Toen een van de schilders van Tachtig, Jan Veth, in 1887 bijles Engels wilde volgen omdat hij enige tijd naar Engeland moest om portretten te schilderen, vroeg hij zijn vriend Albert Verwey om raad: ‘Ik maak snelle vorderingen in ’t Engelsch spreken. […] Zeg, zou ik er wat aan hebben om Miss Irving een bezoek te brengen? Zoo ja, zou jij me dan een introductie en ’t adres kunnen bezorgen?’1 De betreffende ‘Miss’ is Elizabeth Jane Irving, een Britse dame, geboren in 1845, die van 1874 tot 1884 Engelse les gaf in Amsterdam.2 Bij de Tachtigers was zij niet alleen bekend als lerares, maar ook als schoolboekenauteur en als schrijfster van Nederlandse artikelen over contemporaine Engelse auteurs. In het decennium dat ze in Nederland woonde, wist ze de Engelse contemporaine literatuur op allerlei manieren onder de aandacht te brengen van een Nederlands publiek.
Na ongeveer tien jaar in Nederland te hebben gewoond, was Irving in mei 1884 naar Londen verhuisd. Verwey was haar uit het oog verloren en kon Veth dan ook niet aan haar adres helpen.3 Uit haar brieven blijkt dat Irving van plan was om in Londen over Engelse literatuur te blijven schrijven voor een Nederlands publiek,4 maar ze stelde zich tegelijkertijd een nieuw doel: de Nederlandse literatuur in Engeland meer bekendheid geven in de vorm van artikelen, boekuitgaven en vertalingen. Veel van haar plannen werden niet gerealiseerd. Wel vertaalde ze drie Nederlandse romans in het Engels: Amazone (1880) van Carel Vosmaer, en van de populaire schrijfster van historische romans A.S.C. Wallis In dagen van strijd (1879) en Vorstengunst (1883). In dit artikel zal ik deze vergeten vertaalster (her)introduceren, haar vertaalarbeid analyseren en het succes van haar vertaalproductie evalueren. Waaraan had Irving in Nederlandse literaire kringen haar faam te danken?
In Nederland
Over Elizabeth Jane Irving is weinig bekend. De titelpagina van haar enige dichtbundel, Fireside Lays (1872), vermeldt dat ze ten tijde van deze publicatie in Castle Douglas woonde, een plaatsje in het zuiden van Schotland (Irving 1872). Niet lang na deze publicatie moet ze echter naar Amsterdam zijn verhuisd – ze woonde vanaf 1874 opeenvolgend aan de Rozengracht, de Keizersgracht en de Herengracht – waar ze zich vestigde als privélerares Engels. Haar ambities reikten echter verder dan dat: ze wilde de nieuwste Britse literatuur in Nederland onder de aandacht brengen van een breder publiek. Om die ambitie te kunnen waarmaken, had ze een kruiwagen nodig: een literair figuur die haar aan een publicatieorgaan kon helpen en haar werk kon aanprijzen in het literaire circuit.
