Vanmorgen stond in de krant dat Leonardo DiCaprio in een nieuwe film zo gromt, schreeuwt, spuugt, gilt, piept, sist en kreunt dat het een op zichzelf staande soundtrack lijkt.1 Hij speelt een pelsjager, op de begeleidende foto is hij zo ingepakt in berenvel dat zijn borstomvang die van een volgroeide eik overtreft. Oscarrijp. Een bladzijde eerder staat dat de VSB Poëzieprijs toegekend werd voor een bundel die zingt, knarst, fabuleert, droomt en uit zijn voegen barst ‘van een nauwelijks te remmen dichterlijke droom’. Ook deze bekroonde Man (Ilja Leonard Pfeiffer) ziet eruit als een beer, woest, ongebreideld en door niets te stuiten. Ze staan symbool voor de cultuur van superlatieven waarin we zijn beland. Als er iets aan de man moet worden gebracht worden alle registers opengetrokken. Blijkbaar voldoet de eenvoudige superlatief niet meer en wordt effect alleen verwacht van een reeks kwalificaties die opgeteld en wel ‘pas echt bij je binnenkomen’. De Wereld Draait Door ontdekt avond na avond een ‘ultiem’ meesterwerk op het gebied van de kunst, de architectuur of de muziek en signaleert vrijwel dagelijks de ‘absoluut definitieve’ doorbraak in kankeronderzoek of de ‘sensationeelste’ verklaring voor de zwarte gaten in ons heelal. En het gebeurt ook in het klein, in letterenland. Eerder beweerde ik al eens dat uitgevers boeken al op de bestsellerlijsten plaatsen voordat ze verschenen zijn of aanprijzen op affiches en in advertenties als wereldschokkend en briljanter dan briljant. Het is deze ronkende flaptekststijl die in alle sectoren van de maatschappij om zich heen slaat, de twitterhype die heerst, de zucht om elke beleving direct en onmiddellijk te doen opkomen als een uniek en nooit tevoren beleefd orgasme. Niets tegen orgasmes tussen haakjes, maar in het geval van duurzame, echte ervaring is rust en eeuwigheid te verkiezen boven het vluchtige moment. Hetgeen leidt tot de ontnuchterende vraag wat er eigenlijk overblijft van een jaar. Ik neem er even de tijd voor en probeer het barsten, grommen en knarsen door te prikken met een onberige pas op de plaats: wat blijft er over van een jaar? Een nietig vraagje is het, nu we leven in de tijd van de vluchtelingen en (volgens cultuurfilosoof Lieven De Cauter2) in het tijdperk van de aangebroken catastrofe. Er komt nogal wat op ons af. Ik lees dat de schrijver Rodaan Al Galidi, die ooit als asielzoeker vanuit Zuid-Irak naar Nederland kwam, in zijn eerste maanden hier nooit in groepsverband vanuit het azc naar het dorp ging. ‘Omdat we begrepen dat de mensen bang van ons konden worden.’ Hij wijt dat aan zijn taal: ‘De Arabische taalklank is niet lieflijk. Arabisch klinkt als ruzie. Zelfs de oproep tot gebed klinkt als oorlog. Jihad-achtig. Als je Dante in het Nederlands leest, is hij een dichter. In het Arabisch klinkt hij als iemand die voor IS werkt.’3 Waarna we via de relatie tussen culturen bij de verhoudingen tussen talen zijn en dus bij het vertalen. Het compliment voor de Nederlandse Dante is fraai, zeker voor de bewuste onbekende vertaler, maar wat hier het Arabisch verweten wordt kan elke taal worden verweten, zeker ook het Nederlands, nota bene het meest als er vertaald wordt uit klankrijke en verleidende talen als het Italiaans. Ik laat dus graag in het midden of het waar is en schraap de provocatie van Al Galidi’s uitspraak. Om wederom te vragen: wat blijft er over? Wat blijft is het bewustzijn van verandering en de sensitiviteit voor de implicaties van iets dat steeds drastischer verbonden is met ons leven van alledag, of het nu wel of niet richting rampen gaat: dat vertalen de kern is, omgang met anderen bepaalt en meer op waarde geschat dient te worden dan ooit.
De wereld draait inderdaad door
De voor-effecten van de Frankfurter Buchmesse 2016 waren afgelopen jaar al enigszins zichtbaar, maar van aandacht voor boeken uit Indonesië, het gastland in 2015, was in ons taalgebied nauwelijks sprake. De nieuwe uitgeverij Xander probeerde het met het meesterwerk van de jonge schrijfster Laksmi Pamuntjak (*1971). Het heet Amba, in het Engels The Question of Red en in het Nederlands Amba of de kleur van rood (vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos4). In het boek wordt ‘het verhaal van Indonesië’ verteld – het moordjaar 1965, een liefdesgeschiedenis, ‘wellustige beschrijvingen van de Indonesische keuken’. Chris Keulemans noemde het boek in een betrokken bespreking ‘even schitterend als bloeddorstig’ en ‘nog lang niet af’.5 David Grossman probeert in zijn nieuwste boek het Israëlische conflict op de Westelijke Jordaanoever tussen kolonisten en Palestijnen met humor te ontrafelen – Komt een paard de kroeg binnen, vertaald door Ruben Verhasselt (voor Cossee); Maria Vlaar prees het boek en vooral de harde grappen ‘die voor de vertaler een ongelooflijke uitdaging moeten zijn geweest, maar die hij uitstekend heeft vertaald’.6 De Geus bracht een Syrische roman op de markt, direct uit het Arabisch vertaald door Djûke Poppinga: Er zijn geen messen in de keukens van deze stad (van Khaled Khalifa). De stad is Aleppo, centraal staat een verscheurde familie – het is misschien het boek dat het dichtst bij de huidige oorlogen en hun vernietigende kracht komt. Wat de impact ervan is valt niet goed in te schatten, want ook de vertaalwereld draait gewoon op de oude voet door.
