke oudheid), en het bekendmaken van het vertaalwerk bij een breed publieke met name bij leerlingen en studenten.’ Op www.carptim.nl, ook te vinden via initiatiefnemer Vincent Hunink, staat alles na te lezen, inclusief alles wat een stichting betaamt (jaarverslagen, begrotingen). In het boekje moet ‘na oktober 2017’ een handgeschreven vertaling van de eigenaar te vinden zijn – ik dub nog steeds. 

Staan de robots echt klaar?
Laat ik eindigen met Asterix en de Race door de Laars van R. Goscinny en A. Uderzo, maar nu congeniaal en bigdataformatloos geschreven door Jean-Yves Ferri en getekend door Didier Conrad – de vertaling is als vanouds van de hand van Frits van der Heide, met vondsten als ‘Kiesmatrix Tandzorg’, gelardeerd met een scheutje Vlaams: ‘Ontspan je, Ambetanterix, we zijn er!’ Een vrolijke noot in literatuurland, dat steeds meer overheerst wordt door formats en big data. Maxim Februari zag daar ook wel weer de zonnige kant van. Hij constateerde dat er al steeds meer ‘van die creative writing course-romans’ komen die op een heel bepaalde leesleest geschoeid zijn, maar zei daarvan: ‘Dat kan de robot prima overnemen’.58 Er was nogal wat aandacht voor uitgevers die hun voordeel willen doen met de big data, zowel voor de verkoop en het voorspellen van leesgedrag als voor de manier waarop boeken geschreven moeten worden – uit de special van de Volkskrant over dit onderwerp (van 23 december 2017) sprak veel wantrouwen hierover. Ik kon het meevoelen, vooral met Olaf Tempelman, die zich opwond over ‘schermpjeslezers’ en ‘niets interessanter’ vindt ‘dan een mens met een papieren boek’.59 Eerder60 had hij zich gestoord aan de superlatieven die uitgevers tegenwoordig bedenken om hun boeken aan te prijzen (categorie ‘dit boek zal je leven veranderen’) – ook dat kon ik navoelen.

Tja, de lichtpunten lagen steeds meer buitenslands als je het mij vraagt – het gaat nog altijd heel goed met de Nederlandstalige literatuur ‘elders’ – niettegenstaande de beruchte krantenkop van NRC Handelsblad op de voorpagina: ‘Literatuur heeft het zwaar’.61 Maar daar ging het om ‘wat Nederland leest’, en in weerwil van wat de hoofdredactie liet weten: ‘het boekenvak is springlevend’ en ‘vertaalde fictie zet de toon’. Nadeel is dat het in toenemende mate om de bestsellers gaat en om het vinden van manieren om succesvolle ‘formats’ na te bootsen.62 Tja. Hoeveel vrolijker is het gesteld in het buitenland, vanuit ons gezien dan. De avonden is voor het eerst in het Engels verschenen, dankzij Pushkin Press en Sam Garrett – naast de reacties hier ook veel reacties abroad. Dat is toch wat anders dan de printing-on-demanduitgave van Kees the boy (Bas Voorhoeve is de vertaler), die voor zover ik kan zien vooral hier ophef veroorzaakte.63 In het Drentse Roden (‘het dorp van Ot en Sien’) was er een fraaie tentoonstelling van Jip en Janneke in buitenlandse vertaling. Wel ver van ons vandaan, aan de overkant van de oceaan, verscheen deel 2 van The Collected Poems van Lucebert, vertaald en toegelicht door Diane Butterman (voor uitgeverij Green Integer, København & Los Angeles). Een bijzondere prestatie was ook de verschijning van het laatste van de zeven delen van Das Büro (C.H. Beck), geheel en al de verdienste van Gerd Busse. Hetzelfde gold voor issue XXVI van The Enchanting Verses(www.theenchantingverses.org) waarin David Colmer op basis van eigen en andermans vertalingen een indrukwekkend palet schilderde van de Nederlandse poëzie, inclusief die van de onlangs te vroeg overleden Menno Wigman (‘My life’s been wrecked by poetry and though / I once had certain hopes, it won’t go to my head / if I, with these few sheets, disturb the peace of mind / of sixty-seven readers or, worse, bring down two trees’).