Zo’n persoon vond ze in docent, vertaler, uitgever en redacteur Taco Hajo de Beer (1838–1923). Het is onbekend hoe ze elkaar hebben ontmoet, maar feit is dat De Beer – ook docent Engels, maar dan aan de hbs in Amsterdam – Irving bij veel van zijn literaire projecten betrokken heeft. Irving schreef artikelen over Engelse literatuur in het door De Beer opgerichte tijdschrift De Portefeuille,5 ze voerde rond 1875 met hem de redactie over de uitgavenreeks Bibliotheek van Buitenlandse Schrijvers,6 en ze kreeg via De Beer de kans om bij te dragen aan een schoolboek over Engelse literatuur voor de Hogere Burgerschool: The Literary Reader, waarvan het eerste deel in 1874 verscheen en waarvan in de decennia daarna nog vele nieuwe edities en aanvullende delen verschenen. Dit succesvolle boek werd niet alleen in de schoolbanken, maar ook in menig huisgezin gelezen.7
Uit de voorwoorden die De Beer aan de verschillende edities van het schoolboek meegaf, valt af te leiden dat Elizabeth Jane Irving vanaf het begin bij de totstandkoming van The Literary Reader betrokken is geweest en dat haar aandeel daarin gedurende de jaren steeds groter is geworden. In het voorwoord van de editie uit 1874 bedankt De Beer haar nog alleen omdat zij ‘bereidwillig op zich nam, mijnen arbeid te bespoedigen door een harer lievelingsauteurs [= George Eliot, AvB] te behandelen’. Vanaf de editie van 1882 werd Irving als coauteur op de titelpagina van The Literary Reader vermeld. Het derde deel – de editie uit 1887 in één volume, dat alleen de negentiende eeuw behandelt – was volgens de titelpagina geheel ‘revised, rewritten, and brought down to date of publication by Elizabeth Jane Irving’. Dat De Beer met de inhoud van dit boek weinig meer te maken had, blijkt uit het feit dat Irving datzelfde jaar onder een andere titel en onder vermelding van alleen haar eigen naam precies hetzelfde boek uitgaf (Irving 1887a). Dit boek werd herhaaldelijk zeer positief gerecenseerd. Volgens de recensenten bevatte het boek voor Nederlanders geheel nieuwe informatie over de Engelse contemporaine literatuur. In De Nieuwe Gids van 1888 werd bijvoorbeeld geschreven:
[…] zij [Irving] [rangschikt en karakteriseert] de latere dichtergroepen, die van de Brownings-Tennyson, die van Swinburne-Rossetti, met dezelfde liefde en uitvoerigheid […], als waarmede zij het hunne voorgangers heeft gedaan. En daarvoor heeft zij zich moeten inwerken in een literatuur van schrijvers en critici, waarvan nog maar weinig in Holland is bekend, en die allerminst ten dienste van het onderwijs werd gebruikt. (Anoniem 1888)
Naast The Literary Reader stelde Irving nog enkele schoolbloemlezingen en schoolboeken samen, waaronder Gems from the Novelists (1882), dat bestaat uit een selectie fragmenten uit de romans van Walter Scott, een Practical Grammar of the English Tongue Adapted to the Requirements of Dutch Students (1883) en de bloemlezing A Casket of Jewels Selected from Poets of the 19th Century (1887).
Deze inspanningen werden door literair Nederland gewaardeerd. Via haar vriendin Johanna Brandt – een vertaalster uit het Russisch die onder andere werk van Tolstoj vertaalde – kwam Irving er in 1883 achter dat de toen al 69-jarige Nicolaas Beets (1814–1903) zich enthousiast had uitgelaten over haar bloemlezing uit het werk van Walter Scott. Dit was een reden voor haar om contact met Beets te zoeken. In een reeks brieven aan zijn adres legde ze uit wat ze met haar werk wilde bereiken, namelijk dat leerlingen via literatuur de Engelse taal beter machtig zouden worden. Door de steun van Beets voelde ze zich gesterkt in haar streven.8
Toen ook The Literary Reader van 1882 bij Beets in de smaak bleek te vallen, ging Irving hem meer en meer als vertrouwenspersoon zien.In 1883 biechtte ze hem op dat ze De Beer in het begin nodig had gehad om haar ambities te kunnen verwezenlijken, maar dat hun samenwerking niet altijd even soepel was verlopen. Nu ze haar doel bereikt had en een schoolboek had geschreven – dat weliswaar ook De Beers naam droeg, maar toch grotendeels haar werk was (‘strictly speaking, the whole work is mine’) – wilde ze zich zo snel mogelijk van hem distantiëren en haar eigen weg gaan:
Perhaps I ought not to have entered into it; but I had the plan of such a work [een schoolboek over Engelse literatuur, AvB] in my head, and without influence as I was then, […] I could not hope to find a publisher therefore, when Mr de Beer applied to me to assist him in preparing a new edition of his Reader I caught at the proposal as likely to give me the start I wanted; and although the work itself has entailed a heavy sacrifice of time, patience, and sometimes – I confess, of Christian charity, – I have gained my purpose. […] I shall escape from the connection as soon as I can without convicting myself of meanness.9
Irving mocht dan mopperen op De Beer omdat hij met de eer van haar werk ging strijken, hij had haar wel het opstapje gegeven dat ze nodig had. Via contacten zoals die met De Beer, Brandt en Beets raakte Irving in de jaren 1880 aardig ingeburgerd in het Nederlandse literaire leven. Ze manifesteerde zich in allerlei rollen als kenner van de contemporaine Engelse literatuur en vergaarde zo in Nederland sociaal en cultureel kapitaal. Dat haar werk bij zowel de oudere generatie (waar Beets toe behoorde) als de jonge Tachtigers in de smaak viel, had ze vermoedelijk te danken aan het feit dat ze zich niet alleen op de grote romanschrijvers uit het midden van de negentiende eeuw richtte, maar ook contemporaine Engelse dichters onder de aandacht bracht.
