De situatie van literair vertalers in Spanje    20-25

Julio Grande Morales
Vertaling: Ilse Logie

Er bestaan zowel in Europa als in Spanje vele, en erg gedegen studies over de situatie van de vertaler. Wie op zoek is naar concrete gegevens compleet met cijfermateriaal en statistieken kan dus het beste daar terecht. Voor het Europese gebied is een goede en gewetensvolle vergelijkende studie van de inkomsten van literaire vertalers in 23 landen het rapport dat in 2007–2008 werd opgesteld door Holger Fock, Martin de Haan en Alena Lhotová. Het is terug te vinden op de website van de CEATL.1 Voor Spanje kon tot nog toe het Vertaalwitboek uit 1997 geraadpleegd worden, waarvan in september 2010 een nieuwe versie verschijnt. Op grond hiervan is het niet overdreven te stellen dat de situatie, zowel voor heel Europa als voor Spanje, ronduit ontmoedigend is. De alarmklokken luiden al, want volgens alle bronnen is de literaire vertaler een met uitsterving bedreigde soort.

De bedoeling van dit artikel is de oorzaken te analyseren die tot de huidige status-quo in Spanje hebben geleid. Ik denk hiertoe in staat te zijn door mijn jarenlange ervaring in het veld – achttien jaar om precies te zijn, waarvan vijf als bestuurslid van de vereniging ACEtt.2 Eerst zal ik kort mijn eigen parcours schetsen, en daarna zal ik het kader bespreken waarbinnen onze beroepsactiviteiten zich afspelen. Achtereenvolgens zullen daarbij aan bod komen: de Wet op de Intellectuele Eigendom, het door de uitgeverijen – onze opdrachtgevers – gevolgde beleid, en ten slotte onze situatie, onze arbeidsethiek en onze manoeuvreerruimte binnen de uitgeverswereld. 

Persoonlijke ervaringen
Van de vreugde die ik voelde toen uitgeverij Siruela mij in 1991 aanzocht om Het volgende verhaal van Cees Nooteboom te vertalen, bleef al snel niet veel meer over. Aanvankelijk dacht ik dat het zou volstaan mijn werk goed te doen om op een eerlijke manier aan de kost te komen als vertaler, een beroep waar ik geestdriftig over was. Maar al bij het tweede boek, De omweg naar Santiago, kreeg ik door hoe de Spaanse uitgeverswereld in vele gevallen in elkaar zat. Mijn vertaling werd doorverkocht aan de leesclub Círculo de Lectores zonder dat ik daarover werd ingelicht. Toen ik dat vernam en mijn deel van het honorarium opeiste, werden ze bij Siruela erg boos. Uiteindelijk nam ik genoegen met heel wat minder dan wat de transactie hun had opgebracht, onder meer omdat ik dacht dat het beter was geen vijanden te maken. Een verkeerde redenering, zo bleek, want na onze aanvaring belden ze me nooit meer op – tot een samenloop van omstandigheden er jaren later voor zorgde dat ze niet anders konden dan opnieuw een beroep op mij te doen. Bij dat conflict werd ik me bewust van de enorme afstand tussen het ideaalbeeld dat ik van uitgevers had, en de realiteit. Ik stelde vast dat een vertaler in Spanje een soort huurling is die alles moet vertalen wat hem wordt aangeboden, omdat ooit een keer nee zeggen tegen een uitgeverij betekent dat alle deuren definitief voor hem dichtgaan. Zodoende heb ik vertaald voor Siruela, Circe, PreTextos, RBA, Random House Mondadori, Salamandra enz. – zowel voor kleine en middelgrote uitgeverijen als grote concerns dus, uitgeverijen met zeer diverse profielen die de meest uiteenlopende auteurs in hun fonds hebben. De enige waarmee ik een goede werkrelatie heb, is Alianza. Dat komt omdat ik verwantschap voel met deze uitgevers en omdat ze mij als vertaler altijd correct hebben behandeld door me bij het hele proces te betrekken. Tusquets heeft me één keer gebeld, maar omdat ik toen te veel werk had en de vertaling van een boek van Mulisch niet kon aannemen, heb ik nooit meer iets van hen gehoord, alsof ik hen onheus had behandeld door niet meteen alles aan de kant te zetten en in te gaan op hun verzoek.

