Een flink deel van de Nederlandse markt voor uit het Engels vertaalde boeken bestaat uit non-fictieteksten. In een (kwalitatief dan wel kwantitatief) overzicht van de stand van zaken op deze markt mag deze categorie dus niet ontbreken. Een kwantitatief overzicht van aantallen boeken op deze markt bestaat niet, wel van omzetcijfers (over 2014; zie www.kvb.nl/feiten-en-cijfers/kerncijfers), en daaruit blijkt dat non-fictiewerken 43% van de markt beslaan tegenover 38% voor fictie. Ik ga ervan uit dat de trend op de markt voor vertalingen zich voor dit segment niet onderscheidt van die op de gehele Nederlandstalige markt en dat het aandeel non-fictie groeiend is, waarbij we in gedachten moeten houden dat binnen het segment non-fictie boeken van allerlei aard en niveau verschijnen (de Koninklijke Vereniging voor het Boekenvak maakt bijvoorbeeld een onderscheid tussen ‘non-fictie informatief’ en ‘non-fictie vrije tijd’). Het aantal categorieën in veelgebruikte genreclassificaties is voor non-fictie veel groter dan voor fictieboeken.
Business Contact
Een van de interessantere Nederlandse uitgeverijen op dit gebied is Atlas Contact, een uitgeverij wier eigen fonds voor een substantieel deel uit (literaire) non-fictie bestaat, maar die met Business Contact ook een imprint heeft met een fonds dat zich uitsluitend richt op non-fictieboeken binnen specifieke subdomeinen.
Verstopt op de pagina met contactgegevens vinden we de signatuur van deze imprint:
Uitgeverij Business Contact […] publiceert boeken op het gebied van management, economie, psychologie, werk en loopbaan, voor een algemeen publiek. Onze boeken verrijken de geest, verscherpen de discussie, geven duiding aan de tijd of maken het leven gewoon mooier. Ze gaan ergens over. (http://www.businesscontact.nl/contact/)
Met de vier genoemde domeinen laat Business Contact zich kennen als een uitgever die midden in het moderne leven staat. Het zijn onderwerpen die in de openbaarheid überhaupt al sterk aanwezig zijn (denk aan specialistische tijdschriften voor een algemeen publiek en aan de weekendbijlagen van kwaliteitskranten) en voor een deel ook als hedendaagse lifestyle-onderwerpen gelden. Mijn indruk is dat de verdeling in het fonds tussen oorspronkelijk Nederlandstalig en vertaald (zo goed als uitsluitend uit het Engels) tamelijk evenwichtig is.
In het fonds zitten een paar flinke sellers, soms zelfs met tientallen drukken. Eén daarvan is Ons feilbare denken van cognitief psycholoog Daniel Kahneman, die in 2002 de Nobelprijs voor de Economie kreeg toegekend vanwege zijn werk als een van de grondleggers van de gedragseconomie. De vertaling kwam kort na het origineel uit in 2011, dit jaar verscheen de vijfentwintigste druk.
Het lijkt een boek te zijn dat precies in de signatuur van de uitgeverij past en als zodanig ook als representatief kan gelden. Het interessantste aspect van die signatuur, vooral vanuit het oogpunt van vertaling bezien, is wat mij betreft de tweeledige focus op enerzijds specialistische domeinen en anderzijds een algemeen publiek. Dat zijn twee grootheden die niet per se makkelijk met elkaar in overeenstemming te brengen zijn en de combinatie ervan kan vertalers voor fikse problemen plaatsen.
Keuzes maken
Een van belangrijkste inzichten uit de gedragseconomie die Kahneman voor het voetlicht brengt is dat de keuzes die mensen maken niet per se gebaseerd zijn op rationele overwegingen, maar vaak ook op emotionele gronden worden gemaakt en dat niet iedereen dat van zichzelf goed in de gaten heeft. Ons feilbare denken heeft een grotere reikwijdte dan alleen het domein van de economie. Het gaat in meer algemene zin over oordeels- en besluitvorming, over hoe we denken dat we denken en onszelf daarbij vaak misleiden.