Vertalingen van A.S.C. Wallis
Begin 1884 was Irving gevraagd om bestuurslid te worden van het Amsterdamse Leesmuseum voor Vrouwen.10 Die functie heeft ze slechts korte tijd vervuld, want in mei 1884 verhuisde ze naar Londen, waar ze op verschillende adressen in Camden en Chelsea verbleef. Aan Beets schreef ze op 8 mei 1884: ‘As you may have heard from Johanna Brandt I am going to try my fortune in London for some time at least.’11 Daar verschoven haar hoofdwerkzaamheden van het schrijven van Nederlandse artikelen over Engelse literatuur naar het bekendmaken van de Nederlandse literatuur in Engeland.
Het is goed mogelijk dat Irving hoopte in Londen van vertaalwerk te kunnen leven. Die hoop werd haar ingegeven door het feit dat ze in Amsterdam al een vertaling had gemaakt en daarvoor een Engelse uitgever had weten te vinden. Het gaat om de roman In dagen van strijd (1877) van de schrijfster Adèle Opzoomer (1857–1925), dochter van de Utrechtse hoogleraar Cornelis Willem Opzoomer – destijds een bekende jurist, theoloog en filosoof. Onder het pseudoniem A.S.C. Wallis schreef zij populaire historische romans. Naast In dagen van strijd (In Troubled Times, 1883) zou Irving ook de roman Vorstengunst (1883) van haar vertalen (Royal Favour, 1885). Deze vertalingen werden uitgegeven door W. Swan Sonnenschein & Co. in Londen. Aan beide vertalingen voegde Irving een voorwoord toe waarin ze Wallis’ werk aanprijst bij het Engelse publiek. In de eerste editie van In Troubled Times zijn bovendien vertaalde citaten uit Nederlandse recensies toegevoegd om de Engelse lezer warm te maken voor het werk.
Dat Irvings vertalingen van Wallis’ romans in Engeland een succes waren, blijkt uit het feit dat beide werken meerdere herdrukken beleefden (In Troubled Times werd herdrukt in 1885 en 1902, Royal Favour in 1886 en 1902) en goede recensies kregen. Zo schreef The Spectator over In Troubled Times:
In Troubled Times is an historical novel, but even in days when the historical novel has gone out of favour this work can be read with pleasure. […] It is truly refreshing, in these days, to come upon a work of such unquestionable excellence; and when we take into account the youth of the author, and then read the wealth of original and admirable reflections with which her pages are studded, admiration becomes coupled with amazement. (Anoniem 1884: 21)
In zowel het voorwoord bij In Troubled Times als de recensies wordt Wallis op één lijn geplaatst met grote Engelse schrijfsters als Elizabeth Barrett Browning en George Eliot. Mogelijk hebben die mentions ook statusverhogend gewerkt.