Om in Spanje van vertalingen te kunnen leven, moet je echt aan de lopende band werken. Ik kan niet klagen omdat ik steun krijg van het Nederlands Letterenfonds, voorheen NLPVF, dat uitgevers tot 70% subsidie verleende bij de eerste twee fictieboeken en de eerste twee non-fictieboeken van iedere auteur die ik tot nog toe heb vertaald, en regelmatig kan verblijven in het Nederlandse (Amsterdam) en het Vlaamse (vroeger Leuven, nu Antwerpen) vertalershuis. Toch ligt mijn tarief lager dan het Nederlandse minimum van 6,2 eurocent per woord. Anderzijds is het dan weer het dubbele en soms het drievoudige van het in Spanje gangbare tarief voor vertalingen uit het Engels of Frans, dat erg varieert maar gemiddeld rond de 3,5 eurocent per woord schommelt. Sommige auteurs willen dat alleen jij hun boeken vertaalt, en dat geeft een zeker voordeel tijdens onderhandelingen met de uitgeverij, maar het blijft een zeer beperkte marge. Tevens heb ik ook kunnen merken dat mijn aanvankelijke strategie, die bestond uit het aanbieden van goede literatuur aan uitgevers, argwaan bij hen wekte omdat ze dachten dat ik alleen uit was op vertaalcontracten. Dit is tot op de dag van vandaag het geval, zodat ik nu, achttien jaar later, enkel nog leesrapporten schrijf wanneer ik daar uitdrukkelijk om word gevraagd, en mij ervoor hoed boeken aan te bieden.

Toen ik het klappen van de zweep begon te kennen, zocht ik zo snel mogelijk een andere beroepsactiviteit die niet te veel van mijn tijd zou opslorpen en me toch wat geld zou opleveren. Ik wilde immers niet de slaaf worden van uitgeversgrillen. Ik kon als deeltijddocent bij de Universidad Complutense de Madrid terecht, zodat ik met een zekere waardigheid onderhandelingen kan voeren. Want hoewel mijn salaris aan de universiteit aan de lage kant is – ongeveer een derde van mijn jaarlijkse vertaalinkomsten, en dat tijdens slechte vertaaljaren – zijn mijn basisbehoeften gedekt en zou ik, indien daartoe gedwongen door uitbuitingspraktijken van een uitgever, naar de rechter kunnen stappen zonder te hoeven vrezen om van honger om te komen.

Handelswaar
De huidige Spaanse Wet op de Intellectuele Eigendom, waarvan de herwerkte tekst uit 19963 dateert, betekende een grote stap voorwaarts voor de rechten van de vertaler, die voor het eerst definitief werd erkend als auteur van het vertaalde werk. Globaal genomen valt deze wet erg gunstig uit voor auteurs, en somt ze een reeks onvervreemdbare rechten op waardoor de vertaler tegen alles en iedereen in bescherming wordt genomen. De naleving van deze wet is echter een andere kwestie. Wat op papier heel fraai klinkt, laat zich bijzonder moeilijk omzetten in realiteit. Het grootste obstakel is volgens mij dat de overheid geen enkele uitvoering geeft aan deze wet. Een prachtig wettelijk kader levert immers niets op als het vervolgens niet wordt nagekomen, en als de zwakke partij – met name: de vertaler of de auteur – zich er niet op kan beroepen in zijn strijd van David tegen de Goliath die het uitgeverswezen is, onder meer omdat diegenen die op de naleving van de wet zouden moeten toezien in gebreke blijven.

De strenge controles waaraan om het even welke andere handelswaar wordt onderworpen, zijn kennelijk hoegenaamd niet van toepassing op het boek. In een tijd van streepjescodes en verregaande informatisering slaagt een vertaler er maar heel moeizaam in te achterhalen hoeveel exemplaren er van zijn werk zijn verkocht. Ook aan de jaarlijkse ramsjrapporten, die uitgeverijen bij wet verplicht zijn de auteur binnen de eerste drie maanden van het jaar toe te sturen, valt geen touw vast te knopen – als je ze na veel aandringen al te pakken krijgt. De beroepsvereniging ACEtt heeft er in het verleden herhaaldelijk bij het ministerie van Cultuur op aangedrongen een commissie in het leven te roepen die moest waken over de naleving van de wet, maar daarvan is niets terechtgekomen. Wanneer het thema weer eens aan bod komt, betoogt het ministerie dat het aan de vertaler is om zijn rechten te laten gelden.