Dat was bijvoorbeeld te zien aan de classici en een aantal vooraanstaande slavisten. Seneca en Homerus blijven goed vertegenwoordigd (zie verderop in deze Filter), maar de vertaling die Vincent Hunink maakte van de ‘Germanen-verhalen’ van Tacitus mag niet ongenoemd blijven, zeker niet vanwege de fraaie titel In moerassen & donkere wouden (Athenaeum – Polak & Van Gennep). Pieter Steinz schreef een voorbeeldige vertaalkritiek van het boek, dat vooruitloopt op de integrale vertaling van de Annales ‘die van Tacitus ook in het Nederlands een literaire grootheid zal maken’.7 Het levert een geheel andere Tacitus op dan ik me van het oude gymnasium herinner. De slavisten stortten zich gretig op de negentiende eeuw en vertalen de ene klassieker na de andere, vaak voor het eerst in het Nederlands – Kees Mercks richtte er zelfs een stichting voor op en vertaalde de klassieke roman Babicka uit 1855 (van Bozena Nemcová) als Grootmoeder (voor uitgeverij Ad Donker). Karol Lesman presenteerde De pop, een boek uit 1879 van Bolesław Prus (uitgegeven door L.J. Veen Klassiek). Noord-Boheemse idyllen, een duel, ziekelijke verliefdheden: daar lijkt alles nog vredig. Ook de opnieuw vertaalde verhalen van Tolstoj (Verzamelde werken I en II, door Yolanda Bloemen, Marja Wiebes en Froukje Slofstra) beslaan de tweede helft van de voorvorige eeuw.8 Uitgeverij Vantilt ging nog verder terug in de tijd en publiceerde de Nestorkroniek die ‘de oudste geschiedenis van het Kievse rijk’ beschrijft. Deze oudste Oost-Slavische bron uit begin twaalfde eeuw, geschreven door monniken van het Kievse Holenklooster, werd ontsloten door Hans Thuis, die het vertalen ervan ‘iets ingewikkelder dan het vertalen van een detective’ vond.9 Hij achtte het evenwel nodig dat het boek ook in het Nederlands beschikbaar kwam, ‘ook omdat Nederland een belangrijke vertaaltraditie heeft op het gebied van de Russische literatuur’.10 Maar in dit boek wordt wel een inmiddels gevoelig geworden kwestie aangeroerd, namelijk wie het alleenrecht heeft op het rijk dat ooit Roes heette – Rusland of Oekraïne. Jaloers makend is het legertje slavisten nochtans wel. Want daar moet Kees Verheul aan toegevoegd worden. Verheul werd 75 en bracht een bijzondere uitgave op de markt van de gedichten van Joseph Brodsky: Strohalmen voor de lezer (De Bezige Bij), al eerder vertaald door een schare deskundigen en nu voorzien van een ‘los’ maar uitgebreid commentaar achterin. Daniël Rovers schreef een ontroerend portret van Verheul, prijst zijn vele kwaliteiten als schrijver, lezer en vertaler. Hij wijst terloops op een majeure eigenschap van Verheul, waarbij hij in feite diens vertalersoog ook laat gelden voor beschouwingen over het Nederlands van Kees Ouwens of het West-Vlaams van Guido Gezelle, namelijk dat hij ‘telkens iets essentieels [weet] te zeggen over de vertaling en het origineel’, hoe ‘opvallend theoriearm’ dat ook is.11
Van grauwzusters en verspreidingspatronen
In het Klooster van de Grauwzusters werd op 22 april 2015 in Antwerpen een enorm boek ten doop gehouden: De Bijbel in de Lage Landen. Elf eeuwen van vertalen.12 Je mag gerust zeggen dat dit een vertaalwetenschappelijke gebeurtenis van de eerste orde is geweest. Het is de eerste integrale geschiedenis van Bijbelvertalingen in de Lage Landen en ondanks de verschillende auteurs voor de verschillende hoofdstukken maakt het uitermate goed verzorgde boek een indruk van compleetheid: steeds aandacht voor ontstaans- en drukgeschiedenis, werkwijze en vertalers, vertaalopvattingen en -methode en positionering van de vertaling en receptie. Elk hoofdstuk is verschillend, zoals de auteurs zelf zeggen: ‘De veelzijdigheid van dit boek wordt weerspiegeld in de diversiteit van discipline en penvoering.’13 Het is evengoed een kwaliteit van dit standaardwerk, dat elf eeuwen vertalen beslaat.14 Al in het begin wordt gezegd dat de eerste Bijbel zoals die heden ten dage bij ons in de boekenkast staat pas in 1526 verscheen: in Antwerpen, op de markt gebracht door Jacob van Liesvelt. Die komt pas in hoofdstuk 15 (van de 37) aan de orde – zowel daarvoor (eind veertiende eeuw bijvoorbeeld binnen de Moderne Devotie) als daarna (bijvoorbeeld de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004) wordt er zo veel vertaald, gediscussieerd en gemanipuleerd dat elke volgende vertaalgeschiedenis, van welke aard of snit ook, op deze publicatie moet voortborduren.15
Een andere, eveneens forse bijdrage aan de vertaalwetenschap en de vertaalgeschiedenis in het bijzonder was de publicatie Nederlandse kunst in de wereld. Literatuur en beeldende kunst 1980–2013,16 waarin het transnationaal cultuurverkeer vanuit Nederland in kaart werd gebracht. De auteurs (geen 25 maar 6) bakenden dat verkeer af tot beeldende kunst, architectuur en literatuur en de methode is cultuursociologisch te noemen, met veel aandacht voor harde gegevens en een focus op cultuurbeleid, met name van overheidsinstanties. Het deel over literatuur concentreert zich op de distributie en receptie van vertalingen, en de auteurs zoeken vooral naar ‘verspreidingspatronen’. In het staatje over de meest vertaalde Nederlandse en Vlaamse auteurs (alle genres, 1958–1997) staat Dick Bruna op plaats één en Anne Frank op twee. Op de gegevens wordt verder ingegaan in een hoofdstuk dat de ontvankelijkheid in de ontvangende culturen peilt en verschillende taalgebieden onderling vergelijkt: ‘De duidelijkste variatie betreft de eerder gesignaleerde verschillen tussen Duitsland en de andere landen. In Duitsland is de aandacht voor Nederland groter dan in Frankrijk, Engeland of de Verenigde Staten; bijgevolg is de beeldvorming gedifferentieerder. Bovendien is […] in Duitsland veel meer dan elders de neiging bespeurbaar om positieve eigenschappen aan de Nederlandse samenleving en cultuur, en in het verlengde daarvan aan de Nederlandse literatuur, toe te kennen vanuit een zelfkritische houding, een besef van tekortkomingen in de eigen samenleving,’ aldus Nico Wilterdink.17
Not a shuttlebus
De Nederlandse literatuur vaart wel in het buitenlandse, al wees David Colmer erop dat dat niet vanzelf gaat. Bij een vertaling van vier gorgelrijmen van Buddingh’ in Modern Poetry in Translation18: ‘So you see that translation is not a shuttle bus that travels neatly back and forth between two languages. It’s a mystery tour that will always take you to new and exciting places.’ Soms lijkt het wel vanzelf te gaan. Op 20 juni stuurde vertaler Gerd Busse een mail rond met de mededeling dat het derde deel van Voskuils Das Büro verschenen was: Plankton, bij de uitgeverij met de omineuze naam Verbrecher. Al op 13 december werd deel 4 (Das A.P. Beerta-Institut) aangekondigd. Busse noemt zijn eigen Duitse firma voor Nederlands-Duitse projecten Het Bureau; op de website www.het-bureau.de staat het publicatieschema te lezen: in het voorjaar van 2017 zal de omvangrijke reeks ongetwijfeld voltooid zijn. Dat stemt vrolijk. Zo waren er wel meer fraaie en jaloers makende bijeenkomsten buiten onze landsgrenzen, bijvoorbeeld een in Parijs begin juni 2015, waar vertalers in en uit het Frans expertise uitwisselden in de Nederlandse ambassade aldaar: lees op de blog van Peter Bergsma na wat er werd van de clausiaanse Gezelleverbastering ‘O stinkende, winkelende pasterding schart er uw rokske maar aan’ in de vertaling van Alain van Crugten.19
De intrigerendste gebeurtenis in het Engelse taalgebied was het feit dat bekroonde vertalingen van gedichten van Kopland geplagieerd bleken te zijn. Bart Droog documenteerde de affaire uitgebreid op zijn website.20 Even fraai en intrigerend was in Duitsland het oprakelen van de zelfkritiek waarmee de journalist Isak Grünberg ooit zijn eigen vertaling van Célines beroemde roman Voyage au bout de la nuit aanviel. Christiane Kuby wees mij op het artikel dat in de Süddeutsche Zeitung van 29 mei 2015 verscheen. In 1933 verscheen de eerste vertaling van Grünberg (1897–1953) bij uitgeverij Julius Kittl. In 1943 valt Grünberg de versie af in het beroemde exil-tijdschrift Die Sammlung omdat de uitgeverij erin zou hebben geknoeid (‘Missgeburt’ luidt zijn oordeel). Maar dat laatste blijkt nu, na raadpleging van de nalatenschap, zeer mee te vallen. De raadsels rond deze vertaling zijn eerder toegenomen, al is het duidelijk dat ook hier de vermeende kwaliteiten van een vertaling eerder gebaseerd zijn op beeldvorming dan op nauwgezette tekstanalyse. Rest me in dit Duitse kader te wijzen op de grandioze receptie die bondspresident Gauck in zijn ambtswoning Schloss Bellevue belegde voor zo’n 400 (vooral literair) vertalers, ‘als Anerkennung für ihre Arbeit’. ‘Deze avond liet zien wat voor plezier vrijheid inhoudt: de vrijheid die je moet nemen om op z’n Duits te zeggen wat in het Russisch, Engels, Arabisch of in een van de andere 7000 talen gezegd wordt,’ aldus de Frankfurter Rundschau.21 Een wederom jaloers makende stap, dit keer zelfs van een staatshoofd. Daar vallen prijzen bij in het niet, hoe verdiend ze ook zijn.