In het voorwoord bij Royal Favour schrijft Irving dat ‘the work is almost entirely free from irrelevant matter’. Irving zal hebben willen benadrukken dat het boek weliswaar lijvig was – het bestaat uit drie delen van elk rond de driehonderd pagina’s – maar dat er toch geen woord te veel in stond. In dagen van strijd, dat uit drie delen van respectievelijk 372, 384 en 509 pagina’s bestaat, was door de Londense uitgever namelijk op die omvang afgerekend. Voor W. Swan Sonnenschein, die deze werken in Engeland aan de man wilde brengen, vormde de omvang van In dagen van strijd een struikelblok. Blijkbaar was hij niet tevreden met de verkoop van de eerste editie van de vertaling. Daarom vroeg hij Irving om In Troubled Times voor een nieuwe editie te bekorten. De auteur zelf mocht daar niets van weten, en dat zat Irving dwars. Ze schreef hierover aan Carel Vosmaer (die ze net als Beets in vertrouwen nam over deze zaak):
I have been forced into undertaking a condensed version of ‘Troubled Times’. Mr. Sonnenschein ensuring me that if we did not undertake at once another firm would have it in the market. You know there is no law to prevent a new translation or adaption. It goes a little against my conscience, Prof. Opzoomer would prohibit it if he could, and the author herself has not been informed.12
Irving voelde zich niet goed bij deze gang van zaken. Ze zou liever open kaart spelen met de Opzoomers, maar dat werd haar door haar uitgever verboden. Met gemengde gevoelens zette ze zich toch aan deze taak. Ze bekortte de hele roman:
A tremendous work! And the worst of it is that my publisher and agent both implore me not to mention it to the Opzoomers before the M.S. is in the printer’s hands, on account of unskilful interference from the fondly uncritical father.13
Dat Irving rigoureus heeft huisgehouden in de roman, wordt al duidelijk op de eerste pagina van de nieuwe editie. Het vierregelige citaat aan het begin van het eerste hoofdstuk (uit Byrons Don Juan) is weggelaten, de eerste regel ‘The summer of the year 1563 was drawing towards a close’ is vervangen door het bondigere ‘The summer of 1563 was drawing to its close’14, er worden verschillende regels geschrapt (zoals, op de eerste bladzijde, na de beschrijving van een landschap, de zin: ‘The heart that longed for rest and solitude must needs have found satisfaction here’15), en daarnaast worden er nog talloze kleinere veranderingen doorgevoerd. Dit alles gebeurde op zo grote schaal dat de driedelige roman kon worden teruggebracht tot één band van 418 pagina’s.
The Amazon
Er was nog een vertaling waaraan Irving al begonnen was voor ze in 1884 naar Londen verhuisde, namelijk die van de esthetische roman Amazone (1880) van de toen gerenommeerde literator Carel Vosmaer (1826–1888).16 Georg Moritz Ebers (1837–1898), een Duitse, internationaal bekende Egyptoloog en schrijver van historische romans, was bereid gevonden een inleiding bij de vertaling te schrijven en de titelpagina zou worden opgeluisterd met een titelplaat van Sir Lawrence Alma Tadema (1836–1912), een Nederlandse kunstenaar die in Londen woonde en Vosmaers vriend en zwager was. Er was ook al een grote uitgever voor de vertaling gevonden: T. Fisher Unwin in Londen. Het contact met deze uitgever verliep via Alma Tadema, die in een brief aan Vosmaer schreef: ‘Amice, Zegt maar waarin ik u bij Unwin van dienst kan zijn en dat zal wel bedisseld worden.’17 Tadema ontving Unwin bij hem thuis, deed een goed woordje voor Vosmaers roman en zorgde ervoor dat de illustratie die hij voor de Nederlandse versie gemaakt had ook in de Engelse werd opgenomen. Het kon niet anders of ook deze vertaling zou een succes worden.
