Arno Schmidt, Meerlandschap met Pocahontas. Vertaald en van een nawoord voorzien door Jan H. Mysjkin. Utrecht: Uitgeverij IJzer, 2002, ISBN 90 74328 49 0.
Iedere donderdagmiddag reed de witte camionette het parkeerterrein op: zo luidt, een beetje ingekort, de eerste zin van Donderdagmiddag. Half vier, het nieuwste boek van Kristien Hemmerechts. Op het voorblad heeft zij de lezer gewaarschuwd dat het woord ‘camionette’ veelvuldig gebruikt zal gaan worden. Ze citeert Van Dale, die het ‘gewestelijk voor “bestelwagen”’ noemt. Voor de Vlaamse schrijfster zijn bestelwagen en camionette echter verschillende woorden met ‘totaal andere connotaties’. Voor wie is de mededeling bedoeld? Wie wordt ontzien? Is dit de neerslag van een discussie met de verantwoordelijke bureauredacteur bij uitgeverij Atlas? De connotaties in het boek zijn duidelijk: de camionette, dat omineuze voertuig, zal een kind overrijden.
Nee, dan Jan Mysjkin, eveneens op de allereerste bladzijden: ‘“Zijt ge nog altijd nie opniew [sic] beginnen roken ?” (En ik moest mijn hoofd laten zakken : nee, anders kwam ik niet rond: “Ne keer da’k patatten in de moand heb !”’ Ik citeer uit het begin van zijn nieuwste vertaling: Meerlandschap met Pocahontas van Arno Schmidt. Ongegeneerd boerenbrussels, gok ik nietwetend, en ik zie weer die fameuze spaties voor de dubbele punten en voor de uitroeptekens die ook het brandmerk zijn voor Mysjkins eigen werk. De vertaler is dus behoorlijk aanwezig zo, met zijn eigenheden, want die spaties en dat sterke dialect komen als zodanig of in die mate niet voor in het origineel. Nu moet gezegd worden dat de ingrepen wel degelijk kunnen worden verklaard door een vertaalhouding die is geïnspireerd door de geest van Arno Schmidt (1914-1979), een schrijver die zelf zowel orthografisch als narratief experimenteerde. De vraag is dus de vraag naar de maat: kon de vertaler die houden? Ik vind eigenlijk van niet, maar alleen op het punt van het dialect dat hier en daar voorkomt. Mysjkin gaat te ver en maakt de geestige tekst door het te opvallende dialect lollig, wat iets anders is dan geestig. Toch is Mysjkins prestatie niet gering, want zijn Meerlandschap met Pocahontas sprankelt van voor tot achter. Het oorspronkelijke boek uit 1955 komt echt tot leven in het Nederlands en is werkelijk fantastisch.
Arno Schmidt was in zijn jonge jaren een tijdje boekhouder, werd uiteraard opgeroepen en was in de oorlogsjaren soldaat in Noorwegen. Schmidt werd na de oorlog schrijver en de eerste boeken uit die eerste naoorlogse jaren laten zien hoe iemand bij terugkeer oorlog verwerkt en leert leven in de nieuwe, vooralsnog arme bondsrepubliek. De trilogie Brand’s Heide (1947), Zwarte spiegels (1951) en Uit het leven van een faun (1952, alle uitgegeven door Perdu) is een weerslag van die tijd (onder meer, moet ik erbij zeggen). Samen met zijn vrouw verdiende Schmidt ook de kost met vertalingen. Vertalen is een thema in Schmidts werk, vooral in zijn beroemde Zettels Traum (1970), waarin de eigen vertaling van werk van Edgar Allan Poe becommentarieerd wordt. Schmidt vertaalde – behalve een stuk Finnegans Wake – onder andere indianenverhalen van James Fennimoore Cooper en hij schreef een uitstekend boek over Karl May (Sitara, 1962). De fascinatie voor Pocahontas, de beroemde squaw die de scalp van een blanke redde, met hem trouwde en een mythische figuur werd in de Verenigde Staten, komt voort uit dezelfde belangstelling. In Meerlandschap met Pocahontas is die fascinatie bovendien geseksualiseerd. Een van de uitgevers aan wie Schmidt het boek aanbood, wees het af vanwege ‘de seksuele aggregaatstoestand’ die erin heerst. Na publicatie werd de auteur voor het gerecht gedaagd wegens godslastering en pornografie. Maar het viel allemaal mee. Een geil boek blijft het trouwens wel, ook veertig jaar na dato. Ik citeer een prachtig pornografisch fragment in het Nederlands:
Mijn hoofd in haar schoot (in het hoge gras van haar vingers) : en zij had groene vlekken op haar dijen, blauwzwarte met gele rand, van alle geklauter in de kano, er waren er zelfs een paar met tandenbogen, en ik schudde mijn hoofd met schoonschijnend medelijden. In het spinnenweb van fluisterwoorden, in de glans van water en lood. / Kalm laverend zeil, aan de mast het silhouet in bikini, groen als een binnenbad; hief een zwarte verrekijker naar het voorhoofd, heel elegant, tuurde ook verschillende keren in onze richting :: (achteraf zag zij er evenwel even verfomfaaid uit als de moeder der Gracchi, roddelogen, en manworn). / Haar hoofd in mijn schoot : mijn handen hielden zich, kevers, een eeuwigheid in haar zwarte haargras op. Uitstapjes over slapen en schouders; een eeuwigheid. Een effen koperen vlakte; afwisselende zandsteenwoestijn met ribbenribbels. Een heuvelland : Thyle I, Thyle II. Een eeuwigheid. Een spitse Yumari in het zuiden.
Meerlandschap met Pocahontas is het verhaal van een zomervakantie aan het Dümmermeer (in Niedersachsen) van twee gewezen oorlogskameraden die in hun pension twee secretaresses ontmoetten. Een van de twee heeft een Irokees profiel en krijgt de bijnaam Pocahontas. Dat deze Selma in de jaren vijftig al een bikini droeg (in het Duits een ‘zweiteiliges Trikot’) en ‘manworn’ (?; Duits: ‘manworn’) was of heeft, vergeven we de vertaler snel, want hij spreekt de taal van Schmidt wonderwel (Roddelogen! Ribbenribbels! Zwart haargras!).
In 1966 vertaalde Henk Mulder het verhaal Leviathan (in een verzamelbundel 8 Duitse verhalen), in1988 Jacq Vogelaar Gadir (voor Raster). Toen kwam Jan Mysjkin met de bovengenoemde trilogie (en een kleine tekst in 1995 ‘Verhaal op de rug verteld’, ook voor Perdu). Nu dan dit liefdesverhaal, een uitzonderlijk boek. Schmidt maakte voor het eerst gebruik van systeemkaarten (750 ‘Zettel’). Er is een facsimile-uitgave waarin je kunt zien dat hij die ook nog eens met verschillende kleuren beschreef. In dat boek staan ook dagboekfragmenten en foto’s van Schmidt en zijn eigen vrouw, met wie hij in juni 1953 tijdens een vakantie in een kano als een indiaan over het Dümmermeer peddelt. Het boek intrigeert in toenemende mate. Klaus Theweleit (van de Männerphantasien) schreef er een bijzondere studie over (You give me fever, 1999), waarin hij ‘kolonialismetheoriëen’ inzet om de Westduitse seksualiteit na de Tweede Wereldoorlog te beschrijven. Theweleit ontdekt het boek opnieuw en laat dat goed blijken: een lezer om na te volgen, ook in het Nederlands.