IJskristallen en onuitblusselijk vuur
Statig en content ontving Hannie Vermeer-Pardoen (*1930) de Dr. Elly Jaffé Prijs, een erg gepaste toekenning voor iemand met een grote staat van dienst (grote schrijvers: Erasmus, Rabelais, Voltaire en Aragon). Het was ontroerend haar haar dankwoord te zien uitspreken, gezeten op een houten stoeltje maar nog altijd met de klassieke houding die je je voorstelt bij een lerares Frans. Een bijzonder aantrekkelijke passage uit Rabelais’ Pantagruel waar de hoofdpersonen terechtgekomen zijn op de Noordelijke IJszee en de klanken die er die zomer in geworpen zijn, tevoorschijn komen als stukjes ijs en vervolgens smelten. Hannie Vermeer-Pardoen: ‘Zo ook tracht de vertaler de kleurige, maar nog bevroren woorden van het origineel te koesteren tot ze ontdooien tot een vertaling waarvan hij hoopte dat die in kleur en intensiteit het origineel zo dicht mogelijk benadert. Vertalen is voor mij een kwestie van verwondering over detail, van overmoed en van nederigheid.’22 De uitreiking was feestelijk, de bezoekers werden verrast met een fraai boekje waarin Jeanne Holierhoek en Mirjam de Veth het leven van Elly Jaffé-Freem schetsen.23 Een dompertje was dat de jury geen kandidaat had weten te vinden voor de driejaarlijkse toekenning van het stipendium. Er is vast iets mis met de statuten, want de jury moet worden geprezen voor haar rapport waarin zij ‘die beperkte instroom van nieuw bloed ten zeerste’ betreurt, de uitgevers daarop aanspreekt en waarschuwt voor ‘de ontmoedigende werking die van dit uitgeefbeleid uitgaat. Gevoegd bij de ontbladering van de talenstudies aan de Nederlandse universiteiten, betekent de afnemende werkgelegenheid voor jong talent een gevaar voor de toekomst van de Franse literatuur in Nederland en een flagrante inbreuk op het gedachtegoed van Elly Jaffé.’ Ook een andere prijs kwam volgens mij goed terecht, wederom bij iemand met een grote staat van dienst: aan Gerrit Bussink werd in Straelen de Straelener Übersetzerpreis der Kunststiftung Nordrhein-Westfalen toegekend voor zijn gehele vertaaloeuvre uit het Duits; de bijbehorende aanmoedigingsprijs ging naar Anne Folkertsma. Emilia Menkveld ontving de Nella Voss-Del Mar Prijs voor haar vertaling van een werk van de Italiaanse schrijver Valerio Magrelli; zij zag zich daarbovenop vereerd met een ijzersterk essay van Linda Pennings, die in het tijdschrift Incontri een scherpe analyse maakte van eveneens door Emilia Menkveld vertaald werk van Andrea Camilleri.24 Jong talent bloeit dus wel volop, maar ook oud talent werd geëerd. De Hiëronymusprijs 2015 was voor mevrouw dr. J.G. Heres Diddens-Wischmeyer, ‘een rolmodel voor tolken en vertalers’, 95 jaar oud, in 2005 gepromoveerd op een rechtsvergelijkend proefschrift over de rol van de vertaler in diverse Europese landen; zij ontving haar prijs met taartjes, champagne en bloemen in de zorginstelling waar zij woont.25
De Europese Literatuurprijs was voor Een handvol sneeuw van Jenny Erpenbeck, een vertaling waarmee Elly Schippers vol voor het voetlicht kwam en echt in de prijs deelde. Andrea Kluitmann glansde eerder op de achtergrond bij het toekennen van de LUCHS-prijs aan Anna Woltz voor haar jeugdroman Meine wunderbar seltsame Woche mit Tess (Carlsen Verlag). Ard Posthuma ontving de Brockway Prize voor zijn vertaling van gedichten van Cees Nooteboom. Met hem – en Elly Schippers en Gerrit Bussink – werd een hele generatie vertalers uit het Duits zichtbaar. In de loop van 2015 werd bekend dat de Martinus Nijhoffprijs 2016 gaat naar Babet Mossel, die in NRC-Next vreemd genoeg liet weten dat de vertaler onzichtbaar moet zijn.26 Hopelijk zullen de Talentbursalen namens het Nederlands Letterenfonds van 2015 – Heleen Oomen, Jeske van der Velden en de Vlaming Dieter De Wilde namens de Orde van den Prince – wel degelijk hun gezicht laten zien en opvolgers worden van hun roemruchte voorgangers. Onder die voorgangers Hans Boland en Christiane Kuby, die vereerd werden met de Martinus Nijhoff Vertaalprijzen in 2015. Hans Boland vergeleek zijn vertalingen wederom met een centrifuge: je gooit er een literaire tekst in, ‘hij spat uit elkaar in miljoenen onderdeeltjes en vervolgens moet je die allemaal weer bij elkaar voegen, op een heel andere manier. Natuurlijk zorg je er daarbij voor dat er niets ontbreekt. Dat is een heel proces, van vrijheid maar het is ook een eindeloos proces.’27 Onze mederedacteur Christiane Kuby ontroerde met een persoonlijk dankwoord, na te lezen in het tijdschrift Linguaan.28 De Vondel Translation Prize 2015 ging naar Laura Watkinson (voor haar Tonke Dragt-vertaling) en naar Donald Gardner (voor zijn vertalingen van gedichten van Remco Campert). Isabelle Rosselin won de Prix des Phares du Nord 2015 voor haar vertalingen in het Frans van Kochs Het diner; maar Rosselin vertaalde natuurlijk veel meer, onder andere Van Reybroucks Congo en Hertmans’ Oorlog en Terpentijn. Jan Willem Bos en Jan H. Mysjkin ontvingen een prijs van de Moldavische schrijversbond voor ‘culturele betrekkingen’ en voor hun bloemlezing hedendaagse poëzie ‘uit de republiek Moldavië’ die Een bloem van bloed met besneeuwde blaadjeswerd gedoopt (Gent: Poëziecentrum 2014). Een feest was de toekenning van de P.C. Hooft-prijs 2015 aan Anneke Brassinga. De jury schreef een fraai rapport waar ‘het dollen met taal’ als constante in het werk van Brassinga werd genoemd en de link met vertalen, evident hier, welzeker werd gelegd: ‘Als ik Brochs roman opvat als één lang gedicht van vijfhonderd bladzijden,’ laat men de vertaler Anneke Brassinga zeggen, ‘levert de concentratie die benodigd is voor de vertaling van zo’n gedicht een surplus op aan verbale energie, die een uitlaat bleek te vinden in het schrijven van gedichten.’29 Onuitblusselijk vuur noemde Arjan Peters dat.30 De Aleida Schot-prijs was voor Madeleine Mes voor Abrikozen op sap, haar vertaling uit het Russisch van verhalen van Alexander Solzjenitsyn (Nieuw Amsterdam). De Mitchelder L. Batcheler Award 2015 voor het meest bijzondere jeugdboek in vertaling ging naar Laura Watkinson voor haar vertaling van een boek van Bibi Dumon Tak; dat was voor het tweetal in 2012 al eens het geval, ook toen met illustraties van Philip Hopman. De Vertaalengel ging volkomen terecht naar Poetry International, het festival dat zo veel voor poëzievertaling en -vertalers betekent. Filter zelf ontving de Vertaalduivel van de Werkgroep Vertalers van de VvL, en de allerleukste reactie daarop was van de groep die schuilgaat onder het label vertaalkriebels.nl en een definitie gaf van ‘ver·taal·dui·vel; zelfstandig naamwoord; de (m); prijs die wordt toegekend aan een persoon of instantie die een verduveld prominente plaats inneemt wat betreft de positie van literair vertalers of het aanzien van het vertalersvak en die bedoeld is om de ontvanger te prikkelen en te plagen zodat hij/zij een (nog) scherpere en helderder oogopslag met betrekking tot het vertalersvak ontwikkelt en met hernieuwde energie zijn/haar werk voortzet.’31
Dan ben je pas een kerel!