Ook tonen ze zich bij het ministerie verbaasd dat zo weinig vertalers naar de rechtbank stappen, wat toch wijst op het feit dat men zich ervan bewust is dat de wet heel vaak met voeten wordt getreden. Wat ze daar echter niet schijnen te weten is dat wanneer een vertaler een zaak aanspant tegen een bepaalde uitgever, hij op de zwarte lijst van deze uitgeverij terechtkomt en waarschijnlijk ook op die van vele andere uitgeverijen. En dan hebben we het nog niet over de legendarische traagheid van het Spaanse rechtssysteem, dat trouwens systematisch aan de kant van de sterkste staat. Daar komt nog bij dat de vertaler voor alle kosten moet opdraaien (advocaat, procureur…) – of ze althans moet voorschieten in het geval de uitgeverij uiteindelijk in het ongelijk wordt gesteld. Deze kosten wegen doorgaans niet op tegen de voordelen die een gewonnen proces kunnen opleveren, noch tegen de discriminatie die de vertaler te wachten staat als uitgeverijen erachter komen dat hij bij de rechtbank is gaan aankloppen.

Uitgeverspraktijken
Uitgeverijen zijn zich bewust van hun machtspositie en buiten die uit. Ze persen de vertaler steeds verder uit, en nemen clausules in hun contracten op die getuigen van misbruik of die ronduit strijdig zijn met de wet. Ze deinzen er in sommige gevallen zelfs niet voor terug om de draak te steken met de geest van de wet door vertalers rechten van 0,05% aan te bieden omdat ze maar al te goed weten dat een vertaler hen niet snel voor de rechter zal dagen. En mocht dat toch dreigen te gebeuren, dan kunnen ze het altijd nog op een akkoordje met hem gooien voor hij die stap zet. Laten we ervan uitgaan dat uitgeverijen en de overheid niet onder één hoedje spelen en dat de erbarmelijke situatie het gevolg is van de spreekwoordelijke Spaanse ondeugd der laksheid, want het zou zeer onaangenaam zijn te moeten vaststellen dat de machtige uitgeverssector, waar zoveel geld in omgaat en die via de media zoveel invloed heeft op de publieke opinie, ook nog eens de uitvoerende macht in zijn greep zou hebben. Een dergelijk scenario zou voor de vertaler de doodsteek betekenen.

En zo belanden we bij de complexe Spaanse uitgeverswereld. Die bestaat zowel uit grote concerns, die tot echte businesscentra van communicatie en heuse opiniemakers zijn uitgegroeid, als uit middelgrote of kleine uitgeverijen, die veeleer proberen om wat traditioneel de kern van het uitgeversbedrijf uitmaakte te vrijwaren: het zoeken naar literaire meerwaarde. Over het algemeen hebben deze middelgrote en kleine uitgeverijen een groter prestige en worden de meeste literaire prijzen aan boeken uit hun fondsen toegekend. Omdat hun aanpak menselijker is, behandelen ze hun vertalers ook beter en gaan ze er hartelijker en correcter mee om, hoewel hun tarieven uiteindelijk in de buurt liggen van die van de grote concerns. Het lijkt bij hen minder aan te komen op winstbejag en meer op de voldoening die wordt geschonken door het op de markt brengen van een kwalitatief hoogstaand werk, dat ze met de nodige zorg omringen.

Maar we mogen ons niet vergissen. Als het erop aankomt, zoeken alle uitgeverijen dat ene verkoopsucces dat hun hele seizoen goedmaakt, en als ze hiertoe kwaliteit moeten opofferen, dan doen ze dat zonder scrupules. Alleen een dergelijke mentaliteit verklaart waarom een boek als Bezonken rood, van Jeroen Brouwers, door zowel grote als kleine uitgeverijen werd afgewezen met als argument dat de roman ‘te hard zou zijn voor de Spaanse lezer’. Die Spaanse lezer wordt door de markt zelf gemodelleerd. Hij beantwoordt aan het stereotype van een niet al te intelligent iemand, die niet al te veeleisend is, en zich snel neerlegt bij het gemiddelde aanbod van pretentieloze lectuur. Maatschappijkritiek wordt uit de weg gegaan, er wordt gezorgd voor een lichte catharsis en alle schokkende thema’s worden vermeden. Dit beeld stemt wonderwel overeen met de cultuurpolitiek in Spanje, die gericht is op het stimuleren van de middelmaat en op het onkritisch houden van de burger zodat die gemakkelijk te manipuleren is. 

