Abstract: Twee artikelen in dit nummer zijn gewijd aan de vertaling van Het verstoorde leven van Etty Hillesum, een bundel met dagboek- en brieffragmenten uit 1981. In het Frans en Italiaans is (nog) geen vertaling beschikbaar van de wetenschappelijke editie Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943 (verschenen in 1986). Pas door die uitgave van alle dagboeken en brieven die zijn overgeleverd, werd het beeld van het leven van Etty Hillesum compleet. Zowel Philippe Noble als Gerrit van Oord betogen dat er in de bestaande Italiaanse en Franse vertaling een andere Etty te lezen is dan in het origineel: Noble gaat in op zijn veranderde kijk op de tekst die hij zelf meer dan vijftien jaar geleden vertaalde, Van Oord licht toe hoe een vertaling kan bijdragen tot mythevorming (zie het artikel 'Het dagboek van Etty Hillesum in Italië' van Gerrit van Oord in dit nummer).
De receptie van de dagboeken en brieven van Etty Hillesum in Frankrijk is net als in andere landen opzienbarend te noemen. Vanaf februari 1985, toen de Franse vertaling van Het verstoorde leven verscheen onder de titel Une vie bouleversée, vormden de persoon en het gedachtengoed van Etty Hillesum de inspiratiebron van een niet aflatende stroom van bewerkingen voor radio en toneel, en van secundaire literatuur over haar leven en werk. Op een paar zeldzame uitzonderingen na zijn deze bewerkingen en commentaren uitsluitend gebaseerd op de vertaalde tekst. Daarom is het gerechtvaardigd na te gaan hoe trouw de Franse vertaling eigenlijk is aan het origineel: de tien schriften die Etty tussen maart 1941 en oktober 1942 met dagboekaantekeningen volschreef en de brieven die ze in dezelfde periode en tot op de dag van haar deportatie uit Westerbork (7 september 1943) naar vrienden en bekenden bleef sturen.
De geschiedenis van de uitgave van dagboeken en brieven is complex. In 1981 gaf J.G. Gaarlandt een eerste boek uit met fragmenten uit de dagboekaantekeningen, aangevuld met een zestal brieven, onder de titel Het verstoorde leven. In 1982 verscheen een selectie van de brieven: Het denkende hart van de barak. En twee jaar later zag In duizend zoete armen het licht, een bundeling nieuwe dagboekfragmenten, voornamelijk afkomstig uit een later teruggevonden schrift uit het voorjaar van 1942. Ten slotte verscheen in 1986 een wetenschappelijke editie met alle teksten van Etty Hillesum in één band, Nagelaten geschriften, gepubliceerd op initiatief van de Stichting Etty Hillesum te Amsterdam en onder redactie van K.A.D. Smelik.
De in Frankrijk beschikbare teksten van Etty Hillesum zijn vertalingen van de eerste twee publicaties: Het verstoorde leven, in 1985 bij Editions du Seuil gepubliceerd onder de al genoemde titel Une vie bouleversée, en Het denkende hart van de barak, dat in 1988 als Lettres de Westerbork bij dezelfde uitgever verscheen. Dagboekaantekeningen en brieven werden in 1995 samengevoegd in een Franse pocketeditie, alweer bij Seuil. De vraag hoe trouw de Franse tekst aan het origineel is, valt eigenlijk in twee ‘deelvragen’ uiteen:
1 hoe authentiek is de Nederlandse tekst van Het verstoorde leven en Het denkende hart van de barak, die als basis diende voor de Franse vertaling, in vergelijking met de oorspronkelijke tekst van Etty Hillesum, zoals deze tot ons gekomen is in de Nagelaten geschriften?
2 en hoe authentiek is de Franse vertaling in vergelijking met haar brontekst?
Op de eerste vraag kan ik in het kader van dit artikel slechts summier ingaan. De verschillen tussen Het verstoorde leven en de Nagelaten geschriften zijn in de eerste plaats formeel van aard. Om te beginnen de lengte: Het verstoorde levenis een bloemlezing. J.G. Gaarlandt selecteerde 200 pagina’s dagboekaantekeningen en brieven terwijl Etty’s tekst in de Nagelaten geschriftenmeer dan 700 bladzijden beslaat. Door deze inkorting vallen bepaalde kenmerken van het dagboek weg of verliezen ze op z’n minst aan duidelijkheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de chronologie van het dagboek, die in Het verstoorde levenals gevolg van ongesignaleerde weglatingen (en een onzorgvuldige datering door de tekstbezorgers) onscherp wordt. De continuïteit van het dagboek maakt plaats voor de discontinuïteit van een verzameling aforismen of mijmeringen, zodat de lezer in feite met een ander literair genre te maken krijgt. Dit is niet zonder gevolgen voor de aard van de vertaling, zoals hierna zal blijken. Bovendien bracht de aanpak van de eerste uitgever een ander kenmerk van Etty’s tekst in het gedrang, namelijk de tweetaligheid ervan. Het is weinig opgemerkt, maar ongeveer tien procent van de dagboekaantekeningen en brieven is gesteld in ‘de taal van de ander’, het Duits. In Het verstoorde leven is dit Duitse aandeel teruggebracht tot een paar citaten.