Mijn voornemen getrouw moet ik dan vrolijk en somber tegelijk eindigen. Er is in Nederland een P.G. Wodehouse Society, ‘de oudste Wodehouse Society ter wereld’, in 1981 met instemming van de auteur (1881–1975) opgericht. Het verenigingsblad heet Nothing Serious (maar de laatste aflevering dateert van 2013). Wodehouse ken je of ken je niet, en misschien is butler Jeeves nog net iets bekender dan zijn bedenker. Het zijn geestige boeken, curieuze boeken, oer-Britse boeken ook – en bijzonder moeilijk vertaalbaar. Toch zijn er fantastisch veel van vertaald (kijk voor het gemak maar op de Nederlandse wikipediapagina). Sinds een aantal jaren brengt uitgeverij IJzer nieuwe vertalingen op de markt. Ze zijn van de hand van Leonard Beuger – zijn laatste vertaling heet Jeeves en de liefde, bij de Wodehousers bekend als The mating season (1949). Het geval wil dat ik hier een Prismapocketje heb staan van de eerste vertaling, die meteen al in 1949 op de markt kwam: Gussie en Katvis, heet het boekje, vertaald door W. Wielek-Berg. Ik testte de oude vertaling op leesbaarheid en stilistische verve en werd blij verrast. ‘Bangbroek’ is een vrolijk woord, net als ‘lauw loenen’, ‘important’ en ‘jonge blom’, en inderdaad weet ik nu dat ‘hoorngeschal over berg en over dal’ wat ‘vreugd’ brengen zal; ik ben ook op de hoogte van de zes soorten katers (alcoholeffecten) die er bestaan: ‘het Gebroken Kompas, de Naaimachine, de Komeet, de Atoombom, de Cementmixer en de Kremlin Boogie’. Waarom de oude vertaling me stukken charmanter voorkomt dan de nieuwe kan goed liggen aan mijn indruk dat die vlakker is en te nuchter-modern ten opzichte van de jarenvijftiglucht die er eigenlijk uit op moet stijgen.64

Het is anders inderdaad. Ik trek mezelf op aan het gekozen motto. En anderzijds is er niets herroepelijkers dan een vertaling en de mening erover. Zoals Yoko Tawada zich al afvroeg: waar begint het gezicht van een vis en waar houdt het op?

 

Noten
1 Motto van de Amsterdamse advocaat Stibbe.
2 In het onvolprezen boekje De Berghollander (Voetnoot 2010, p. 120). Het boekje bevat twee essays over vertalen die eerder in Filter gepubliceerd werden: bezoek het archief op www.tijdschrift-filter.nl!
Kees de jongen is een geliefd object. Tiny Fisscher bewerkte en hertaalde het boek in 2014 voor uitgeverij Aerial Media Company. In 2017 verscheen het in het Engels als Kees the boy, vertaald door Bas Voorhoeve bij een uitgeverij met een verwachtingsvolle naam: Mijnbestseller.nl.
Riskante relaties of Brieven, verzameld in bepaalde kring en tot lering van enkele andere openbaar gemaakt door monsieur C**** de L***, Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers. ‘Nawoord van de vertaler’, p. 461–466.
NRC Handelsblad, 8 september 2017. 
de Volkskrant, 26 augustus 2017
NRC Handelsblad, 18 en 19 februari 2017.
8 Shirley Jackson, We hebben altijd in het kasteel gewoond (in een ‘herziene vertaling’ door Rob van Moppes, voorzien van een nawoord van Niña Weijers bij uitgeverij L.J. Veen), verscheen nog niet zolang geleden (2001) als De vrouw die nooit haar stem verhief, en daarvoor in 1963 als Bramen met arsenicum, vertaald door Ellen Warmond. Bij uitgeverij Schokland verscheen van John Reed diens Tien dagen die de wereld deden wankelen, uit het Engels vertaald door Nils Buis en Koen Wijnkoop. Eerder werd het door Pegasus op de markt gebracht (in 1966) in een vertaling van G. van Es, en met een voorwoord van Lenin (!). Jackson betrof een Schwob-boek, Reed niet. Maar Wijs bloed van Flannery O’Connor (Bananafish) weer wel. Ko Kooman vertaalde het, Rob Schouten leidde het in. Een eerdere versie (Het wijze bloed) is nog helemaal niet zo oud: de dichteres Eva Gerlach vertaalde het voor Bert Bakker in 1987.
