Dames en heren,
Ik ben hier vandaag omdat Radka Denemarková vorig jaar de Magnesia Prijs heeft ontvangen voor haar vertaling van mijn roman Atemschaukel. Daar was ik bijzonder blij om. Ik vind het erg goed dat de Magnesia Prijs ook aan vertalers wordt toegekend. Want vertalen is een kunst op zich. Ik acht me er niet toe in staat, hoewel ik perfect Roemeens spreek. Vertalen is namelijk iets heel anders dan vervangen. Het is niet zo dat je het gebruikelijke woord in je eigen taal moet vinden voor het woord uit de vreemde taal. Het moet het pássende woord zijn – dat is veel ingewikkelder. Je moet de klank van het origineel weer tot klinken brengen. De kunst van het vertalen is om zo naar de woorden te kijken dat je ziet hoe die de wereld zien. Vertalen vraagt om een innerlijke urgentie die dat wat volkomen anders is zo dicht mogelijk bij het origineel brengt. Van zo dichtbij kijken is erg moeilijk. Is grote kunst.
Ik heb pas laat Roemeens geleerd – pas toen ik vijftien jaar was en vanuit een klein dorp naar het gymnasium in de stad ging. Maar het zou nog een paar jaar duren voordat het Roemeens voor mij vanzelfsprekend werd. Ik had mijn studie toen al achter me en werkte in een machinefabriek. In die fabriek moest ik de gebruiksaanwijzingen van de nieuw geïmporteerde machines, waarvan ik de functie niet begreep, uit het Duits in het Roemeens vertalen, levenloos woord voor woord. Maar ik moest ook de hele dag Roemeens spreken, omdat niemand daar Duits kende.