In een ongedateerde brief aan Vosmaer van vóór juli 1884 schrijft Irving vanuit Londen dat The Amazon gearriveerd is en ze stuurt hem een exemplaar. Ze vindt het boek er goed uitzien en kan niet wachten te horen wat Vosmaer er zelf van vindt.18 En niet alleen Irving is enthousiast. Op 29 juli 1884 schrijft ze aan Vosmaer: ‘Mr Brughes assures me on the authority of wholesale booksellers that Amazone is selling very well.’ Ook laat ze hem weten dat de eerste besprekingen in de Engelse bladen allemaal positief zijn. Op 18 november 1884 schrijft ze dat er in de drie zomermaanden al 465 exemplaren van The Amazon verkocht zijn en dat er in Amerika twee goedkope herdrukken van op de markt zijn gebracht.
Toch zou Irving nooit een vertaling maken van een tweede werk van Vosmaer. Wat ze misschien niet geweten heeft, is dat Vosmaer zo zijn twijfels had bij de kwaliteit van de vertaling van Amazone. Volgens Alma Tadema had de uitgever de vertaling na lezing ‘niet engelsch genoeg’ bevonden en dat verontrustte Vosmaer. Op Tadema’s verzoek heeft Fisher Unwin vervolgens schrijfster en vertaalster Helen Zimmern (1846–1934) gevraagd de vertaling te controleren.19 Tadema stelt Vosmaer gerust door te schrijven dat miss Zimmern een goede vertaalster is en dat de vertaling van Irving, door Zimmern gecontroleerd, nu goed zal zijn, en in alle opzichten beter dan de Franse vertaling, die volgens hem ‘kant noch wal raakt’.20
Volgens Tadema waren Vosmaers zorgen ongegrond. Had hij gelijk en was de vertaling inderdaad in orde? Of had Unwin een punt toen hij liet weten de vertaling niet Engels genoeg te vinden?21 Bekijken we de vertaling meer in detail, dan lijkt het erop dat Irving de Nederlandse tekst wel erg getrouw gevolgd heeft. Dit fragment komt uit een brief van hoofdpersonage Siwart Aisma aan het begin van de roman:
Overmorgen ga ik naar Rome. Ik schrijf dat zoo maar kalm neer, alsof het niet alles ware. Ik in Rome! Ik voel mij al een voet hooger als ik er aan denk. Ik voelde al zoo iets toen ik den Mont-Cenis-tunnel door was en den dag weer zag, den nieuwen dag; ik werd het gewaar dat er een bergmuur lag tusschen het peinzensmoede en zwaartillende Noorden en het vroolijke, heldere Zuiden. Ja, ik voelde mij toen al hooger; als dat zoo voortgaat, groei ik tot dat ik niet meer door den tunnel terug kan. Maar geen nood, dan stap ik over den heelen berg heen. (Vosmaer 1900 [1880]: 6–7)
The day after to-morrow I am going to Rome. I write this as quietly as if it were not everything. I in Rome! I feel myself a foot taller only to think of it. I felt something of the sort when we had got through the Mount Cenis tunnel, and I once more saw daylight – the new day. I felt that a mountain wall separated the thought-weary, melancholy North from the bright, joyous South. Yes! already then I felt myself taller; so if this goes on I shall grow to such a size that I shall not be able to get back through the tunnel. That does not matter, though; for then I can leap the mountain itself a bound. (Vosmaer 1884: 3–4)
Irving houdt strak vast aan de woordvolgorde en woordkeus van het Nederlandse origineel. Erg vloeiend en idiomatisch wordt de vertaling daardoor niet. Wellicht is hier iets te woordelijk vertaald naar de smaak van een Engelsman. En hoewel de verkoop en de ontvangst goed waren, zou Irving van Vosmaer nooit een tweede vertaalopdracht krijgen.