9 Joost Nijssen op Facebook, 13 oktober 2017.
10 ‘Vertalen is bevrijden’, De Standaard, 10 februari 2017.
11 De Groene Amsterdammer, 12 oktober 2017.
12 NRC Handelsblad, 21/22 oktober 2017. De krant rectificeerde een paar dagen later het artikel als volgt: ‘In het fotobijschrift bij het artikel […] staat een vertaalfout. De correcte vertaling van “hablemos” (Spaans) en “parlem” (Catalaans) is “laten we praten”.’ Er had, optimistisch en zonnig ‘wij praten’ gestaan.
13 In een artikel van Maureen Dowd, getiteld ‘Laat seksuele intimidatie niet politiek relativeren’ (vage titel eigenlijk, maar vast goed bedoeld), uit The New York Times, door een anonieme redacteur vertaald (voor de Volkskrant van 21 november 2017). Nog twee extra staaltjes uit hetzelfde artikel: ‘Maar hopelijk zal deze publieke rechtszaak, die mannen van beide politieke windrichtingen voor het gerecht brengt, te sterk zijn om zich door politieke spelletjes te laten relativeren.’ En: ‘Met Clarence Thomas probeerde in 1991 een feministische lynchmenigte een conservatieve nominatie voor het Hooggerechtshof te torpederen om seks terwijl de echte reden dat ze van hem afwilden politiek was.’
14 de Volkskrant, 29 november 2017. (We hadden bitcoins ook gewoon digitale munten kunnen noemen, te meer daar je die ook gewoon zelf kunt aanmaken; en dat heet dan ‘mining’, ook in het Nederlands, en dat terwijl een simpele vertaling met ‘mijnen’ onbedoeld winst had opgeleverd met de bijbetekenis ‘van mij maken’ op de koop toe.) 
15 de Volkskrant, 3 mei 2017
16 Beide prijzen – € 5.000 groot – worden uitgereikt door het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren.
http://www.letterenfonds.nl/nl/entry/1832/vondel-translation-prize-naar-david-mckay
http://www.letterenfonds.nl/nl/entry/1880/prix-des-phares-du-nord-naar-mireille-cohendy
17 Volgens Hanneke Marttin van het Nederlandse Letterenfonds, die ik vooral dank voor haar hulp bij het verzamelen van alle prijzen.
18 Boland deed het goed, jammer alleen dat hij vooral andere vertalers afviel, iets dat op Facebook in een flits gesignaleerd werd (door Eveline van Hemert, meen ik) maar dat was snel weer weggehaald.
19 www.neerlandistiek.nl/20127/02/anna-karenina-spattend-van taalplezier/, geraadpleegd op 3 maart 2017. Gedoe was er over de befaamde openingszin van Tolstoi, die over gelukkige gezinnen die allemaal op elkaar lijken – Martin de Haan schreef er in de Volkskrant van 28 januari 2017 een fraai stuk over (met deze slotalinea: ‘Dat deze nieuwe vertaling leest als de trein waaronder de heldin zich te pletter werpt, zou een te makkelijke inkopper zijn, en ver beneden de waarheid. Wat Boland heeft gepresteerd, staat op hetzelfde niveau als bijvoorbeeld de Madame Bovary van Hans van Pinxteren (en Flaubert): deze Anna Karenina heeft alles in zich om uit te groeien tot een iconische tekst. In ons rijke poldertaaltje.’ Het begrip ‘hondstrouwe vertaalvrijheid’, door De Haan in hetzelfde artikel gemunt, verdient overigens nadere uitwerking).
20 21 oktober 2017.
21 ‘Het positieve van de echtscheidingen is dat mijn dochters niet de kans hebben gehad om mijn gedrag te imiteren. Daarvoor was ik te kort in hun jeugd.’
22 de Volkskrant, 25 juli 2017. Sybesma meldde zich later (in Trouw, 10 februari 2018) nogmaals in het debat, nu zonder ironie pleitend voor het Nederlands als cultuurtaal, ook en juist in het hoger onderwijs. ‘Goed rentmeesterschap’, noemt hij dat, en ‘niet de hele wereld laten verschralen’, ‘niet alles te grabbel gooien voor geldelijk gewin op korte termijn’. Helemaal mee eens.