Onzichtbaarheid van de vertaler
En zo kan het dat we op boekpresentaties schrijvers ontmoeten die, trouw aan hun bazen en uit op het bewerkstelligen van de zo rendabele onzichtbaarheid van de vertaler, vertalingen toeschrijven aan uitgeverijen. Als je tijdens de vragenronde dan wil weten wie het boek vertaald heeft, hebben ze het lef te herhalen dat de uitgeverij de vertaling heeft gemaakt. Wanneer je hen ten slotte terechtwijst en uitlegt dat uitgevers niet vertalen maar uitgeven, en dat het vertalers zijn die vertalingen maken, slaan ze er verbaasd maar zonder de minste schaamte het colofon op na om daar de naam van de vertaler aan te treffen zonder wie de inhoud van het boek voor hen dode letter zou zijn gebleven. Ik heb al meer dan één schrijver van mijn generatie of jonger ontmoet die een dergelijk toppunt van onwetendheid tentoonspreidt. Hierdoor laat hij zien op dezelfde golflengte te zitten als zijn broodheren en een even groot misprijzen voor ons werk aan de dag te leggen.

Ik heb me al vaak afgevraagd waar deze hardnekkige wens om de vertaler uit de zichtbare uitgeverswereld weg te houden vandaan komt, terwijl een vertaling zonder twijfel de doorslaggevende factor is bij elk in een vreemde taal gesteld boek dat men wil verspreiden. Bijgevolg zou juist de kwaliteit van die vertaling het fundament moeten vormen waarop de rest van het gebouw rust, dat vervolgens door een uitgeverij gecommercialiseerd kan worden. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de enige logische reden voor onze uitsluiting kan zijn dat men ons ziet als een hinderlijke schakel in het productieproces – hinderlijk in de mate dat wij het product duurder maken. Hoe minder we dus voorkomen en hoe onbelangrijker onze rol, hoe meer we onder controle zijn, hoe minder autonomie we hebben en hoe geringer de mogelijkheid dat we de prijs van het product doen stijgen. Meer dan één persklaarmaker heeft me al verzekerd dat er een groot verschil in tijd, geld en kwaliteit is tussen een vertaling die door een goede, dan wel een slechte of middelmatige vertaler wordt afgeleverd; dat het met andere woorden commercieel interessanter is om de vertaler beter te vergoeden. Maar een goed betaalde vertaler dreigt te veranderen in een persoon met beslissingsmacht die op den duur zijn tarieven zou kunnen opleggen. Zo zou hij bepaalde rechten kunnen afdwingen en de prijs van boeken de hoogte in jagen. Enkel de vrees dat dit gebeurt verklaart waarom zelfs uitgeverijen die subsidies van buitenlandse instanties krijgen voor bepaalde vertalingen toch niet genegen zijn de tarieven voor hun vertaler te verhogen. Hun argument luidt dat dit niet fair zou zijn tegenover andere vertalers die voor dezelfde uitgeverij werken. Door hem als onsolidair te bestempelen, bezorgen ze de vertaler een slecht geweten.

In verband hiermee plaats ik ook vraagtekens bij de gevolgde subsidiepolitiek. Doordat alle subsidies via de uitgeverijen passeren, proberen deze de vertaler zoveel mogelijk te ontfutselen en besteden dat geld aan andere doeleinden. Omdat het op deze manier tot stand gekomen boek minder duur is, doet de uitgeverij geen moeite om het te promoten, maar richt alle energie op die werken waarin ze veel heeft geïnvesteerd. Het gevolg hiervan is dat veel van deze gesubsidieerde boeken onopgemerkt blijven en na enkele maanden al in de ramsj liggen. Sommige uitgeverijen bestaan het zelfs om, nadat ze twee gesubsidieerde boeken van een auteur hebben uitgebracht, zonder een zweem van gêne het volgende via een tussentaal te laten vertalen omdat dat goedkoper uitvalt.

In een dergelijke constellatie zijn de criteria op grond waarvan een gemiddelde Spaanse uitgeverij een vertaler kiest dus eerst en vooral het lage tarief dat meestal wordt opgelegd en waarover niet onderhandeld kan worden, maar ook de volgzaamheid van de vertaler en zijn productiviteit. Meestal wordt van de vertaler niet al te veel kwaliteit gevraagd, omdat zijn opdrachtgevers weten dat hij lange dagen moet maken om enigszins behoorlijk te verdienen, en het voor iedereen duidelijk is dat je moeilijk degelijk werk kunt afleveren bij een dergelijk hels ritme. Om fouten recht te zetten zijn er de correctoren, die nog slechter betaald worden dan de vertalers. Hoewel het eindresultaat soms nog weinig te maken heeft met het origineel, zijn de meeste boeken die verschijnen leesbaar, al zijn er ook waarvan het Spaans een regelrechte aanfluiting is.