‘Troubled times’
Irving had grootse plannen toen ze naar Engeland vertrok: ze wilde de Nederlandse literatuur in Engeland bekend maken door middel van vertalingen, artikelen en boekuitgaven. In haar brieven maakt ze gewag van plannen om meer Nederlandse romans in het Engels te vertalen, zoals Majoor Frans van Geertruida Bosboom-Toussaint.22 Aan Beets schreef ze dat uitgever Sijthoff haar had gevraagd om de Engelse tekst te schrijven bij een catalogus van werken van de schilder Jozef Israëls, die in Engeland en Amerika gepubliceerd zou moeten worden.23 Beide plannen zijn voor zover ik kon achterhalen niet ten uitvoer gebracht. Ook plannen om het laatste deel van The Literary Reader (over de negentiende eeuw) uit te breiden met twee delen over de zeventiende en de achttiende eeuw liepen op niets uit. Uiteindelijk bleef Irvings productie in Engeland dus vrij gering, maar de vertalingen díe ze maakte waren zonder meer succesvol.
Het werken in Londen moet Irving zwaarder zijn gevallen dan verwacht. Het schrijven van de nieuwe Literary Reader van 1887 en de problemen rond de bekorte uitgave van Royal Favour gingen haar niet in de koude kleren zitten. In 1885 was ze al eens overwerkt geweest en had ze last gekregen van hallucinaties. Aan Beets schreef ze:
You may perhaps have heard that things have gone unsatisfactory as yet with me in London. I trusted too much to what more experienced writers would have required security for – a publisher’s word, and I have suffered severely for it, in purge, temper, and health. […] Now, the case stands this. I have made miss Opzoomer’s name in England, which must add greatly to her position and the market value of her works in Holland, I have, as my agent assures me, inaugurated a new era in literature by making translations from the Dutch the fashion, and thus enfusing new blood into our English stock: the results for me are two years hard labour, an indefinite amount of worry and irritation, the loss (temporary at the very least) of a considerable sum of money, and in all probability a harassing law-suit with my publisher. Of course I meant to benefit myself as well as extend the fame of an unique genius; but I do think I have been hardly judged and badly treated.24
Blijkbaar – mij is hierover verder niets bekend – was er ook een rechtszaak gaande tussen Irving en Swan Sonnenschein. Dagen van succes werden zo dagen van strijd.
Vanaf dat moment moest Irving rustig aan doen, want ‘any return of the attack would probably prove fatal either to life or reason’.25 Echt beter werd ze niet. Meer dan twee jaar later moest ze Vosmaer schrijven:
Since early in February I have been suffering severely from nervous instability of the heart, and it was with the utmost difficulty that I could do any work at all. In the beginning of August I felt dangerously ill. As soon as I could travel I came to my Dutch friends to recruit and am gaining strength by slow degrees. I hope soon to resume the struggle for existence with better success.26
De positieve ontvangst van de nieuwe editie van The Literary Reader (1887) – zelfs Frederik van Eeden had beloofd een lovende bespreking in De Nieuwe Gids te publiceren27 – kon haar er niet bovenop helpen. Het zat haar dwars dat Taco de Beer buiten haar medeweten om een beknopte versie van háár nieuwe schoolboek had gepubliceerd, die volgens haar waardeloos was: ‘The “One Volume Edition” so called, prepared by Mr. De Beer and published by Olivierse without my knowledge and consent, proves to be so worthless that it only demonstrates a want, instead of supplying it.’28 Dat betekende een nieuwe zorg erbij.
Om bij te komen verbleef Irving in 1887 ongeveer zes weken bij vrienden in Nederland. Op haar terugkeer naar Londen volgde een radiostilte die niet meer doorbroken werd. Met die radiostilte werd het in Nederlandse literaire kringen ook stil rond Irving als persoon, al deed haar naam in het Tachtigerscircuit nog wel de ronde wanneer er iemand bijles Engels nodig had. Het is niet bekend hoe oud Irving is geworden. De door haar vertaalde romans raakten uit de mode en vervolgens in de vergetelheid. Haar schoolboeken werden vervangen door nieuwe. Het feit dat Irvings vertaling van Amazone inmiddels via Amazon opnieuw te bestellen is, is dan een schrale troost.