23 Bij Cossee verschenen de delen als Een onberispelijke man (vertaald door Joost Poort), Een trouwe vrouw (vertaald door Gerda Baardman en Kitty Pouwels) en Laatste vrienden (wederom Gerda Baardman en Kitty Pouwels).
24 NRC Handelsblad, 5 januari 2018
25 Behalve over ‘haastig braaksel’ (?) gleed ik bijvoorbeeld uit over deze zin met hond: ‘Derry, die dertien zou zijn, waardoor hij eenennegentig was volgens de tabel met hondenleeftijden die ze had gemaakt, was een heel saaie hond om uit te laten omdat hij alleen nog maar in staat was tot een wandeling met regelmatige eindeloze onderbrekingen bij een reeks lantaarnpalen, maar ze vond het leuk om een hond aan een riem te hebben, zodat ze als een eigenaar naar mensen kon lachen, die daardoor zouden denken dat hij van haar was, en ze bleef hopen dat ze op een dag een bewoner van het huis of een van de decadente vrienden daadwerkelijk buiten westen in de salon zou aantreffen, zodat ze de persoon in kwestie zou kunnen inspecteren.’ De zin heeft wel het voordeel dat je al lezend de hond hoort hijgen en aan de riem voelt rukken.
26 Vertaald door Joost Poort.
27 Ik moet concreet worden. Het berispelijke in De onberispelijke man betreft zinnen als: 1) ‘Ze was altijd verbaasd hoe zoveel verschillende ideeën en beelden naast elkaar bestonden en hoe het brein aankon [...].’ 2) ‘Hij herinnerde zich de delinquente kat van de Ingoldby’s die boos met zijn poten had geschud op het moment dat de oorlog uitbrak, 1939.’ 3) ‘Ze werden al snel een bekende curiositeit, en ze werden erop aangesproken’. 4) ‘Ik heb geprobeerd te redetwisten met de school.’ Hier ontbreekt ten enenmale opleiding – je leert je studenten toch meteen aan dat je een zin als de volgende niet kunt opschrijven: ‘Elke ochtend kwamen ze de ontbijtkamer binnen, pratend voor ze je zagen, maar je al op de hoogte brengend van hun plannen’ (p. 112) Of ‘O, ma – O, ma! Drijf haar niet te ver’ (p. 203), dat wel erg Engels klinkt of het rare van een zin als ‘Het afscheid van Oxford had hem verrast door hoe definitief het was’ (p. 283). ‘Kom op, Teddy’ zei ze. ‘Gooi het eruit’ las ik, aangekomen op p. 297 en ik voelde me aangesproken, al weet ik niet of ik graag Teddy had geheten.
28 Respectievelijk in NRC Handelsblad, 29 december 2017, en in De Groene Amsterdammer, 21 december 2017. Van Oorschot plaatste paginagrote advertenties met de kop ‘Het best besproken boek van 2017’, en daar valt iets voor te zeggen.
29 Maar ik heb nog de beschikking over een voetnoot en noem nog vier belangwekkende vertalingen uit het Engels: 1) Harm Damsma en Niek Miedema konden zich weer gelukkig prijzen met twee bijzondere boeken; ze leverden wederom topwerk af met De ondergrondse spoorweg (van Colson Whitehead bij Atlas Contact) en Lincoln in de bardo (van George Saunders bij De Geus). 2) Barbara de Lange vertaalde Virginia Woolf voor Athenaeum: De jaren was bij ons nog nooit eerder in het Nederlands verschenen. 3) Het huis van de namen van Colm Tóibín, een vertaling van Anneke Bok voor De Geus. 4) De VPRO-gids vroeg aandacht voor de vertaling van De fundamenten van ons leven, een vertaling van een ‘magistraal epos’ van Wallace Stegner, vertaald door Rob Kuitenbrouwer en Frank Lekens voor uitgeverij Lebowski.
30 De Morgen, 11 oktober 2017.
31 In de NRC-hagiografie werd hij ‘een erudiet uitgever van het ouderwetse soort’ genoemd (door Michel Krielaars op 10 februari 2017 – ‘Zijn ideeënstroom hield pas met zijn laatste adem op’). In Vlaanderen werd Hoeks herdacht als de ontdekker van de schrijver Eric de Kuyper. 