Naast formele zijn er ook thematische verschillen. In het voorwoord van Het verstoorde leven somt Gaarlandt de thema’s op die voor hem belangrijk zijn: Etty’s verhouding met Julius Spier en andere mannen, haar visie op het vrouw-zijn, haar opvattingen over het jodendom, de ontwikkeling van een radicale vorm van pacifisme en van een zeer persoonlijk religieus bewustzijn. Hiermee doet hij de inhoud van het dagboek zeker geen geweld aan, maar het belang dat hij aan deze thema’s hechtte heeft zijn dosering van de verschillende motieven binnen zijn ‘bloemlezing’ onvermijdelijk beïnvloed. Zo heeft Gaarlandt al of niet bewust een eerste ‘filter’ voor de tekst gehouden, waardoor lezers van Het verstoorde leven een iets anders gekleurd beeld krijgen van Etty’s persoonlijkheid, haar reacties op de gebeurtenissen in haar leven en haar innerlijke weg, dan bij het lezen van de Nagelaten geschriften. Op zijn beurt heeft de vertaler noodgedwongen een ‘tweede filter’ voor de tekst gehouden, waarover nu meer.
De Franse vertaling
Een vertaling is altijd een interpretatie en deze vorm van ‘exegese’ is ongetwijfeld nog sterker en duidelijker aanwezig bij een tekst die nooit door de auteur als een afgerond geheel bedoeld was, en niet (of niet bewust) geschreven werd met het oog op publicatie. Door deze interpretatie ontstaat er noodgedwongen een vervorming, ook al hoeven we dat woord niet per se negatief te interpreteren. Bovendien hebben in het geval van de dagboeken en brieven van Etty toevallige, buitentekstuele omstandigheden de afstand tussen de brontekst en de Franse vertaling (of beter gezegd de vertalingen, want dagboek en brieven zijn in twee etappes vertaald) nog verder vergroot. Daarom nu eerst iets over de omstandigheden waarin deze vertalingen tot stand kwamen.
Zoals gezegd verscheen Une vie bouleversée in februari 1985, maar het vertaalwerk zelf werd veel eerder, vooral in de zomer van 1983, verricht. Lettres de Westerbork, de Franstalige versie van Het denkende hart van de barak, verscheen in het najaar 1988, terwijl de brieven tussen juli en oktober 1987 waren vertaald. In vijf jaar tijd, tussen 1983 tot 1987, had de vertaler – schrijver dezes – een andere visie gekregen op Etty Hillesums teksten, mede doordat in 1986 de Nagelaten geschriften verschenen waren.
De vertaler aan wie Editions du Seuil eind 1982 de opdracht gaf om Het verstoorde leven te vertalen, kan zonder meer beschouwd worden als een beginneling, wiens vertaalervaring beperkt was tot twee romans, enige gedichten, een serie kunsthistorische teksten over Cobra en artikelen over privaatrecht. Nooit eerder had ik egodocumenten vertaald en van Etty Hillesums geschriften had ik nog geen kennis genomen. Daar had ik me trouwens een enigszins verkeerd beeld van gevormd als gevolg van de receptie in Nederland van Het verstoorde leven, waarbij in de toenmalige politieke context overdreven veel nadruk werd gelegd op Etty’s principiële pacifisme.
Ik las dus de tekst zoals J.G. Gaarlandt voor ogen stond, als een verzameling filosofische meditaties met een behoorlijk mystieke inslag en in ieder geval als een literaire tekst, die niet was bezoedeld door de non-events, de aarzelingen en herhalingen van een echt dagboek.