Noten
1 Jan Veth aan Albert Verwey, 11 december 1887. Zie Verwey 1995: 381.
2 Met dank aan Wim Gerlagh voor het nazoeken van Irvings gegevens in het Amsterdamse Gemeentearchief. Volgens het vreemdelingenregister was Irving op 22 augustus 1874 29 jaar, had ze blond haar en blauwe ogen, en was ze onderwijzeres van beroep.
3 Albert Verwey aan Jan Veth, 20 december 1887. Zie Verwey 1995: 384.
4 Dat schrijft zij in een brief aan H.J. Schimmel van 1 juni 1885. Letterkundig Museum Den Haag, signatuur S 00362 B.
5 Irving publiceerde vooral over negentiende-eeuwse Engelse schrijvers zoals John Ruskin, Dante Gabriel Rossetti, Percy Bysshe Shelley en Matthew Arnold, niet alleen in De Portefeuille, maar ook in De Amsterdammer, Nederland en Noord en Zuid. Haar Nederlandse artikelen werden vermoedelijk voor haar vertaald.
6 Deze reeks werd uitgegeven door uitgeverij Maassluis.
7 Over The Literary Reader zie Van Loghem 1924, Van Kalmthout 2009 en Van Buul 2012.
8 Zie bijvoorbeeld de brief van Irving aan Beets van 6 februari 1883. De brieven van Irving aan Beets worden bewaard in de UB Leiden, signatuur LTK BEETS A1.
9 Brief van Irving aan Beets, 15 april 1883.
10 Getuige een artikeltje in Het Nieuws van den Dag van 10 juni 1884.
11 Brief van Irving aan Beets, 8 mei 1884.
12 Ongedateerde brief van Irving aan Vosmaer uit 1884, De brieven van Irving aan Vosmaer worden bewaard in het Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 548 Vosmaer.
13 Ibidem.
14 In het origineel: ‘De zomer van het jaar 1563 neigde ten einde.’
15 In het origineel: ‘Een hart, dat behoefte had aan rust en eenzaamheid, moest zich hier bevredigd voelen.’
16 Hoe het contact tussen Irving en Vosmaer tot stand is gekomen, is niet bekend, maar mogelijk hebben De Beer of Beets hier een bemiddelende rol gespeeld.
17 Brief van Alma Tadema aan Vosmaer, 29 oktober 1883. De brieven van Alma Tadema aan Vosmaer worden bewaard in het Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
18 Ongedateerde brief van Irving aan Vosmaer uit 1884.
19 Brief van Alma Tadema aan Vosmaer, 16 mei 1884. Zimmern vertaalde The Epic of Kings (1883) van de Perzische dichter Ferdowsi, en na 1900 twee werken van Nietzsche. In 1886 schreef zij het boek Alma Tadema. His Life and Work. Vosmaer had miss Zimmern in januari 1883 op een diner bij Tadema in Londen ontmoet. Zie Bastet 1977: 46.
20 Brief van Alma Tadema aan Vosmaer, 16 mei 1884.
21 Het wekt nauwelijks verbazing dat Irving Unwin maar een zeur vond. Ze schreef aan Vosmaer in een ongedateerde brief uit 1884: ‘I don’t like Mr Fisher Unwin’s looks. I don’t think him a man to be trusted very far. He pretends to doubt the success of Amazone, and if he really did so, he would have surrendered the M.S. instead of fighting for months over it.’
22 Brief van Irving aan Vosmaer, 29 juli 1884.
23 Brief van Irving aan Beets, 15 april 1883.
24 Brief van Irving aan Beets, 16 maart 1885.
25 Ibidem.
26 Brief van Irving aan Vosmaer van 19 oktober 1887, geschreven vanuit het huis van Adèle Opzoomer in Amsterdam.
27 Mogelijk was de anonieme recensie die begin 1888 in De Nieuwe Gids verscheen van de hand van Frederik van Eeden. Zie Anoniem 1888.
28 Brief van Irving aan Vosmaer van 19 oktober 1887. Het gaat hier over De Beer 1887b.
Secundaire literatuur
Anoniem. 1884. ‘A Dutch Novel’, The Spectator, 16 februari 1884, p. 21–22.