32 Reints beschrijft zijn leesmethode: ‘Ik las Shakespeare in de Arden-editie, en tegelijk alle vertalingen die ik ervan had. Op een grote tafel lagen bijvoorbeeld naast elkaar Shakespeare zelf (‘To be or not to be, that is the question’), Leendert Burgersdijk (‘Te zijn of niet te zijn, zie daar de vraag’), Courteaux (‘Te zijn of niet te zijn, dat is de vraag’), Bert Voeten (‘Bestaand of niet bestaan, daar gaat het om’) en Gerrit Komrij (‘Er zijn – of er niet zijn, is het probleem’). Je gaat dan langzaam door de tekst, je leest vijf boeken tegelijk, zin voor zin, en dat is even wennen. Maar ik ken geen betere manier om Shakespeare te lezen.’ Reints gaat ook in op wat hij typerend vindt, Courteaux vindt hij ‘behoudend, vormelijk en een beetje preuts’, maar iemand die alle eerbied verdient. Ton Hoenselaars gebruikte in zijn in 2017 verschenen studie Shakespeare Forever! (Wereldbibliotheek) overigens consequent vertalingen als hij de bard citeerde en zijn keuze viel voor de toneelstukken op die van Courteaux, hetgeen iets zegt over de semantische betrouwbaarheid van diens werk.
33 De Groene Amsterdammer, 10 augustus 2017.
34 AD, 12 juni 2017.
35 En ja, die cruise, het was eerder een Murakami Weekend op het cruiseschip SS Rotterdam, aanvankelijk met beroemdheden (als Jett Rebel, Georgina Verbaan en de Tante Joke Karaoke Band), later ook met (jawel) de vertalers die voor De moord op Commendatore (Atlas Contact) verantwoordelijk zijn. En dat zijn Luk Van Haute en Elbrich Fennema (De Morgen had een exclusieve voorpublicatie op 29 november 2017, maar noemde de vertalers niet eens).
36 NRC Handelsblad, 13 januari 2017.
37 Op neerlandistiek.nl, geraadpleegd op 26 januari 2017.
38 NRC Handelsblad, 13 oktober 2017.
39 Zelfde krant, zelfde dag: NRC, 13 oktober 2017.
40 Thierry Baudet kon ik bij het raadplegen (op 16 februari 2018) niet zo goed meer zelf vinden, maar wel in de bijdragen van anderen, met als sprekendste en schokkendste slogan ‘Spengler lezen is Baudet begrijpen’.
41 NRC Handelsblad, 26 januari 2018.
42 Daaraan bezondigt Maurice Swirc zich in NRC Handelsblad, 2 februari 2018.
43 De Morgen, 20 december 2017. Anet Bleich (in de Volkskrant van 6 januari 2018) duizelde het van de vele kleurrijke personages (‘overdaad’), maar prijst wel de helder geformuleerde centrale vraag, wat namelijk de essentie is van de Joodse identiteit.
44 De geschiedenis van de Joden. Deel 2: erbij horen, 1492–1900. Vertaald door Sylvie Hoyinck, Huub Stegeman, Maarten van der Werf, Josephine Ruitenberg en Paul Heijman. Atlas Contact 2017. Deel 1 (‘de woorden vinden, 1000 v. C.–1942’) verscheen bij dezelfde uitgever in 2014, de vertaling was toen van Leen Van Den Broucke, Karina van Santen, Huub Stegeman en Martine Vosmaer.
45 In de aanbieding – een voorstel voor een scriptie: Stijl, en groupe vertaald. Over de drie-, vier- en vijftallen die Schama’s stijl uniform en unisono hielden. Verder zou het aan te raden zijn om een groepsvertaling te verantwoorden (manier van werken, eindredactie etc.; in delen 1 en 2 worden overigens wel de spelling van de namen en het gebruik van een bepaalde Bijbelvertaling verantwoord ) – in de boeken van Schama wordt nota bene van alles verantwoord.