Kahneman werkt dat onder meer conceptueel uit door een onderscheid te maken tussen twee systemen die in onze geest actief zijn: Systeem 1, dat automatisch en snel, bijna reflexmatig, werkt en niet gericht is op het controleren van de bevindingen die het aan ons opdringt, en Systeem 2, dat juist gericht is op de zaken waar we moeite voor moeten doen, waar we concentratie voor nodig hebben. Probleem is alleen dat dat systeem nogal lui is en niet als tegenhanger van Systeem 1 werkt, maar zich eerder door dat systeem in de luren laat leggen. Het punt van Kahneman is dat we bij het maken van keuzes of het nemen van beslissingen vaak denken dat we Systeem 2 gebruiken om Systeem 1 onder controle te houden, maar dat toch eerder Systeem 1 de controle heeft. Het boek zit vol met dergelijke conceptuele onderscheidingen die de ingewikkelde werking van de menselijke geest inzichtelijk moeten maken. Het is een tamelijk ingewikkeld boek, waarin veel abstracte cognitief-psychologische theorie wordt besproken (zij het zonder de wiskundige formules die daarbij in de wetenschappelijke literatuur worden gebruikt), al is er ook veel aandacht voor de anekdotiek van afzonderlijke voorbeelden. Door de subtiele mechanismen die worden beschreven luistert de formulering vrij nauw, maar het origineel is behoorlijk vlot van toon. Daardoor is het boek leesbaar voor een algemeen publiek van geïnteresseerde leken, al moet dat publiek wel bereid zijn een flinke cognitieve inspanning te leveren.
Vertaalproblemen
Omdat de formuleringen zo nauw luisteren (een gegeven dat men eerder met literaire teksten associeert), is het ook interessant om met een vertaalkritische blik naar de werkwijze van de vertalers te kijken, waarbij die blik mede gestuurd wordt door vragen over wat nu de specifieke problematiek is die bij het vertalen van dit soort boeken een rol speelt. Een van de problemen waar vertalers voor staan is dat de verhouding tussen vaktaal en algemene taal in het Engels anders is dan in het Nederlands; de afstand tussen beide is in het Engels kleiner dan in het Nederlands, vaker zijn vaktermen in de algemene taal opgenomen. Ook bestaat er in het Engels een grotere neiging tot abstract taalgebruik, bijvoorbeeld door frequenter gebruik van naamwoordconstructies, waar het Nederlands een voorkeur voor werkwoordconstructies heeft. In (populair-)wetenschappelijke teksten wordt dat nog versterkt door de alomtegenwoordigheid van terminologie, wat tot nog frequenter gebruik van substantivering leidt. De neiging tot abstractie uit zich ook in een grotere tolerantie voor personificatie in het Engels, waarin de combinatie van een onbezield onderwerp met een bezield werkwoord een stuk gebruikelijker is dan in het Nederlands. Daarnaast spelen contrastieve problemen een rol die zich altijd voordoen bij vertaling van Engelse teksten in het Nederlands: het feit dat het Engels een veel groter en verfijnder lexicaal repertoire heeft, bijvoorbeeld, waardoor betekenisvariatie een probleem kan vormen, en het gevaar van valse vrienden.
Ervaren als ze zijn, zouden vertalers Peter van Huizen en Jonas de Vries zich van deze problemen bewust moeten zijn. Van Huizen, zo laat zich reconstrueren uit de gegevens in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek, heeft zich na zijn pensionering als (gepromoveerd) pedagoog in 2002 op het vertalen gestort en heeft sindsdien een stuk of dertig werken vertaald, uitsluitend non-fictie, met name voor de uitgeverijen Contact en Ten Have. Op de website van De Vries, afgestudeerd aan de Vertalersvakschool, valt te zien dat hij de laatste tien jaar zo’n vijftig boeken heeft vertaald, bijna uitsluitend non-fictie, voor Business Contact, Luitingh-Sijthoff en Librero (http://www.jonasdevries.nl/). We mogen ze dus als vaste vertalers uit de stal van Business Contact beschouwen. Hoe hebben ze het ervan afgebracht bij deze moeilijke klus?