Ook de Franse uitgever deelde deze kijk op het boek, maar dan vooral om verkooptechnische redenen. In die tijd verschenen er in Frankrijk bij hoge uitzondering vertalingen van Nederlandstalig werk, Etty Hillesum was er bovendien volkomen onbekend: daarom moest de tekst zo goed mogelijk gebracht worden, teneinde de aandacht te trekken van een in principe ongeïnteresseerd lezerspubliek. Met andere woorden, er moest een tekst tot stand komen die voldeed aan alle literaire eisen, gesteld aan een essay naar Franse traditionele maatstaven: helderheid, een verheven register en een onberispelijke syntaxis. Deze eisen van de uitgeverskant onderschreef ik volkomen omdat ik mij toen, als zoveel beginnende vertalers, in de eerste plaats bekommerde om leesbaarheid en stilistische normen. We kunnen dus stellen dat de vertaling van Het verstoorde leven een goed voorbeeld is van een doeltaalgerichte vertaling. In hoeverre deze (overigens maar half bewuste) vertaalstrategie afbreuk heeft gedaan aan de Nederlandse brontekst gaan we hierna bekijken.
Meteen bij verschijning in 1985 werd Une vie bouleversée gunstig onthaald door pers, critici en lezers, zodat Etty Hillesum geen onbekende meer was toen dezelfde Franse uitgever twee jaar later besloot ook de door J.G. Gaarlandt onder de titel Het denkende hart van de barak verzamelde brieven in vertaling te publiceren. Intussen hadden de geschriften van Hillesum in Nederland de status van een historisch document gekregen door de verschijning in 1986 van Nagelaten geschriften, een wetenschappelijke editie van dagboeken en brieven voorzien van een uitvoerig notenapparaat. Omdat de uitgever slechts de rechten van Het denkende hart van de barak verworven had mocht ik echter uitsluitend de daarin bijeengebrachte brieven vertalen. Maar tegelijkertijd kon ik dezelfde brieven bestuderen in de veel betrouwbaarder editie van de Nagelaten geschriften, zodat ik de Franstalige lezers kon laten profiteren van de informatie uit het indrukwekkende notenapparaat. Overigens heb ik die noten niet vertaald, maar (onder verwijzing naar de Nederlandse brontekst) bewerkt. Zo richtte ik mij in mijn vertaalwerk dus min of meer impliciet naar de ontwikkeling die de tekst in de brontaal had doorgemaakt. Daarbij had ook de groeiende bekendheid van de auteur in Frankrijk een gelijkgerichte invloed op het vertaalproces: het was niet meer nodig om het literaire karakter van de tekst zo zwaar te benadrukken. En er was nog een andere, toevallige omstandigheid die deze meer wetenschappelijke kijk op de tekst versterkte.
In 1987 was ik samen met Isabelle Rosselin begonnen aan de zogenaamde Journaux d’Anne Frank, de Franse vertaling van de wetenschappelijke, uitvoerig gedocumenteerde editie van de dagboeken van Anne Frank, zoals die in 1986 door het toenmalige RIOD bezorgd was. Begin jaren tachtig hadden de polemieken rondom de echtheid van dit dagboek een hoogtepunt bereikt, en de nieuwe uitgave was bedoeld als onweerlegbaar bewijs voor de historische authenticiteit van deze autobiografische tekst. Voor de vertalers was het dus van het grootste belang dat zij bijvoorbeeld de aarzelingen in taalgebruik, de aftastende, zoekende, aanvankelijk ronduit kinderlijke toon van Anne Frank en haar groeiende beheersing van het medium taal zo precies mogelijk weergaven. Ze moesten voor het eerst de intellectuele en gevoelsmatige ontwikkeling zichtbaar maken van een heel jong meisje, een ontwikkeling die in andere uitgaven onderbelicht was gebleven. De brieven van Etty Hillesum benaderde ik vanuit dezelfde invalshoek: ik probeerde bijvoorbeeld de bij vlagen lyrische stijl (wat Etty over het kamp schrijft getuigt van opmerkelijke stilistische gaven) en de meer prozaïsche beide tot hun recht te laten komen, zonder vervlakking of onnodig opsmuk. In tegenstelling tot Une vie bouleversée vormt Les lettres de Westerbork een voorbeeld van een (overwegend) brontekstgerichte vertaling.
Toch vraagt deze dichotomie om nuancering. De leesbaarheid van de vertaling, de toegankelijkheid die bij Une vie bouleversée een beslissende rol had gespeeld, bleef van belang bij het vertalen van de brieven, temeer daar zes door Etty Hillesum in de zomer van 1943 geschreven brieven al waren opgenomen aan het einde van Het verstoorde leven. Die had ik dus al vertaald en hoewel ik ze iets aangepast heb voor Lettres de Westerbork, heb ik ze uiteraard niet diepgaand gewijzigd (een andere houding had alleen maar verwarring gesticht). Om elke indruk van stijlbreuk te voorkomen kon ik bij de omringende, nog niet eerder vertaalde brieven, ook geen wezenlijk andere ‘vertaalstrategie’ toepassen. Daarom zal een Franstalige lezer tussen de vertaling van het dagboek en die van de brieven waarschijnlijk niet meer dan een nuanceverschil opmerken.