Het vertaalde non-fictieboek dat het uitgebreidst werd besproken was De opstand van de massamens van de Spaanse filosoof en schrijver Ortega y Gasset – ingeleid, vertaald en geannoteerd door Diederik Boomsma (Lemniscaat). Het is een cultuurkritisch boek uit 1930, dat in 1933 voor het eerst in het Nederlands vertaald werd door J. Brouwer onder de canonieke titel De opstand der horden. Er werd druk over gepraat, de Nederlandse voorzitter van de Edmund Burke Stichting Bart Jan Spruyt schreef in een ingezonden brief dat het boek vooral gaat over de verplatting van de elite en over het ‘herwinnen van de vrijheid tot meningsvorming’.32 Spruyt noemt de nieuwe vertaling ‘sprankelend’ en het boek ‘belangrijk’, iets dat Ger Groot al eerder deed in een andere krant.33 Groot vat het tijdsbeeld samen dat 1930 volgens hem doet samenvallen met 2015: ‘Rechten worden klakkeloos opgeëist zonder dat daar enige plichtsgevoel tegenover staat. Verlangens schreeuwen erom stante pede te worden vervuld. Verantwoordelijkheidsgevoel is met een lantaarntje te zoeken. En alles wat inspanning vraagt legt het af tegen gemakzuchtige bevrediging en eenvoudig vermaak. Opnieuw waan je je in de tijd van nu.’
Verder vielen me een paar vertalingen en besprekingen in het bijzonder op, bijvoorbeeld een recensie van Persis Bekkering die een Engelse vertaling van de verzamelde verhalen van de Braziliaanse cultschrijfster Clarice Lispector besprak en daarbij een enthousiast pleidooi hield om ze ook in het Nederlands te vertalen, want ‘deze zeer verslavende, intense en raadselachtige bundel gaat een leven mee’.34 Bijzonder was ook de hervertaling die Hero Hokwerda bij de Wereldbibliotheek presenteerde: Leven en wandel van Zorbás de Griek, een tijdloze klassieker over levenskunst die je niet meer los kunt zien van de fameuze verfilming uit de jaren zestig. Het boek werd in 1958 in het Nederlands vertaald, maar via het Duits (door Hans Edinga); dit is de eerste rechtstreekse vertaling. Pieter Borghart juichte de vertaling op deReactor.org toe en verheugt zich op de volgende Kazantzakis; Marco Kamphuis citeerde sleutelwoorden die Zorbas kenschetsen als de literaire belichaming van vitaliteit: ‘O, was ik maar zo jong als jij! Zee, vrouw, wijn, en werk in overvloed! Je erop storten zoals het maar uitkomt! Je storten op het werk, op de wijn, op de liefde, en geen angst hebben voor God en niet voor de duivel. Dan ben je pas een kerel!’35
Er is voorts enige reden het vertaaljaar 2015 te bestempelen tot het jaar van Martin de Haan. Hij werd het vaakst besproken – jarenlang was het wat stil rond hem, althans wat het aantal verschenen vertalingen betreft, maar nu was het raak. Veel ophef over het nieuwe boek van Houellebecq, dat de pennen enorm losmaakte, ook doordat het rond de Charlie Hebdo-aanslagen verscheen. Houellebecq kwam er zelfs bij wijze van uitzondering voor naar Utrecht, naar het festival City2Cities, en liet zich voor een volle zaal ‘voor het allerlaatst’ interviewen door zijn lijfvertaler.36 De Haan vertaalde ook 14 van Jean Echenoz (voor De Geus), een boek dat cultkarakter heeft en waarvan de vertaling in deze Filter besproken wordt. En samen met De Haan stond uiteraard Rokus Hofstede in de aandacht. Zelf vertaalde hij het aloude, nog altijd provocerende De spektakelmaatschappijvan Guy Debord (voor IJzer), maar als duo werden zij voor Wereld, wereld! van Régis Jauffret (De Arbeiderspers) nu al ‘illuster’ genoemd (‘Het resultaat is een bewonderenswaardige, heerlijke, stevig swingende tekst’37). Pieter van den Blink plakte het beproefde Filter-etiket ‘meestervertalers’ op hen.38 Maar het overrompelendst was de aandacht voor de nieuwe Proustvertaling van het deel dat De Haan en Hofstede een beetje kortaf Swanns kant op noemen (Athenaeum – Polak & Van Gennep). Veel besprekingen, veel vergelijking, voer voor receptiewetenschappers en vertaalhistorici, overal aangevoerd, ook in Filter – door Kiki Coumans, die een analytisch stuk schreef en er op Webfilter bovendien een zoek-de-verschillenquiz aan verbond. Want dit is de vierde Nederlandse vertaling van het boek en dat leidde tot een vraag als ‘was dat nou nodig?’ Het mondige en in dat opzicht echt voorbeeldige duo stelde en beantwoordde zelf die vraag en greep onmiddellijk in toen Marco Kamphuis het in NRC Handelsblad geen pionierswerk vond en slordigheden en omissies vaststelde. Dat was vrijdag 12 juni 2015. Zes dagen later, op donderdag 18 juni, krabbelde de recensent publiekelijk terug. De slordigheden waren in feite vertaalkeuzes, zag hij nu in. De Haan en Hofstede hadden zich van voorbeeld tot voorbeeld nader verklaard en van ‘een bijzonder hoog “Spanish Inquisition”-gehalte’ gesproken – een uitspraak die dit historische feit van een bijkomend mysterie voorziet.39 Verdienden zij niet eigenlijk de Vertaalengel van 2016?