Economische positie
En zo komen we bij de situatie van de vertaler zelf. Intussen hebben we daar al een idee van. De hooggespannen verwachtingen die gewekt werden door de Wet op de Intellectuele Eigendom zijn al snel geslonken door de confrontatie met de werkelijkheid van de uitgeverswereld. Heel weinig vertalers leggen zich exclusief toe op literair vertalen en bijna nooit leven zij alleen; meestal hebben ze een partner die hen helpt om het einde van de maand te halen. Deze beroepsvertalers, onze eerste categorie, brengen meestal meer dan acht uur per dag voor hun computer door, kennen zon- noch feestdagen en evenmin vakanties. Ze breken zich voortdurend het hoofd over de vraag of ze wel genoeg boeken kunnen vertalen om te overleven.

De overgrote meerderheid van de literaire vertalers in Spanje ziet zich echter genoodzaakt om er een baan bij te nemen, waardoor het literair vertalen het werk van amateurs is geworden, wat nefast is voor de beroepsernst. Deze tweede categorie valt uiteen in twee subgroepen: de overtuigde amateurs, die een goed betaalde baan hebben en geen belang hechten aan de vergoeding die ze krijgen – dit zijn de gedroomde vertalers voor uitgevers – en anderzijds zij die wel graag professionele vertalers zouden zijn en daar een waardige vergoeding voor zouden willen krijgen.

Van deze drie groepen is de eerste, die van de beroepsvertalers, er het slechtst aan toe; zij hebben de minste manoeuvreerruimte en zijn als het ware de slaven van hun uitgevers aangezien hun hele bestaan afhangt van wat deze hun wil toestoppen. Veel mensen uit deze groep hebben een zeer laag zelfbeeld, niet alleen door de bar slechte honoraria die ze krijgen voor het immense werk dat ze verzetten, maar ook omdat ze zich bewust zijn van de lage kwaliteit van hun werk doordat ze te veel vertalingen moeten accepteren. De tweede groep, die van de dilettanten, beschikt over de beste troeven om te onderhandelen. Zij zouden hun beroep kunnen opwaarderen door hogere tarieven en betere werkomstandigheden te eisen aangezien ze voor hun levensonderhoud niet onder de plak van uitgeverijen zitten. Helaas is deze groep over het algemeen weinig loyaal en kijkt men er neer op de andere twee groepen, die in hun ogen zo laag bij de gronds zijn dat ze geld willen verdienen met iets waarvan ze blij zouden moeten zijn het te mogen doen. De laatste groep, die van de vertalers die nog een bijbaantje hebben, moet er echt voor knokken. Ze hebben veel te verliezen omdat ze weinig verdienen met hun halftijdse banen, die ze hebben aangenomen omdat die het hen mogelijk maken hun echte roeping te combineren met een activiteit waardoor ze zich enigszins onafhankelijk kunnen opstellen tegenover de uitgeverijen.

De vertalersverenigingen bestaan voor het grootste deel uit leden van deze groep, en zij zijn ook de meest strijdvaardige als het erop aankomt op te komen voor hun wettelijke rechten. Als er vooruitgang wordt geboekt, is dat door hen, maar hun inspanningen worden teniet gedaan door het gebrek aan steun van de anderen. De enige hoop op daadwerkelijke verbetering is nog ver af; die kan alleen komen van een massale bundeling van krachten in één grote beroepsvereniging waarbij alle vertalers aangesloten zouden zijn. Helaas zijn vertalers van nature kennelijk solitaire en onsolidaire wezens, die zelfs de regels van hun eigen verenigingen met voeten treden. Bovendien zijn er in Spanje vele beroepsverenigingen, waarvan sommige zelfs met getrokken messen tegenover elkaar staan. Een dergelijke versnippering speelt enkel de uitgeverijen in de kaart; zij wakkeren die soms aan om een nog vernuftiger verdeel- en heerspolitiek te kunnen voeren.

Anderzijds is het onbegrijpelijk dat de Europese Unie geen enkele controle uitoefent op dit gebied, zoals ze dat doet met de economische politiek van de lidstaten. Zij zou het literair vertalen, dat toch een onloochenbaar en verbindend cultureel goed is, moeten helpen vrijwaren tegen het misbruik dat in verschillende landen voorkomen. Dat dit niet gebeurt, komt waarschijnlijk doordat politici hun zakken niet kunnen vullen met vertalen en vertalingen, terwijl het uitgeverswezen wel bepaalde winsten oplevert.

 

Noten
1 http://www.ceatl.org/en/situation_survey_en.html
2 Beroepsvereniging voor schrijvers, afdeling vertalers (http://www.acett.org)
3 http://www.mcu.es/propiedadInt/docs/RDLegislativo_1_1996.pdf