Une vie bouleversée, een proeve van vertaalkritiek door de vertaler
De spanningen tussen Het verstoorde leven en de Franse vertaling die ik nu wil opsporen, hebben allemaal te maken met de al gesignaleerde vertaalstrategie, die een vorm van herschrijven tot gevolg heeft gehad. De verschillen tussen de Nederlandse en Franse tekst betreffen de status van de Duitse citaten, register, interpretatie, enzovoort. Hierbij beperk ik me tot het bespreken van voorbeelden uit het zgn. ‘eerste schrift’ van het dagboek (p. 3-72 van de Nagelaten geschriften of p. 11-36 van Het verstoorde leven), onder andere omdat de eerste dertig à veertig bladzijden bij iedere vertaling de meeste problemen opleveren. Bij de hierna geciteerde tekstfragmenten verwijzen de letters VL naar Het verstoorde leven, NG naar de Nagelaten geschriften en VB naar de Franse vertaling Une vie bouleversée in de pocketuitgave van 1995.
De verdwijning van het Duits
Zoals gezegd is het oorspronkelijke dagboek opvallend genoeg in twee talen geschreven, het Nederlands, maar ook het Duits. De omstandigheden waarin Etty Hillesum in 1941-1943 leefde vormen een verklaring voor de aanwezigheid van het Duits in haar geschriften: dit was de omgangstaal met haar vriend Julius Spier en andere joodse emigranten uit haar kennissenkring. In Westerbork sloot ze vriendschap met een andere groep Duitse joden, onder meer met Osias Kormann met wie ze ook in het Duits correspondeerde. Daar komt bij dat ze naast het Russisch het liefst Duits las, zo blijkt uit de vele citaten van Duitstalige schrijvers, dichters, psychoanalytici en filosofen in haar dagboek. In het eerste schrift, zoals afgedrukt in de Nagelaten geschriften, beslaan de passages in het Duits – overgeschreven brieven, citaten uit boeken en gespreksflarden met Spier – acht van de zeventig bladzijden. Uiteraard is het Duits in Het verstoorde leven niet helemaal verdwenen, hoewel in het eerste schrift brieven, overgeschreven passages uit ‘lessen’ van Spier of werken van Adler, Freud, Jung etc., vrijwel systematisch zijn geschrapt. Misschien gebeurde dit omwille van de leesbaarheid, misschien ook om de lezer niet te confronteren met het verwarrende feit dat Etty graag schreef in de taal van haar onderdrukker.
De Franse tekst gaat een stap verder: hier is bijna geen Duits meer te vinden, omdat het behoud ervan voor de doorsnee Franstalige lezer een veel zwaardere moeilijkheid zou hebben gevormd. In overleg met de uitgever is er ook voor gekozen om de Duitse citaten niét in een noot op te nemen. Wel geef ik aan dat vertalingen uit het Duits schuin gedrukt staan in het Frans, maar achteraf gezien schept dat ook geen duidelijkheid, omdat de dateringen in het dagboek en sommige van Etty’s zinnen, die oorspronkelijk door haar onderstreept waren, ook cursief in de vertaling staan!
Bovendien is er in de Franse vertaling geprobeerd deze Fremdkörperzo onopvallend mogelijkte integreren:
« Und jetzt fragen wir uns, wie können wir diesen Menschen helfen », het kan ook wel zijn, dat het was : « Dieser Mensch muss geholfen werden. » (VL p. 13)
« Et maintenant, nous nous demandons : comment allons-nous pouvoir aider cette personne ? » A moins qu’il n’ait dit : « Voilà quelqu’un qui a besoin d’aide. » (VB p. 11)
In de Franse vertaling werden de twee Duitse zinnetjes genaturaliseerd, met name door hetzelfde woord Mensch op twee manieren te vertalen (cette personne/quelqu’un), en door het gebruik van idiomatische wendingen (voilà quelqu’un qui, letterlijk ‘hier is iemand die’ of avoir besoin d’aide, ‘hulp nodig hebben’ dus, in plaats van ‘geholpen moeten worden’).
In Lettres de Westerbork is ten aanzien van het Duits een iets ander ‘beleid’ gevoerd: weliswaar werden ook hier alle Duitse citaten in de tekst vertaald, maar daarnaast zijn ze ook systematisch in noten in het Duits weergegeven. Dit strookte beter met de behandeling van de brieven als ‘historisch document’.