Levenslust en vertalerschap
Er overleed een aantal roemruchte vertalers afgelopen jaar: Ad den Besten (1923–2015), die danig van invloed was op de naoorlogse poëzie in Nederland – hij gold als ontdekker van veel dichters, onder meer een aantal Vijftigers – maar ook op die van de DDR. Hij gaf Duits aan de Universiteit van Amsterdam en was ook een van de westerse wetenschappers die al vroeg aandacht vroegen voor Oost-Duitse dichters.40 Voor zijn vertaling van het dichtwerk van Hölderlin ontving hij in 1989 de Martinus Nijhoffprijs. Die laatste eer viel Jean Schalekamp (1926–2015) nooit ten deel, ondanks zijn grote oeuvre (meer dan 150 literaire werken uit verschillende talen, daaronder boeken van D.H. Lawrence, Marguerite Duras en Gabriel Garcia Márquez). Schalekamp overleed op Mallorca op 89-jarige leeftijd – hij verdient een uitgebreidere bestudering waarin ook een relatie kan worden gelegd met zijn ‘egodocumenten’, waarvan er een de omineuze titel Geen tijd om te sterven heeft. Nog groter dan het oeuvre van Schalekamp was dat van Tinke Davids (1933–2015), die de afgelopen halve eeuw als (met alle respect) veel-vertaler te boek stond. Filter publiceerde in een van zijn eerste jaargangen41 een interview dat Sylvia Heimans met haar hield onder de kop ‘Vertalers zijn ongezellige mensen’, een uitspraak van Davids zelf: ‘Davids vindt dat vertalers ijverig moeten zijn, maar haar werkdrift grenst aan bezetenheid. Ze werkt tegelijkertijd aan drie boeken. De ochtendsessie besteedt ze aan het moeilijkste boek dat ze op dat moment aan het vertalen is, meestal een literair boek. Ten tijde van het interview is dat Medea van Christa Wolf. Dan volgen er nog een middagsessie en een avondsessie. Dit ritme wordt zeven dagen per week vastgehouden. Vertalers zijn ongezellige mensen, volgens Davids. Ze houden niet van bezoek, want dat brengt hun schema in de war. Een interview is ook zo’n spelbreker. Op een dag zonder lastige onderbrekingen vertaalt Davids vijftien tot twintig bladzijden.’42 Theo Kars (1940–2015) was daarentegen vooral levensgenieter, een schrijver die putte uit zijn avontuurlijke leven (De geisha uit 1972!) en vervolgens met evenveel verve vertaler werd, met name van de complete memoires (in twaalf delen bij Athenaeum – Polak & Van Gennep) van Casanova. Volgens Arnold Heumakers stierf Kars, net als zijn literaire voorbeelden Petronius en De Montherlant ‘levenslustig, dat wil zeggen: zoals hij had geleefd’.43 Erik van den Berg wees met nadruk op diens vertalerschap44 en citeerde wijlen Michaël Zeeman: ‘Feilloos treft Kars de licht praatzieke toon van Casanova en diens mengeling van gezelligheid en discipline.’ Ook een andere grootheid in het vertalen, Gerda Meijerink (1939–2015), is niet meer. Maria Vlaar noemde haar namens de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, waar Gerda Meijerink van 2003 tot 2009 voorzitter van was, ‘een eminent literair vertaler en een betrokken belangenbehartiger van schrijvers en vertalers’.45 Verder overleden Heleen Peeters (1943–2015), de leergierige vertaalster uit het Spaans die actief was in het NGTV en zijn blad Linguaan; de hoogleraar Zweeds Egil Törnqvist (1932–2015), die zich ook zo bekommerde om wat er met zijn taal en de Scandinavische literatuur in Nederland gebeurde; Nelly Stienstra (1946–2016) die aan de Universiteit Utrecht tal van vertaalstudenten Engels heeft opgeleid; en tot slot Antoine Verbij (1951–2015), de o zo deskundige criticus van De Groene en Trouw, die oog had voor het bijzondere taaleigen dat een vertaling op de been houdt.46
De chili droop over haar kin
Er wordt veel uit het Engels vertaald, en we worden in ons taalgebied gebombardeerd met nieuwe namen. Het heil is nog Angelsaksischer geworden dan het al was. Gelukkig is er Nederlands van gemaakt. Maar wordt dat goed gedaan, of niet altijd even goed? We peilden in Filter 22:3 steekproefsgewijs wat er deugt aan het vertalen in de sector Engelstalige fictie en non-fictie, met name boeken die de aandacht trokken in de maanden voorafgaand aan de zomer van 2015. De uitkomst was wisselend en relativeerde alle uitspraken over de kwaliteit van het vertalen uit het Engels – dat dus wat het merendeel van de vertalers te onzent doet. Je kunt zeggen dat er in die Filter-peiling veel vertaalkritiek werd beoefend, meer dan op enig ander publiek moment de afgelopen jaren, althans in omvang. Als je de perskritieken ziet over het hele jaar kun je met een gerust hart zeggen dat er ongelooflijk veel oog is geweest voor uit het Engels vertaalde boeken en hun over het algemeen jonge, blitse auteurs, maar nauwelijks voor de vertalingen. Maar genoeg over het experiment van 22:3. Ook wat niet in de peiling aan bod kwam was af en toe zeer de moeite waard. Opvallend is zeker de enorme prestatie die Harm Damsma en Niek Miedema leverden door omvangrijke boeken te publiceren met een standaard hoge vertaalkwaliteit: ik noem David Mitchell, Garth Risk en Michel Faber en vergeet vast nog het een en ander. Van elke bladzijde in Het boek van wonderlijke, nieuwe dingen (Podium) spat het vertaalplezier bovendien af; het is natuurlijk ook prettig een auteur te vertalen die zich zo bekommert om de vertaling en afweet van de stiel.47 Een vergelijkbaar vakmanschap kan verondersteld worden van Peter Bergsma, die een derde Nederlandse vertaling maakte van Thornton Wilders The Bridge of San Luis Rey (voor Van Oorschot)48 of van Guido Golüke, die John Cheevers Schandaal in de familie Wapshot vertaalde (voor Van Gennep). Een lans wil ik voorts breken voor Nicolette Hoekmeijer en de omnibus De Patrick Melrose-romans die Prometheus zo handig op de markt bracht. De auteur Edward St Aubyn gaf innemend-ironische interviews en critici als Marja Pruis reageerden haast vrolijk dat alles door de vertaalster nu ‘in de hoogpolitoer is gezet’.49 ‘De tacoschelp barstte open en de chili droop over haar kin. Giechelend schoof ze het met haar wijsvinger omhoog en propte alles weer in haar mond, “Delicioso,” merkte ze op. “Het ziet er anders knap onsmakelijk uit,” zei Patrick droogjes. “Je zou het moeten proeven.” Ze boog zich over het bord en bedacht ingenieuze hoeken om op de verbrokkelende tacoschelp aan te vallen.’50 Mooi dat Marja Pruis Lynx en andere verhalen van Rebecca Lee, vertaald door Saskia van der Lingen en Caroline Meijer, de ontdekking van het jaar noemde.51