Boos kijken of zijn
In de eerste zin van het eerste hoofdstuk wordt wel zo’n beetje de toon van de vertaling gezet (de cursiveringen in de voorbeelden zijn van mij):
To observe your mind in the automatic mode, glance at the image below. (19)
Bekijk de volgende foto om uw eigen automatische modus te ervaren. (27)
De zin vormt de inleiding op een experiment dat Kahneman de lezer wil laten uitvoeren om aan te tonen hoe een intuïtieve reactie in z’n werk gaat. De Nederlandse zin is helder geformuleerd en fungeert wel als instructie of aansporing, maar blijkt na vergelijking toch een stuk simpeler en minder subtiel dan het Engels. Voor ‘mind’ vinden we geen corresponderend element in de Nederlandse zin, waardoor de ‘automatische modus’ dus een veel bredere reikwijdte heeft dan ‘automatic mode’ in het Engels. Je zou dit een implicitering kunnen noemen (dat het om de geest gaat zou moeten blijken uit de context, maar de zin staat aan het begin van een hoofdstuk en de context moet dus nog worden opgebouwd), maar het is vooral ook een algemenisering die leidt tot minder precisie. ‘Ervaren’ voor ‘observe’ kan misschien wel, al is het ook algemener; een oplossing met ‘kijken’, ‘zien’ of ‘waarnemen’ ligt meer voor de hand, maar daarbij zit natuurlijk de keuze van ‘bekijk’ voor ‘glance’ in de weg. Die keuze past echter niet goed in de context, omdat daarmee het aspect van het vluchtige dat in ‘glance’ zit verdwijnt. ‘Bekijken’ is een bewuste handeling en gaat dus niet goed samen met het doel van het experimentje. Iets als ‘werp een vluchtige blik op onderstaande foto’ was passender geweest.
Als Kahneman bespreekt wat waarschijnlijk de reactie van de lezer geweest is bij de foto, merkt hij op:
As surely and quickly as you saw that the young woman’s hair is dark, you knew she is angry. (19)
Waarschijnlijk viel meteen het donkere haar van de vrouw op en zag u direct dat ze boos kijkt. (27)
Ook hier is sprake van een op zichzelf genomen heldere formulering die bij nadere inspectie een gebrek aan precisie vertoont, nu met het gevolg dat er een duidelijk betekenisverschil ontstaat: ‘waarschijnlijk’ is een stuk minder zeker dan ‘surely’, dat toch veel dichter bij iets als ‘ongetwijfeld’ ligt. Door het ontbreken van een correspondentie met de constructie ‘as … as’ komen de vergelijking tussen en de gelijktijdigheid van de twee beschreven waarnemingen te vervallen en wordt de samenhang minder scherp. In de Engelse zin heeft het eerste deel betrekking op de constatering van een feit (‘u zag dat ze donker haar heeft’) en het tweede deel op de interpretatie van een gemoedstoestand (‘u wist dat ze boos is’). In de Nederlandse zin is er ook in het tweede deel sprake van de constatering van een feit, mede doordat ‘boos kijken’ de realiteit van de foto op een andere manier weergeeft dan ‘boos zijn’.
Van operateur tot actor
Kahnemans woordkeus is precies en overtuigend, past steeds bij de ideeën die hij weergeeft en vertoont bovendien een grote conceptuele samenhang. Voor de subtiliteiten in die formuleringen hebben de vertalers niet veel oog. Wanneer Kahneman de relatie tussen de twee systemen die hij onderscheidt begint uit te leggen, stelt hij:
You will be invited to think of the two systems as agents with their individual abilities, limitations, and functions. (21)
Zie de twee systemen als instrumenten met eigen vaardigheden, beperkingen en functies. (29)
‘You will be invited’ is een vrij voorzichtige en beleefde formulering en is typisch voor de manier waarop Kahneman zijn lezer benadert, bovendien drukt de toekomende tijd in het Engels uit dat er een betoog komt waarin hij die gedachte zal ontwikkelen. De imperatief van ‘zie’ is een stuk directer en dwingender en heeft alleen op dat moment van het betoog betrekking. Het begrip ‘agency’ speelt een grote rol in het wereldbeeld van Kahneman, waarin het onderscheid tussen wat mensen bewust en onbewust doen of beleven van wezenlijk belang is, en er wordt door hem vaak in enigerlei vorm naar verwezen. De vertaling van ‘agents’ met ‘instrumenten’ is in dat opzicht bepaald ongelukkig. Kahneman wijst er geregeld op dat de systemen moeten worden opgevat als personages in een verhaal, ze bestaan niet echt, maar worden opgevoerd als concepten of metaforen om de werking van de geest mee te beschrijven. Het gebruik van de term ‘agents’ geeft aan dat de systemen als zelfstandig handelende entiteiten of subjecten beschouwd moeten worden. Met ‘instrumenten’ kan dat idee niet tot uitdrukking worden gebracht, de Nederlandse lezer wordt hier dus op het verkeerde been gezet. De term ‘agent(s)’ komt in het betoog van Kahneman zeer geregeld voor en de vertalers gebruiken er een heel arsenaal aan vertalingen voor: naast ‘instrumenten’, onder meer ‘operateurs’ (22), ‘individuen’ (36), ‘handelende persoon’ (285), ‘actor’ (286). Gezien de conceptuele samenhang bij Kahneman lijkt me dat geen goede strategie; de Nederlandse lezer moet maar zien dat hij al deze termen terugbrengt tot hetzelfde begrip. In bijna alle gevallen is ‘actor’ een bruikbare term, maar dat is natuurlijk eerder een wetenschappelijke term dan een woord uit het repertoire van de algemene taal.