Een verhoogd register
Het komt vaak voor in Het verstoorde leven (en nog vaker in de Nagelaten geschriften) dat Etty Hillesum de nadruk legt op het onvoltooide, onaffe en voorlopige karakter van haar overpeinzingen: ‘Dit is te grof gezegd, maar ik weet hoe ik het bedoel’ (NG p. 20), of ‘Die pathetiek in m’n manier van uitdrukken zal ik nog bloedig moeten afleren, wil ik ooit fatsoenlijk voor de dag kunnen komen, maar het is eigenlijk meer luiheid om naar de geschikte woorden te zoeken’ (NG p. 25). Vaak maakt ze in een dergelijke zin ook een toespeling op haar literaire ambities: later zal ze op hetzelfde onderwerp terugkomen, maar dan eventueel in de vorm van een roman.
In het dagboek komen verschillende stilistische registers aan bod, Etty bekommert zich niet om eenheid op dat vlak. Haar vocabulaire, met zoveel aan filosofie of psychologie ontleende termen, heeft een wetenschappelijk tintje maar in de – wat schaarsere – verhalende passages of in dialogen is haar taalgebruik gewoner, alledaagser, of soms ironisch studentikoos wanneer de dagboekschrijfster zichzelf toespreekt. De syntaxis is los, toegespitst op directe bruikbaarheid, en in dit eerste schrift althans worden er zelden stilistische ingrepen toegepast die duiden op een behoefte aan sierlijkheid. Dit schrijven is geboren uit noodzaak.
Op het vlak van de syntaxis heb ik de tekst ongetwijfeld wat ‘opgepoetst’. Het gaat hierbij niet zozeer om ‘verfraaiing’ als om het gladstrijken van stilistische oneffenheden. In de eerder geciteerde zin verbindt Etty de twee korte Duitse tekstfragmenten met ‘het kan ook wel zijn dat het was’, letterlijk in het Frans: il se peut aussi que ç’ait été. Dit klinkt in het Frans als een onnodig omslachtige formulering, maar de gekozen vertaling à moins qu’ il n’ait dit, wat overeenkomt met ‘tenzij hij heeft gezegd’, zit meteen in een meer verheven register, terwijl ik dat tussenzinnetje net zo goed met il se peut aussi qu’il ait dit (‘het kan ook wel zijn dat hij zei’) had kunnen vertalen.
Deze bewuste verhoging van het register blijkt ook uit een veelvuldig gebruik van nominalisering, iets waar je in het Frans trouwens vaak niet omheen kunt, maar waardoor de tekst op den duur een andere literaire ‘status’ krijgt. Twee voorbeelden uit tientallen op dezelfde pagina:
…het verstopte gevoel verdween, er kwam wat rust en orde daarbinnen, voorlopig alles alleen nog onder de invloed van zijn magische persoonlijkheid, maar het zal nog psychisch gefundeerd worden en bewust gemaakt. (VL p. 14)
…la sensation de blocage s’effaçait, un peu de paix et d’ordre s’installaient au dedans de moi – toute cette amélioration sous la seule influence, pour l’instant, de sa personnalité magique, mais elle ne tardera pas à se fonder psychiquement, à devenir un acte conscient. (VB p. 13)
De drie cursief gedrukte Nederlandse woorden hadden een wat meer ‘basale’ vertaling kunnen krijgen: het bijwoord ‘daarbinnen’ komt overeen met het Franse là-dedans en dit laatste zou de ironische blik waarmee Etty vaak naar zichzelf kijkt waarschijnlijk beter hebben weergegeven; ‘alles’ had kunnen worden vertaald met le tout in plaats van de verduidelijking toute cette amélioration (‘deze hele verbetering’) en ‘het’ met cela zonder de toevoeging van un acte. Het is de vraag of de zin dan in vertaling nog duidelijk genoeg was geweest. Maar die vraag geldt natuurlijk ook voor de Nederlandse zin: het (op het overdreven af) veelvuldige gebruik van onbepaalde voornaamwoorden en bijwoorden is een kenmerk van Etty’s stijl in het dagboek, waardoor de lezer noodgedwongen voortdurend aan het interpreteren slaat. De Franse vertaling is hier niet anders dan het misschien iets te nauwgezette verslag van dit interpretatieve proces.