Een opvallende vertaling uit het Duits was ontegenzeggelijk de hervertaling van Berlin Alexanderplatz (van Alfred Döblin uit 1929) door Hans Driessen (Wereldbibliotheek). De vorige vertaling dateerde van 1930 – Nico Rost, tijdgenoot en kennis van de auteur, droeg daar zorg voor: Frans Biberkopf’s zondeval, als ‘geautoriseerde’ vertaling verschenen bij W. de Haan in Utrecht. Driessen zet Rosts vertaling neer als bewerking (‘fundamenteel afwijken’) en als ‘één groot voorbeeld van interpretatief vertalen’ (wat toch enigszins vloekt met ‘autoriseren’).52 Zijn uitgebreide verantwoording van de vertaling, die in vergelijking met die van Rost inderdaad ‘compleet’ is, verdient een pluim, al blijft het voor mij de vraag wat het uitspelen van ‘dienstbaarheid aan de lezer’ tegen ‘respect voor de brontekst’ uiteindelijk betekent voor de concrete vertaalkeuzes. Aan deze vertaling werd in de pers aandacht besteed als vertaling en niet als vertaald boek: Arie Storm is tevreden, maar claimt wel dat het boek nu ‘voor het eerst serieus vertaald’ is, wat afbreuk doet aan de cultuurhistorische prestatie van Rost; Martin Schouten herlas de vertaling van Rost ‘met plezier’, maar is ook ingenomen met die van Driessen; ook Wil Rouleaux vergelijkt passages en betreurt ‘het rechtstrijken’ van de kromme grammatica en de spreektaalherhalingen en acht ze ‘een stuk vlakker dan het origineel’.53 Een tweede vertaling die terecht veel aandacht kreeg was die van Jan Gielkens, die het ook door de schrijver zelf schier onvertaalbaar geachte Grimms Wörter (2010) in het Nederlands omzette: De woorden van Grimm. Een liefdesverklaring (Meulenhoff). Günter Grass, die in 2015 overleed en in alle kranten de eer kreeg die een groot schrijver verdient, had al in 2009 bij een van de befaamde vertalersbijeenkomsten die hij rond elk boek organiseerde, aangekondigd taalspelletjes te gaan spelen die alleen voor het Duits geldig zouden zijn en alleen in die taal konden werken. Grass gaf op een geven moment de vertaling ‘vrij’, wees op de eigen verantwoordelijkheid van de vertalers en gaf zijn steevaste advies: ‘Verzin iets!’54 Het grootste probleem, aldus Gielkens, bleek ‘de liefdesverklaring’ aan de door de gebroeders Grimm in kaart gebrachte Duitse taal. Voor mij is het een geslaagde keuze om het Duits in de vertaling zo prominent mogelijk aanwezig te laten zijn en rigoureuze keuzes te maken bij kwesties die te maken hebben met historische klankverschuivingen die het Duits van het Nederlands deden verschillen. Grass eindigt zijn boek met de z van ‘Am Ziel’, Gielkens noemt dat afsluitende deel ‘Zo, we zijn er’, geheel in lijn met de toon van het origineel. Joseph Pearce in De Morgen en de betreurde Antoine Verbij in Trouw staken de loftrompet over deze vertaling, die ze ‘bijzonder creatief’ noemen en ‘met smaak’ gedaan.55 Toen Grass (1927–2015) in april overleed en NRC Handelsblad een speciale bijlage wijdde aan zijn betekenis, werd het duidelijk dat er nodig een geschiedenis van de Nederlandse Grassvertalingen geschreven moet worden: ze beslaat een periode van een halve eeuw en leidde bijvoorbeeld tot Langevelds proefschrift Vertalen wat er staat dat bij uitstek leunt op de bijzondere technieken die Peter Kaaij ooit gebruikte bij zijn vertaling van Der Butt.56
Elkaar opstoken
In 1985 verhuisde de dichteres-vertaalster Gertrude Starink vanuit Utrecht naar Cornwall, waar ze tot aan haar dood in 2002 met haar echtgenoot een antiquariaatje had in het afgelegen St. Ives. Voor De Utrechtse Boekhouder (5/2015) haalde mede-antiquaar David Wilkinson herinneringen op aan dit echtpaar, dat verantwoordelijk was voor de historische vertaling van Lawrence Sternes Tristram Shandy uit 1990.57 – ‘Jan and Gertud were wrapped up in themselves, Gertrud in particular was a very private person deeply engrossed in her work. I would see Jan in the streets from time to time but Gertrud was never easy outside the comfort zone of her home and shop, I would call in occasionally just to chat and slowly learnt they were engaged in translating Tristram Shandy into their native Dutch.’ Het was niet het enige portret, hoe schetsmatig ook, dat langskwam in 2015. Een mooi interview was dat met Roosbeef, toen ze haar cd Kalf uitbracht waarop nieuwe Nederlandse versies van popklassiekers staan van de hand van Henkes en Bindervoet (naast een heuse eigen songtekst van het duo met de fraaie titel ‘Und man liebt so viel’) – ‘De connectie met Rebergen [Roosbeef heet Roos Rebergen], die zes jaar nadat de vertalers elkaar hadden ontmoet tijdens hun studie werd geboren, is volgens Bindervoet: “Je eigen draai aan dingen willen geven. Niet bang zijn.”’58 Dat zogeheten ‘verzet tegen volgzaamheid’ zit ook in de vertaalpoëtica van Tom Lanoye, die in 2015 een Koningin Lear op de planken bracht, een tweede feminisering van een Shakespeare sinds hij in 2014 Hamlet door een vrouw liet spelen. ‘Als geen ander zet hij de poëtische rijkdom van een eeuwenoude theatertaal in voor een hedendaags of persoonlijk verhaal,’ aldus Vrij Nederlandwaarin Marijn van der Jagt probeerde het fenomeen Lanoye af te zetten tegen het fenomeen Shakespeare – ‘die twee werken op elkaar in en stoken elkaar op als partners in crime.’59 Ten oorlog! van Tom Lanoye werd daarnaast verkozen tot beste Nederlandstalige toneeltekst aller tijden – in de top tien stonden verder alleen oorspronkelijke werken (als Lucifer en Leedvermaak). ‘Sneaky’ vond Kester Freriks dat, althans van Shakespeare dan om zich onder de Nederlandstaligen te scharen.60 Langzaamaan krijgen ook vertalers die geen schrijver zijn steeds meer een gezicht, bijvoorbeeld Thérèse Cornips wier herinneringen bijeengebracht werden door Guus Middag.’61 Er verscheen ook een biografie van Cees Buddingh’, met helaas niet al te veel aandacht voor zijn vertalerschap en docentschap aan het voormalige Instituut voor Vertaalkunde.62 In de Volkskrant legde Imme Dros (*1936) uit waarom ze op haar 75ste nog begon met het vertalen van de Ilias – haar antwoord komt neer op de nuchtere reactie ‘heb je niets beters te vragen’. Ook op de vraag waarom nog een Ilias zegt ze: ‘Er zijn nooit genoeg vertalingen. … Ik heb gewoon veel fut, denk ik. Hoe langer ik leef, hoe meer ik de behoefte voel om bezig te blijven.’ Het volgend project ligt vast: De vertellingen van duizend-en-een-nacht.63 Een echte inkijk in het leven van een vertaler gunde Ruben Verhasselt de lezers van NRC Handelsblad – hoe laat hij doorgaans opstaat en hoe laat hij zich aan het vertalen zet, en dat is naar verluidt pas om tien uur ’s avonds (maar het zal de dag zijn geweest die ze prikten). Meer van invloed lijkt de plaats waar Verhasselt werkt: een prachtig hofje in Leiden. Charmant is de uitspraak van zijn partner dat hij veel sneller door het huis heen gaat als hij schoonmaakt: ‘Ruben is veel preciezer, dat komt omdat hij vertaler is, hij let op de details.’64