46 Cornelis van Ginneken, Barbara Lampe en Albert Witteveen. Boek werd prominent besproken door Paul van der Steen (Trouw, 16 september 2017), Michel Krielaars (NRC Handelsblad, 6 oktober 2017), Bert Lanting (de Volkskrant, 4 november 2017) en Raymond van den Boogaard (De Groene Amsterdammer, 22 februari 2018).
47 Geraadpleegd op 17 februari 2018: ‘Niettegenstaande haar verklaring dat “niemand zo moeizaam schrijft” als zij, zijn Ernaux’ zinnen meestal helder en bondig, soms complex en op het elliptische af, maar altijd trefzeker: scherp en geciseleerd, van gekunsteldheid en zelfingenomenheid ontdaan. Ze bieden evengoed ruimte aan jeugdtaal uit de jaren 50 als aan de zelfreflectie van de gerijpte auteur (liefdesliedjes zal ik voortaan alleen nog kunnen beschouwen als het “esperanto van de liefde” en het geheugen als een “uitzinnig rekwisiteur”)’.
48 Het is wat met titels: op dezelfde site verdedigt Martin de Haan dat Les liaisons dangereuses (1782) nu Riskante relaties heet (ook De Arbeiderspers). Een aantal recensenten was daar niet zo gelukkig mee, en ook ik vind deze titel aan de zoetelijke of zelfs onschuldige kant, en dat bij een roman die niet anders dan venijnig is. Maar de vertaling mag er zijn en werd ook druk besproken; soms werden de eerdere drie vertalingen (1954, 1966, 1972) erbij gehaald. Levendiger vindt men het geworden en spannender, ook al wordt de versie van Adriaan Morriën (waarvoor hij in 1954 de Nijhoffprijs ontving) nog altijd hoog geacht. ‘Een heerlijke prooi voor vertalers,’ aldus Rob Schouten, ‘waarbij elke generatie er haar eigen spreekgewoontes in kwijt kan’ (Trouw, 9 december 2017). Op het al genoemde hofhaan.nl staat een dossier over Riskante relaties, met een verdediging van de titel, vertalersbeslommeringen en een aantal belangwekkende toelichtingen van de vertaalopvattingen die tot deze versie hebben geleid.
49 De eerste keer dat ik mijn hoed verloor. Vertaling en samenstelling Kiki Coumans. De Arbeiderspers.
50 Luijters in Het Parool, 10 februari 2018. Oosterhoff schrijft dit: ‘Gelukkig heeft Kiki Coumans de dichter uit het graf van zijn reputatie gehaald door een substantiële bloemlezing uit zijn werk te vertalen. Ze is duidelijk met veel gevoel voor het origineel te werk gegaan. De gedichten ‘voelen’ in het Nederlands geschreven, wat natuurlijk de lakmoesproef is voor poëzievertalingen. Intussen hebben ze iets volkomen eigens: dit moet de dichter zelf zijn. Eindelijk lees ik Apollinaire – mijn vooroordeel verkruimelt’ (deReactor.org, geraadpleegd op 17 februari 2018).
51 http://nl.schwob-books.eu/book/165/de-ontscheping, geraadpleegd op 17 februari 2018.
52 Respectievelijk Benedict Wells, Het einde van de eenzaamheid (Meulenhoff), Christoph Ransmayr, Cox of het verglijden van de tijd (Prometheus, vertaling samen met Margreet Zaling) en Robert Seethaler, De Weense sigarenboer (Bezige Bij) – niet de minste boeken dus.
53 Over de Seethalerroman in Trouw, 25 november 2017.
54 Maar wat te denken van deze zin (en bijvoorbeeld ook de bijbehorende komma’s): ‘De keizerlijke hofhouding had de eigen tenten, en de zijden tent van de Allerhoogste, zo hoog boven de stad opgeslagen, en de luxe van de sinds weken gereedstaande lege paleizen van Háng Zhōu versmaad, omdat de voorkeur van de keizer tijdens zijn reizen geregeld uitging naar de wind en de vluchtigheid van een vesting opgetrokken uit banen stof, koorden en wimpels, boven alle muren en vertrekken, die immers onzichtbare gevaren konden verbergen of door samenzweerders en aanslagplegers konden worden veranderd in een val.’