« Körper und Seele sind eins. » Op grond daarvan begon hij zeker m’n lichamelijke krachten te meten in een worstelpartij.’ (VL p. 14)
« Corps et âme ne font qu’un. » C’est sans doute en vertu de cet axiome qu’il se mit en devoir de mesurer mes forces dans une sorte de lutte. (VB p. 13)
Meer van hetzelfde, maar hier zijn ook meer dingen aan de gang. Het bijwoord ‘daarvan’ (letterlijk: de cela) is expliciterend vertaald door cet axiome, ‘dit axioma’ dus. Maar deze vertaling is niet alleen maar expliciterend. Waarom heb ik niet gekozen voor ce principe (‘dit beginsel’) dat qua betekenis net zo goed was geweest? Misschien om een ironische nuance te benadrukken die vervat ligt in het Nederlandse bijwoord zeker. De ironie ligt dan besloten in het plechtiger ‘axioma’, dat aan een filosofisch vocabulaire is ontleend. In dit hogere register past ook het idiomatische il se mit en devoir de dat ik verkozen heb boven het eenvoudiger il se mit à (‘hij begon’). Maar hier duikt nog een andere vorm van stilistisch herschrijven op: een neiging tot archaïseren, of eigenlijk tot het schrijven van klassiek Frans, wat ook blijkt uit de toevoeging van het eufemistische une sorte de. Hiervan zou ik nog vele voorbeelden kunnen geven.
Door zulke stilistische ingrepen heeft de Franse tekst een licht achttiende-eeuws tintje gekregen, waardoor de lezer zich mag afvragen of hij soms dagboekaantekeningen van Germaine de Staël onder ogen krijgt. Dit ‘archaïserend herschrijven’, dat gelukkig beperkt blijft, is zonder meer te beschouwen als een beginnersfout van een vertaler die te veel van zijn eigen, toenmalige literaire smaak liet merken. In de hervertaling die nu op stapel staat moeten deze achttiende-eeuwse kantjes beslist weggeslepen worden.
Onduidelijkheden in de tekst en de neiging tot herschrijven
De door Gaarlandt bezorgde tekst in Het verstoorde leven is niet altijd even betrouwbaar. Af en toe worden stukjes zin stilzwijgend weggeknipt, andere passages worden zelfs lichtelijk geretoucheerd, in principe omwille van de leesbaarheid maar soms ook met duidelijk ‘ideologische’ bedoelingen. Hierom is deze uitgave herhaalde malen bekritiseerd. Een vergelijking van de fragmenten uit het eerste schrift zoals deze in Het verstoorde levenstaan afgedrukt met de corresponderende tekst in de Nagelaten geschriftenlaat hier echter (op een paar weglatingen na) geen schrijnende voorbeelden van zien. De oorzaak van het probleem ligt eigenlijk bij Etty’s tekst zelf. Etty schreef snel, had een moeilijk ontcijferbaar handschrift en bekommerde zich niet echt om interpunctie. De lezingen van haar tekst in beide uitgaven kunnen elkaar tegenspreken, wat natuurlijk tot verschillende vertalingen leidt.
Zo vertelt Etty in het begin van haar dagboek (NG p. 6-7) dat ze als onderdeel van de ‘therapie’ met Spier moest vechten en dat ze hem daarbij met één klap had geveld. De vechtende therapeut, die zijn lip tijdens zijn val had verwond, stond toe dat zijn jonge ‘cliënte’ zijn wond schoonmaakte met eau de Cologne. Commentaar van Etty in VL: ‘een unheimisch (sic) vertrouwelijk werkje.’ Dit leverde een moeilijk te interpreteren tekst op: hier fungeert unheimisch (Etty kiest altijd voor deze vorm i.p.v. het correcte unheimlich) kennelijk als een bijwoord, dat op ‘vertrouwelijk’ slaat. Vrij geïnterpreteerd: dat klusje was ‘onrustbarend-vreemd’ vertrouwelijk. Hoe zoiets te vertalen? Unheimisch is enigszins vervlakkend samengevat als ‘vreemd’ (étrangement), en voor ‘vertrouwelijk’is gekozen voor één van de twee gangbare vertalingen, familier of intime: het werd dus une petite besogne étrangement familière (VB p. 13). Door het oxymoron krijgt de vertaling een bijzondere kracht, maar toch rijzen er een aantal problemen. In de eerste plaats lijkt unheimisch weinig voor te komen als bijwoord, en familier is in deze samenstelling meer een weergave voor ‘vertrouwd’ dan voor ‘vertrouwelijk’. Er treedt dus een betekenisverschuiving op. Maar wat staat er in Nagelaten geschriften? Juist: ‘een unheimisch, vertrouwelijk werkje’ – met komma dus. Hierdoor wordt unheimisch weer een bijvoeglijk naamwoord, net als ‘vertrouwelijk’, en zo krijgt de woordengroep een minder afgeleide betekenis, die ook beter strookt met Etty’s subtiele besef van haar eigen, lichtelijk perverse sensualiteit. Als we unheimisch als ‘onrustbarend’ interpreteren kan dat de volgende Franse vertaling opleveren: une petite besogne intime, dérangeante.