Het omgekeerde komt overigens ook wel voor: waar Kahneman lexicale variatie toepast gebruiken de vertalers één term. Soms is dat gewoon een kwestie van onhandigheid, zoals in:
The capabilities of System 1 include innate skills that we share with other animals […] (21)
De vaardigheden van Systeem 1 omvatten de vaardigheden die we met dieren delen […] (29)
(Ook de weglating van ‘other’ is weer een voorbeeld van verdwenen subtiliteit; Kahneman vertelt de lezer tussen neus en lippen door dat hij de mens als dier beschouwt – in het Nederlands valt die opmerking weg.) In het Nederlands had ‘vaardigheden’ de eerste keer ook weggelaten kunnen worden, of had de zin kunnen beginnen met zoiets als ‘tot de capaciteiten/vermogens van Systeem 1 behoren ook…’
Terwijl Kahneman onderscheid maakt tussen ‘mental events’ (21), ‘mental activities’ (22), ‘mental actions’ (22) om aan te geven wat Systeem 1 allemaal vermag, gebruiken de vertalers steeds de term ‘mentale activiteiten’ (29). Semantisch is het verschil tussen een ‘event’ en een ‘action’ echter aanzienlijk en elementair, want het heeft betrekking op de mate waarin een subject controle heeft over wat beschreven wordt.
Eenzelfde soort onhandigheid zien we soms bij het overnemen van naamwoordelijke constructies, zoals in:
A comment I heard from a member of the audience after a lecture illustrates the difficulty of distinguishing memories from experiences. (381)
Een opmerking uit het publiek na afloop van een lezing wijst op de moeilijkheid om herinneringen van ervaringen te onderscheiden. (409)
Een meer bij het algemene repertoire van het idiomatische Nederlands passende oplossing zou zijn: ‘Een opmerking van iemand uit het publiek […] laat zien hoe moeilijk het is […]’.
De hierboven genoemde voorbeelden van problematische samenhang hebben vooral betrekking op het minder nadrukkelijke gebruik van terminologie; in het Engels is de grens tussen algemeen en vaktalig taalgebruik nu eenmaal minder scherp. Maar ook bij strikt vaktalige termen doet deze kwestie zich voor.
Kahnemans voornaamste bijdrage aan de gedragseconomie is de ontwikkeling van de ‘prospect theory’ als alternatief voor de ‘expected utility hypothesis’. Het voert te ver om hier op het verschil tussen beide inzichten in te gaan, maar de manier waarop de vertalers omgaan met een term als ‘prospect theory’ is illustratief voor de problematiek van de samenhang. De samengestelde term op zich wordt vertaald met ‘prospecttheorie’, terwijl de losse term ‘prospect’ steeds met ‘vooruitzicht’ wordt vertaald. Dat laatste lijkt een weloverwogen keuze, omdat het Nederlandse zelfstandig naamwoord ‘prospect’ niet de algemene betekenis van ‘vooruitzicht’ heeft, maar waarom de samenstelling ‘prospecttheorie’ dan wel zou kunnen, blijft de vraag. Het gevolg is dat de lezer van de Nederlandse tekst ook op dit punt meer moeite moet doen om samenhang in de tekst te zien.