55 Een ‘Innenhof’ is voor wie het Duitse stadswonen kent, geen ‘binnentuin’ maar een binnenplaats; ‘Landkinder’ zijn geen ‘kinderen uit de streek’, maar kinderen die niet in de stad wonen; licht afwijkende formuleringen als ‘Damit war meine Rolle besiegelt’ worden afgevlakt tot ‘Daarmee was mijn lot bezegeld’. De grootste afvlakking die ik in mijn steekproef aantrof was de vertaling van ‘ihr leid musste sich im Verborgenen abgespielt haben und wurde seither gut von ihr gehütet’ met ‘ze stopte haar verdriet goed weg’. Overigens is ‘sämtliche Ausländer’ niet ‘een paar’, maar ‘alle’ buitenlanders. 
56 Een ‘aartsmoeilijke klus’, noemt Peter Jacobs de vertaling (in De Standaard van 25 augustus 2017), een van de weinige besprekingen die me onder ogen kwamen – of het moest de persoonlijke opmerking zijn die Onno Kosters op Facebook plaatste (‘Heel knap […]. Hoop dat je genomineerd wordt voor de Filter Vertaalprijs’, gezien op 25 september 2017).
57 Patrick De Rynck schreef er in De Standaard van 4 augustus 2017 dit over de elf delen: ‘Ze getuigen van een acribie en een toegewijde zorg die onheilspellend zeldzaam worden in uitgeversland.’ Ook hij is dus in alle somberte opgetogen, dat schept een band.
58 In een interview door Wilma de Rek in de Volkskrant van 30 december 2017.
59 de Volkskrant, 23 december 2017, bijlage Sir Edmund, p. 17. Hij voegde er zo kort voor de kerst nog aan toe dat ‘papieren boeken behalve voor schermpjes ook fijne alternatieven zijn voor saaie zwagers en langdradige tantes’ (p. 19).
60 de Volkskrant, 16 december 2017.
61 24 maart 2017.
62 Zie verder mijn column op Webfilter (week 14 van 2017), waarin ik vol representatief zelfmedelijden smeek om een kaartje voor het Boekenbal op basis van deze conclusie: ‘De branche moet het hebben van de vertalingen.’
63 Op elke pagina staat wel iets geks, zei Arjan Peters, die de vertaling ‘onbedoeld grappig’ noemt: ‘Laat deze boy een voorzet zijn die leidt tot de eerste acceptabele Engelse Kees’ (de Volkskrant, 26 augustus 2017).
64 Vergelijk deze beschrijving van de manier waarop de verteller zich wil intomen bij het verhaal dat hij wil vertellen: ‘Briesend als een vurige volbloed ga je er vandoor zodra het startschot klinkt, maar voor je drie passen hebt gelopen staat het publiek op zijn achterste benen te brullen om voetnoten.’ Dat was W. Wielek-Berg. De nieuwste vertaling luidt: ‘Je spurt er vandoor vol enthousiasme en goede moed als een jeugdig strijdros, met het schuim op de bek als het ware, maar voor je het weet staat de complete clientèle woedend te krijsen om voetnoten.’ (Wie wil er nou voetnoten, bij Wodehouse of waar dan ook? Ter geruststelling: dit is mijn laatste noot.) Dat krijg je overigens in allebei de gevallen met geen mogelijkheid terugvertaald in het Engels dat eraan ten grondslag ligt: ‘You whizz off the mark all pep and ginger, like a mettlesome charger going into its routine, and the next thing you know, the customers are up on their hind legs, yelling for footnotes.’ Dat wijst toch wel eerder op racepaarden dan op strijdrossen dunkt me, en paardenraces passen feilloos bij de upper-classfiguren die in het boek in smoking en hogehoed visjes willen vangen in de vijver op Trafalgar Square, al dan niet in afwachting van een Kremlin Boogie. Over de zes soorten katers gesproken en voor de volledigheid: in de 2017-versie heten die ‘het dolle Kompas, de Naaimachine, de Komeet, de Kernexplosie, de Cementmolen en de Kabouterdans’. De Koude Oorlog heeft plaatsgemaakt voor volksvermaak, Stalin is vervangen door kabouter Plop. Rob van Essen maakte in NRC Handelsblad (24 november 2017) ook bezwaar tegen het introduceren van Nederlandse liedjes en literatuur in de wereld van Jeeves en consorten.