Anoniem. 1888. [Recensie van: Beer, Taco H. de, The Literary Reader. Kuilenburg: Blom & Olivierse 1887.] De Nieuwe Gids, 3:1, p. 320–322.
Bastet, F.L. 1977. ‘Mr. Carel Vosmaer – een herdenking’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1975–1976. Leiden: Brill, p. 20–50.
Beer, Taco H. de. 1874. The Literary Reader. A Handbook for the Higher Classes in Schools and for Home Teaching. I: Authors and their Work from the Remotest Times to the Beginning of the Nineteenth Century. II: The Nineteenth Century. Kuilenburg: Blom & Olivierse.
Buul, Anne van. 2012. In vreemde grond geworteld. Prerafaëlitisme in de Nederlandse literatuur en beeldende kunst (1855–1910). [Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen]
Kalmthout, Ton van. 2009. ‘Eccentric Authors: Conrad Busken Huet and Taco H. de Beer on English Literature’, in: Tom Toremans & Walter Verschueren (eds.), Crossing Cultures. Nineteenth-Century Anglophone Literature in the Low Countries. Leuven: Leuven University Press, p. 35–52.
Loghem, M.G.L. van. 1924. ‘Levensbericht van Taco Hajo de Beer’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Leiden: Brill.
Verwey, Albert. 1995. Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888 (ed. Margaretha H. Schenkeveld & Rein van der Wiel). Amsterdam: Querido. [DBNL 2008]
Vosmaer, Carel. 1880. Amazone. Den Haag: Martinus Nijhoff.
Wallis, A.S.C. 1879. In dagen van strijd. Amsterdam: Gebhard.
Wallis, A.S.C. 1883. Vorstengunst. Haarlem: Tjeenk Willink.
Geraadpleegde werken en vertalingen van E.J. Irving
Beer, Taco H. de & Irving, Elizabeth Jane. 1882–1883. The Literary Reader. A Handbook for the Higher Classes in Schools and for Home Teaching. I: From Caedmon to Milton. – 1883. II: The Nineteenth Century. – 1882. Kuilenburg: Blom & Olivierse.
Beer, Taco H. de. 1887. The Literary Reader. A Handbook for the Higher Classes in Schools and for Home Teaching. III: The Nineteenth Century. 3rd edition, revised by Elizabeth Jane Irving. Kuilenburg: Blom & Olivierse. (De Beer 1887a)
Beer, Taco H. de. 1887. The Literary Reader. A Handbook of English Literature for the Higher Classes in Schools and for Home Teaching. One volume edition. Kuilenburg: Blom & Olivierse. (De Beer 1887b)
Irving, E.J. 1872. Fireside Lays. Glasgow: Robert Anderson.
[Irving, E.J.] 1882. Gems from the Novelists. Selected and arranged by Elizabeth Jane Irving. Amsterdam: Olivier.
Irving, E.J. 1883. Practical Grammar of the English Tongue: Adapted to the Requirements of Dutch Students. Amsterdam: Olivier.
Irving, Elizabeth Jane. 1887. Specimens of English Literature in the Nineteenth Century with Biographical Notices of the Principal Writers and a Bird's Eye View of the Various Literary Movements. Kuilenburg: Blom & Olivierse. (Irving 1887a)
Irving, E.J. 1887. A Cascet of Jewels Selected from Poets of the 19th Century. Sneek: [s.n.].
Vosmaer, C. 1884. The Amazon. London: Fisher Unwin.
Wallis, A.S.C. 1883. In Troubled Times. Translated from the Dutch by E.J. Irving. 3 vols. London: Swan Sonnenschein & Co.
Wallis, A.S.C. 1885. In Troubled Times. Translated from the Dutch by E.J. Irving. 3rd edition. London: Swan Sonnenschein & Co.
Wallis, A.S.C. 1885. Royal Favour. Translated from the Dutch by E.J. Irving. London: Swan Sonnenschein & Co.