De ‘zelven’
Een van de interessantste hoofdstukken wat mij betreft, omdat het een wat filosofischer inslag heeft, gaat over de manier waarop mensen welzijn en geluk waarderen. Kahneman onderscheidt hierbij twee aspecten van de menselijke persoonlijkheid die met elkaar in verband staan: ‘the experiencing self’ en ‘the remembering self’. Wat we van een ervaring onthouden is wezenlijker bij het nemen van een beslissing dan de ervaring zelf; volgens Kahneman is het verwarren van ervaring en herinnering een dwingende cognitieve illusie. In de vertaling komen deze twee termen terug als ‘het ervarende zelf’ en ‘het terugblikkende zelf’, in het hoofdstuk ‘Twee zelven’. Met het gebruik van het meervoud ‘zelven’ wordt het Nederlands iets opgerekt, in feite gaat het om een neologisme, want het zelfstandig naamwoord wordt in het Nederlands als niet-telbaar gezien. Op zich is de keus wel te billijken, omdat de alternatieven (bijvoorbeeld ‘ik’ en ‘ikken’) hier te beperkt zouden zijn. De keuze voor ‘terugblikkende’ lijkt me echter opnieuw een voorbeeld van een conceptuele onzuiverheid, want ‘terugblikken’ veronderstelt een grotere bewustheid en controle dan in ‘herinneren’ vervat is; de onwillekeurigheid die mede in ‘remembering’ aanwezig is verdwijnt hiermee.
In een volgend hoofdstuk over deze tweedeling (‘Life as a Story’) komt een van de mooiste zinnen voor die ik de laatste maanden gelezen heb, het soort zin waarmee je dagen in je hoofd kunt rondlopen om de implicaties ervan te overwegen en daarna te denken dat je echt iets over het leven hebt geleerd, een zin die zo als aforisme zou kunnen dienen: ‘Odd as it may seem, I am my remembering self, and the experiencing self, who does my living, is like a stranger to me’ (390). De zin geeft de relatie weer tussen de werking van het geheugen en de identiteit van de individuele mens, bij wie de ervaring onmiddellijk verdwijnt in de herinnering aan die ervaring. Het leven leven, dat doet het ‘ervarende zelf’ en dat is maar een deel van wie je bent, en niet eens het meest bepalende. De vertaling luidt zo: ‘Hoe vreemd het ook mag klinken, ik ben mijn terugblikkende zelf, en het ervarende zelf, dat mijn leven voor mij verzorgt, is als een vreemde voor mij’ (419–420). Het gecursiveerde zinsdeel laat opnieuw zien hoe weinig sensitief de vertalers zijn voor de formuleringen van Kahneman. Het beeld van de veruitwendiging dat in ‘does my living’ een lichte toets heeft en tot een begrijpelijke paradox leidt, wordt in ‘verzorgt mijn leven voor mij’ veel te ver doorgetrokken – het leven ‘voor iemand verzorgen’ heeft een veel praktischer connotatie en veronderstelt een veel grotere afstand dan hier past.
Besluit
Om nu te zeggen dat het wereldbeeld van Kahneman in de vertaling volkomen verminkt is geraakt, zou te ver gaan, maar de conceptuele samenhang in de tekst en de precisie van de formuleringen hebben toch wel ernstig te lijden gehad, waardoor de argumentatie minder overtuigend wordt en er van de Nederlandse lezer meer inspanning wordt gevraagd dan nodig was geweest. Het is eigenlijk ironisch: door het gebrek aan gevoeligheid voor de mechanismen die Kahneman bespreekt, wordt de vertaling in feite een voorbeeld van het soort ongegrond gedrag waarop Kahneman zijn pijlen richt. De vertalers hebben zich te veel verlaten op automatische verwerking van de tekst, bij het nemen van de vertaalbeslissingen te vaak reflexmatig gehandeld, en hebben dus Systeem 1 laten heersen over Systeem 2, in plaats van Systeem 2 te gebruiken om tot overtuigende, gerichte en functionele keuzes te komen.
Daniel Kahneman, Ons feilbare denken. Thinking, fast and slow. Vertaald door Peter van Huizen en Jonas de Vries. Amsterdam: Business Contact, 201525 [2011].
Daniel Kahneman, Thinking, Fast and Slow. London: Penguin Books, 2012 [2011].