Miss Irak 2015 en andere affaires
2015 was het jaar dat de positie van zzp’ers nog meer onder druk is komen te staan. Het is natuurlijk mooi dat het auteursrecht van allerlei soorten makers versterkt is en kan worden teruggeëist als ‘een exploitant’ niets met het werk doet, maar het valt te bezien of vertalers, veelal zzp’er, er veel mee opschieten. Soms komt de bittere waarheid van onderbetaling goed aan het licht. Zo was Hans van der Spel van Bureau Berenschot heel stellig in zijn uitspraak dat een beginnend vertaler die omgerekend € 8,55 per uur verdient voor minder dan het minimumloon werkt, en dat ‘is natuurlijk nooit goed’.65 Het wordt tijd voor meer actie, ook in eigen huis.66 Gelukkig valt er over de toenemende zichtbaarheid niet te klagen. Maar er blijven misstanden, groot en klein, ernstig en ook geestig.67 Een klassiek geval van aandoenlijk bedrog was de vertaling die de Vlaamse thrillerauteur Bavo Dhooge maakte van een boek van de onbekende schrijver Jean Sagan. Sagan zou een clochard zijn geweest die verdronk in de Seine. Dirk Leyman besprak in De Morgen zijn zoektocht naar de schrijver en het ‘gekopieerde’ manuscript van het boek Samen zullen we slapen voor het sterven (Houtekiet). Uiteindelijk stelt Dhooge dat de literatuur ‘soms nog altijd te veel in hokjes denkt, vandaar deze “ontsnappingspoging” naar andere oorden. Een schrijver, zo vind ik althans, moet als een kameleon af en toe eens van kleur durven te veranderen. Zeker in deze dubieuze tijden waar het boek het niet goed doet.’68
Nee, dan de jongen van twintig die als stagiair zo’n twintig artikelen in de Volkskrant geplaatst wist te krijgen die hij naar later bleek min of meer overgeschreven had uit andere media. Het woord plagiaat viel, maar de andere media waren anderstalige persorganen als The Guardian en Vice. Daardoor zat er een vertaalkant aan de zaak, hetgeen uitloopt op de vraag hoe goed deze stagiair kon vertalen en de vraag waar in het geval van overname uit een andere taal de scheidslijn loopt tussen vertaling en plagiaat. Oude getrouwe Filter-lezers herinneren zich het artikel van Janneke Boogaard-Zeebregts over de dagelijkse praktijk van journalisten die zij puntig samenvatte als ‘schrijven, knippen en vertalen’ (Filter 8:4). Een discussie over het vertaalaspect laaide niet op, wel een over het verschijnsel aggregatiejournalistiek, volgens Sjoerd de Jong een vorm van journalistiek ‘die vooral te vinden is op sites en die grotendeels bestaat uit knippen en plakken’.69 Sic, sic. Toch valt het niet mee om vertalen simpelweg gelijk gesteld te zien aan wat je ‘de kluit belazeren’ moet noemen, des te meer omdat we niet hard genoeg kunnen hameren op het oorspronkelijke karakter dat in alle vertalen zit. Ombudsvrouw Annieke Kranenberg reconstrueerde de affaire uitgebreid, onder meer met de sussende suggestie van mederedacteuren dat de stagiair ‘voortaan alleen nog maar buitenlandse media [zou moeten] plagiëren’. Zijn laatste plagiaat betrof een stukje over Miss Irak 2015, en ik ga af op Kranenberg. Het gaat om de eerste alinea van het stuk (‘Miss Irak is nog niet veilig in Bagdad’, de Volkskrant van 20 oktober 2015, bedoeld om een wat andere kant te laten zien van het door geweld verscheurde land, al protesteren de geestelijke leiders weer hevig) die blijkt te zijn overgenomen uit c.q. geplagieerd van Reuters. Er is één curieus verschil tussen het origineel en de overschrijving: Reuters heeft het over de eerste internationaal erkende miss-Irak-verkiezing ‘in ruim veertig jaar’, de stagiair spreekt van de eerste in ‘tien jaar’. Misschien heeft de jongen toch research gedaan of is hij terechtgekomen in een concurrentieslag.70 Omdat we aan de gepresenteerde foto van Miss Irak niet kunnen zien of het de echte miss betreft of een vertaalde, drukken we hem hier niet af,71 onze manier om zo dwars mogelijk het tijdperk van de catastrofe in te gaan.
Noten
1 We schrijven 28 januari 2016, het ochtendblad is de Volkskrant.
2 Vrij Nederland, 30 januari 2016.
3 de Volkskrant, 27 januari 2016.
4 Volgens de KBvertaald uit het Bahasa Indonesia, het boek zelf geeft geen uitsluitsel daarover.
5 De Groene Amsterdammer, 24 september 2015.
6 De Standaard, 22 mei 2015.
7 NRC Handelsblad, 17 april 2015: Hunink heeft veel gevoel ‘voor het “experimentele” proza van de meester. Hij is net als Tacitus zuinig met voegwoorden en bijwoorden en ook lidwoorden zijn schaars waardoor het tempo hoog blijft en de lezer keer op keer verrast wordt door constructies als deze, over de stam der Harii: “Grimmig volk. Hun woeste aard wordt nog versterkt door hun keuze van middelen en tijdstippen. Zware schilden, beschilderde lijven, en voor gevechten leizen ze de donkerste nachten. Een griezelig, schimmig spokenleger dat paniek zaait, geen vijand kan die vreemde, bijna helse aanblik verdragen.”’
8 De aandacht in de kranten is groot, er wordt rijkelijk met sterren gestrooid.
9 Trouw, 19 december 2015.
10 Id.
11 De Groene Amsterdammer, 12 februari 2015. Guus Middag schreef een fraaie recensie in NRC Handelsblad, 12 juni 2015.
12 Paul Gillaerts e.a. (eds.). Heerenveen: Royal Jongbloed, 2015.
13 Id., p. 23.
14 Jaap van Vredendaal schreef een uitstekende bespreking in de recensierubriek Webfilter, zie hier.
15 Sandra Langereis zette De Bijbel in de Lage Landen, het boek dat beschrijft ‘hoe en waarom de Bijbel al 1000 jaar steeds opnieuw in de moerstaal is naverteld’ op haar lijst van beste boeken van het jaar (www.trouw.nl, 25 december 2015).
16 Onder redactie van Ton Bevers, Bernard Colenbrander, Johan Heilbron en Nico Wilterdink. Nijmegen: Vantilt, 2015.
17 Id., p. 95.
18 Nr. 2 van 2015, p. 99–102. Met dank aan Marlies Hoff voor deze facebooktip.
19 www.letterenfonds.nl/nl/entry/1058/vertalersbijeenkomst-in-parijs (geraadpleegd 30 juni 2015).
20 www.bartfmdroog.com/droog/kopland.html (geraadpleegd 11 december 2015).
21 29 mei 2015.
22 Uitgesproken op 22 mei 2015 in Maison Descartes, Amsterdam.
23 Voor een bespreking door Désirée Schyns zie hier.
24 Anno 30, 2015, Fascicolo 1, p. 94–102, hier 101: ‘De taalkenmerken van de personages klinken ook door in de kameleontische vertellersstem. In die stem voltrekt zich tevens een subtiel spel van afstand en betrokkenheid, dat tot uiting komt in de mate waarin het Italiaans van het verstand zich kleurt met het Siciliaans van het gevoel. Wanneer de verteller het recept voor Siciliaanse rijstballetjes of arancini onthult, schemert in zijn taal de stem van Montalbano’s volkse huishoudster Adelina door. […] In de vertaling […] wordt Camilleri’s taalspel, met veel precisie, durf en creativiteit, op de voet gevolgd.’