Een hopeloze zin
Alle problemen rond interpretatie en herschrijving komen samen in een zin uit de lange dagboekaantekening van 25 maart 1941. Op die dag heeft Etty de plotselinge dood vernomen van de Leidse professor N. van Wijk, de hoogleraar slavistiek bij wie zij samen met een kleine groep studenten college liep. Dit bericht maakt diepe indruk op haar en niet alleen haalt zij herinneringen op aan deze beminnelijke geleerde, maar in een tweede deel laat zij ook verschillende academici of intellectuelen de revue passeren, die sinds 1940 gestorven of gevangengenomen zijn. Dit tweede deel wordt ingeleid door een zin waarvan de ondoorgrondelijke constructie lezer en vertaler voor schier onoplosbare problemen plaatst. Ik begin met de in principe betrouwbare versie in de Nagelaten geschriften:
Omdat ik zelf nog zo jong ben en vol onverwoestbare wil om me niet ten onder te laten krijgen en het gevoel (a) dat ik er ook toe mee kan helpen ontstane leemtes op te vullen en daartoe ook de kracht voelende (b), kom je (c) er nauwelijks toe je te realiseren, hoe verarmd, wij jongeren, achterblijven en hoe eenzaam we komen te staan. (NG p. 54-55)
Alles wijst erop dat deze zin in grote haast neergeschreven is; tijd om over woordkeuze en zinsstructuur na te denken was er blijkbaar niet. De gecursiveerde lettertjes signaleren maar liefst drie ‘constructiebreuken’, die overigens niet allemaal even storend zijn voor het ontrafelen van de betekenis. De overgang van ‘ik’ op ‘je’ (c) om in feite dezelfde persoon aan te duiden, komt wel vaker voor. Het tegenwoordig deelwoord ‘voelende’ (b) slaat niet duidelijk op een zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord, dat het onderwerp is van de hoofdzin: slaat het op het hierna komende ‘je’ of grijpt het terug naar ‘ik zelf’ aan het begin van de zin? Moeilijk te zeggen, maar de betekenis van de woordengroep op zich is duidelijk. Ten slotte ontbreekt er bij ‘gevoel’ (a) in deze lezing duidelijk een werkwoord, waarschijnlijk ‘hebben’. Maar als we dit werkwoord erbij denken, voor welke vorm moeten we dan kiezen? ‘En het gevoel heb’ zou op grond van het begin van de zin voor de hand liggen; maar moet het niet eerder zijn: ‘hebbende’, zodat dit onderdeel van de zin parallel loopt met ‘en daartoe de kracht voelende’? Het blijven open vragen.
In Het verstoorde leven (VL p. 27) luidt het begin van dezelfde zin: ‘En dat ik zelf nog zo jong ben en vol onverwoestbare wil…’, terwijl de rest onveranderd is. In deze lezing kan het begin geïnterpreteerd worden als een sluitend geheel: ‘En [het feit] dat ik zelf nog zo jong ben… en het gevoel dat…’, maar voor de rest blijft de zinsstructuur even duister als voorheen.
Welke houding kan de vertaler dan aannemen ten opzichte van zo een problematische brontekst? Ik signaleer er drie.
1) De vertaler kan kiezen voor een zuiver brontekstgerichte benadering: hij behandelt de verschillende onderdelen van de zin als op zich zelf staande fragmenten, maakt het onsamenhangende van het geheel daarbij duidelijk zichtbaar en laat het aan de scherpzinnigheid van de lezer over om aan de hand van deze flarden tekst een betekenis te reconstrueren. De status van de brontekst is dan die van een historisch document, ik zou bijna zeggen een epigrafisch tekstfragment, waarbij men zich onthoudt van elke vorm van gissing naar de bedoelingen van de auteur.
2) Hieraan diametraal tegenovergesteld is de zuiver doeltaalgerichte benadering: uitgaande van dezelfde gebrekkige zin stelt men zich ten doel het produceren van een coherente en zo ondubbelzinnig mogelijke tekst, waarin de zorgvuldig gereconstrueerde betekenis (een interpretatie dus) vervat is. Het zal na het voorgaande niet verbazen dat ik bij het vertalen van Het verstoorde leven voor deze oplossing opteerde. De vertaling luidt:
Quand on est comme moi, toute jeune encore, pleine d’une volonté inébranlable de résistance, consciente de pouvoir aider à combler les brèches qui sont apparues et d’en avoir la force, on se rend à peine compte de l’appauvrissement intellectuel qu’a subi notre génération et de la solitude où elle se trouve. (VB p. 31)
Hier zijn de verschillende constructiebreuken weggeretoucheerd, maar daarnaast heeft de brontekst, conform de algemene esthetica van de vertaling, de hierboven beschreven vormen van herschrijving ondergaan. De omvang daarvan wordt zichtbaar als men de Franse zin letterlijk in het Nederlands terugvertaalt:
Als je, net als ik, nog zo jong bent en vol onverwoestbare wil tot verzet, en je er bewust van bent dat je ontstane leemtes kunt helpen opvullen en daartoe ook de kracht hebt, dringt de intellectuele verarming waaronder onze generatie geleden heeft nauwelijks tot je door, noch de eenzaamheid waarin zij verkeert.