25 Vgl. P. Keesom in: Linguaan. Kwartaalblad over talen, vertalen en tolken, 26:4 (winter 2015), p. 28.
26 18 november 2015.
27 Linguaan. Kwartaalblad over talen, vertalen en tolken, 26:2 (zomer 2015), p. 15.
28 Id., p. 8–9. Ook op onze eigen website: Vrijdag Vertaaldag 2015, week 12.
29 P.C. Hooft-prijs 2015, Den Haag: Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde 2015, p. 17.
30 de Volkskrant, 23 mei 2015.
31 www.vertaalkriebels.nl, geraadpleegd 4 maart 2015.
32 de Volkskrant, 30 mei 2015.
33 NRC Handelsblad, 8 mei 2015.
34 de Volkskrant, 12 september 2015.
35 NRC Handelsblad, 10 april 2015
36 Onderworpen (De Arbeiderspers).
37 Ger Leppers in Trouw, 7 november 2015.
38 de Volkskrant, 14 november 2015.
39 Ik vind de Nederlandse uitdrukking ‘Spanish Inquisition’ alleen terug op de site van GeenStijl en daar wordt-ie gebezigd door iemand die zich Eurotokkie noemt.
40 In 1960 verscheen zijn fameuze bloemlezing Deutsche Lyrik auf der anderen Seite, die voor het eerst goed zicht bood op wat zich in de DDR voordeed, vanuit Nederland dus.
41 En op Webfilter, bij gelegenheid van haar overlijden.
42 Filter 3:1, p. 64–67.
43 NRC Handelsblad, 16 november 2015.
44 de Volkskrant, 17 november 2015.
45 NRC Handelsblad, 6 januari 2015
46 Xandra Schutte schreef een bijzonder inlevende necrologie in De Groene (van 14 oktober 2015), met daarin naast persoonlijker zaken ook dit: ‘Hij was de beste eindredacteur die het blad ooit heeft gekend: erudiet, intelligent, met een feilloos gevoel voor taal en stijl, dienstbaar en inventief. In een vloek en een zucht vertimmerde hij het warrige proza van academici tot gestroomlijnde essays en zette er een prikkelende kop en intro boven.’
47 Michel Faber kwam in 2015 eigener beweging en uit nieuwsgierigheid naar een workshop die Niek Miedema in Antwerpen gaf als gastvertaler van de Utrecht-Leuvense master literair vertalen.
48 Voer voor vergelijking! Zoals ook: De Jungleboeken van Rudyard Kipling, in november 2015 in een nieuwe vertaling van Arthur Wevers uitgebracht door Atlas Contact.
49 In De Groene Amsterdammer (5 februari 2015): ‘Maar dat het eerste deel van zijn befaamde trilogie Wat heet hoop nu door Nicolette Hoekmeijer in de hoogpolitoer is gezet [een eerdere vertaling was van Anja van den Tempel], zoals ze dat ook al deed met zijn andere werk, maakt het des te feestelijker dat alle vijf Patrick Melrose-romans deze week in één band verschijnen. Voor een spotprijs, denk ik er stiekem achteraan, maar we zitten hier ook niet bij de les boekverkopen.’
50 De Patrick Melrose-romans, p. 284.
51 De Groene Amsterdammer, 17 december 2015. Philip Huff was het in hetzelfde weekblad (op 30 juli 2015) grondig met haar eens: ‘Proza zo intens en vitaal dat je huid ervan samentrekt. Een besef van het afsterven van onschuld, erkenning van het imperfecte en van de alomtegenwoordigheid van verdriet. Woorden niet alleen als de dragers van ideeën, maar als de gevoelens en gedachten zelf. Als kleine vormen, zwart op wit, die je raken.’
52 ‘Nawoord. Alfred Döblin: Berlijner in hart en nieren’, p. 536–537.
53 In respectievelijk Het Parool van 9 april, de Volkskrant van 21 maart en De Groene Amsterdammer van 19 maart 2015.
54 ‘Nawoord van de vertaler’, p. 386.
55 Respectievelijk 11 februari en 24 januari 2015.
56 Van de vertalingen uit het Duits wil ik De wandeling van Robert Walser vermelden (door Machteld Bokhoven in de heroïsche reeks van Lebowski: Lebowski Book of the Month Club) en Johann Holtrop van Rainald Goetz door Willy Hemelrijk verschenen bij Leesmagazijn: het gaat in beide gevallen om een eigenzinnige keuze voor bijzondere en goede boeken waarvan bij voorbaat niet verwacht kan worden dat ze een groot publiek bereiken.
57 Het leven en de opvattingen van de Heer Tristram Shandy. Vertaald door Jan en Gertrud Starink. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1990. Onlangs opnieuw uitgebracht met een nawoord van Joke van Leeuwen in de Perpetuareeks.
58 Hester Carvalho, ‘Verzet je tegen volgzaamheid’, NRC Handelsblad, 19 februari 2015.
59 Vrij Nederland, 4 april 2015.
60 Voor een toelichting zie NRC Handelsblad, 5 maart 2015.
61 Met een bevroren jas en een geleend tientje (Van Oorschot) – zie hier voor een mooie bespreking door Désirée Schyns op Webfilter.
62 Wim Huijser, Dichter bij Dordt. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.
63 Pjotr van Lenteren, ‘Once upon a time in the east’, de Volkskrant, 5 december 2015.
64 NRC Handelsblad, 10/11 januari 2015.
65 NRC Handelsblad, 21 november 2015.
66 VertaalVerhaal publiceerde onlangs zijn 100ste verhaal – de site werd gebouwd met steun van het Letterenfonds, maar voor de rest bedruipt zij zichzelf: complimenten! Maar helaas gebeurt dat dan weer wel dankzij ‘de belangeloze medewerking van onze auteurs en collega’s van VertaalVerhaal’, aldus Frank Lekens in een mail van 17 februari 2016. Overigens wordt de fraaie serie ‘eerste zinnen’ van boekhandel Athenaeum ook al ‘belangeloos’ gevuld door vertalers. Waar moest je ook weer beginnen als je de wereld wilt verbeteren?
67 Wat te denken van de affaire in december rond het WADA-rapport over doping in de Russische atletiek, toen er sprake was van een betrapte ‘Nederlandse atleet’? hier was ‘athlete’ al te onnadenkend vertaald, het bleek om de sporter en oud-coureur Thomas Dekker te gaan, en dat was helaas maar waar oud nieuws (zie de Volkskrant, 8 december 2015).
68 De Morgen, 23 september 2015.
69 NRC Handelsblad, 31 oktober/1 november 2015.
70 Kranenberg: ‘De redactie [van de Volkskrant] ontving een klacht van de “officiële Miss Irak Organisatie”, die door Reuters wordt genoemd. De krant zou een neporganisatie hebben opgevoerd: Talat Models. Mogelijk heeft dit bureau ook miss-wedstrijden gehouden, maar de aanleiding voor het verhaal in de Volkskrant is aan de verkeerde organisatie gekoppeld. De foto hiernaast komt van Talat Models. Mogelijk betreft het geen “officiële” miss’, de Volkskrant, 31 oktober 2015.
71 Op de site van de krant staat de foto, voor wie geïnteresseerd is, nog wel, zie hier.