De soms verregaande interpretaties die deze vertaling kenmerken lijken mij, zelfs nu nog, op het betekenisvlak grotendeels te rechtvaardigen, maar de stilistische facelift die de tekst in vertaling heeft ondergaan past inderdaad bij de wil om (geheel in de geest van Gaarlandts editie) een monument op te richten voor de figuur van Etty Hillesum, desnoods door haar – hier in haar taalgebruik – nog mooier te laten overkomen dan zij was.
3) Er is echter nog een ‘derde weg’ denkbaar, een compromisoplossing, die meer recht doet aan Etty’s koortsige schrijftrant zonder dat de lezer met raadsels geconfronteerd wordt. Men kan daarbij denken aan een zachtere vorm van constructiebreuk, die de coherentie van de betekenis niet afbreekt. In een Franse vertaling zou dat bijvoorbeeld kunnen door het gebruik van een reeks tegenwoordige deelwoorden die op de persoon van de schrijfster slaan, gevolgd door een hoofdzin met als onderwerp het onbepaalde voornaamwoord on, dat min of meer correspondeert met ‘je’:
Etant moi-même encore si jeune, et pleine d’une indestructible volonté de ne pas me laisser abattre, et ayant le sentiment de pouvoir contribuer à combler les brèches apparues et m’en sentant aussi la force, on arrive à peine à se rendre compte à quel point nous, les jeunes, nous restons appauvris, et à quel point nous nous retrouvons seuls.
*
Deze laatste vertaling (of een andere, aanverwante oplossing) zou m.i. passen in de nieuwe, volledige Franse uitgave die in principe over een jaar of twee, drie bij Editions du Seuil zal verschijnen. Literatuur- en ideeëngeschiedenis leren ons dat teksten in de loop der tijd van status en betekenis veranderen: met latere generaties ontstaan nieuwe interpretaties – en dus ook nieuwe vertalingen. Zowel Anne Frank als Etty Hillesum zijn symbolische figuren van het grootste drama dat onze cultuur in de vorige eeuw heeft meegemaakt. Hun beider geschriften zijn in eerste instantie tot ons gekomen in een onvolmaakte vorm, die tot mythevorming heeft bijgedragen. Op zich is dat niet erg: historisch gezien was deze mythevorming waarschijnlijk niet meer of minder dan een noodzakelijke fase in de receptie van hun ‘boodschap’. Maar op het moment dat de historiciteit van Anne Frank achter de mythe dreigde te verdwijnen moest er een onbetwistbare, wetenschappelijke uitgave van haar dagboeken komen, die op haar beurt voor een golf nieuwe vertalingen zorgde. In zekere zin hebben Etty’s geschriften hetzelfde proces in versneld tempo doorgemaakt: al vijf jaar na Het verstoorde leven verscheen de volledige uitgave van de Nagelaten geschriften. Alleen, dit proces bleef beperkt tot Nederland. In het buitenland bleef de receptie tot en met 2002 gebaseerd op vertalingen van Het verstoorde leven, veelal aangevuld met de brieven uit Het denkende hart van de barak. In het geval van de Franse vertaling – zeker als het gaat om het dagboek – kan gesteld worden dat deze, al was het maar door de stilistische keuzes van de vertaler, het effect van ‘heiligverklaring’, dat al in de geest van de eerste Nederlandse uitgave besloten lag, nog heeft vergroot. Dit is wat ik in deze beschouwing het ‘dubbele filter’ genoemd heb. De tijd is nu gekomen voor vertalingen van de Nagelaten geschriften. Een Amerikaanse uitgave komt dit jaar nog uit, een Italiaanse en een Franse vertaling zijn in voorbereiding. In de laatste zullen ook de al vertaalde fragmenten aan een grondige herziening worden onderworpen. Zonder de zorg om leesbaarheid prijs te geven zal een terugweg moeten worden gevonden naar de soms slordige spontaniteit van de dagboekaantekeningen en brieven. Een terugweg naar een hyperintelligente, maar ook labiele en geëxalteerde jonge vrouw uit Amsterdam, die met horten en stoten een uitdrukking zocht voor ‘het onzegbare’ in en buiten haarzelf.