Kaas marcheert altijd    31-37

De Duitse Kaas bewerkt

Gerd Busse
Vertaling: Caroline Meijer

‘Kaas marcheert altijd’, dat wist zelfs Fine, de vrouw van de nieuwbakken kaashandelaar Frans Laarmans uit de klassieker Kaas (1933) van de Vlaamse reclameman en succesauteur Willem Elsschot (1882-1960). En hetzelfde zal ook Lucien Leitess hebben gedacht, directeur van de Zürichse Unionsverlag, toen hij toevallig een Engelse vertaling van deze novelle tegenkwam1 en bij uitgeverij Querido informeerde naar de vertaalrechten van Kaas. Maar anders dan bij Frans Laarmans, die jammerlijk met zijn twintig ton volvette Edammer bleef zitten, werd Käse voor de Unionsverlag verrassend het succes van het jaar.2 Door een enthousiaste aanbeveling van presentatrice Elke Heidenreich in de uitzending van haar literaire televisieprogramma ‘Lesen’ van 11 mei 2004, belandde het boek binnen enkele dagen op de bestsellerlijsten van Der Spiegel, Focus en Stern. Inmiddels is er van Käse een derde oplage verschenen en zijn er 20.000 exemplaren verkocht. Een ‘kaasdroom’, zou Elsschot hebben gezegd.

Voorgeschiedenis
Elsschot – en in het bijzonder zijn novelle Lijmen – stond al jaren bovenaan mijn lijst van auteurs/boeken die ik graag ooit in het Duits zou vertalen. Er ging nauwelijks een ontmoeting met uitgevers of redacteuren voorbij zonder dat op enig moment Elsschot onderwerp van gesprek werd en ik, als bij toeval, mijn Lijmen-exposé uit mijn tas kon trekken. Maar de reacties van mijn gesprekspartners waren ontnuchterend: een in Duitsland onbekende auteur, die – aangezien hij al was overleden – niet meer op promotietour gestuurd kon worden, was, zo werd mij verzekerd, een al te groot risico voor een uitgever. En helaas leerde de ervaring dat zij daarin gelijk hadden: uitgeverij Suhrkamp had in 1993 – toen Vlaanderen en Nederland ‘Schwerpunktland’ waren op de Frankfurter Buchmesse – Elsschots debuut Villa des Roses uitgegeven3 en was inmiddels, op grond van de verkoopcijfers, tot de conclusie gekomen geen verdere pogingen met deze auteur te wagen.

Het was daarom een gelukkig toeval dat Susan Breeuwsma van uitgeverij Querido mij begin juli 2003 liet weten dat de Zwitserse Unionsverlag belangstelling had getoond voor Elsschot en voornemens was het contract voor Kaas te ondertekenen. Ik heb daarop terstond contact opgenomen met Lucien Leitess, directeur van de Unionsverlag, om hem te vragen wat zijn plannen met Elsschot waren en ik heb toen ook Lijmen ter sprake gebracht. Op 10 juli schreef hij mij het volgende:

Lieber Herr Busse,

vielen Dank für Ihren Brief – er kommt genau zur rechten Zeit. Wie Sie wissen, möchten wir mit „Kaas“ beginnen. Danach käme durchaus „Lijmen“ in Frage [....]. Als allererstes habe ich eine Frage: Es ist uns nicht gelungen, ein einziges Exemplar der deutschen „Kaas“-Ausgabe in die Hand zu bekommen. Haben Sie vielleicht eine? Haben Sie sich schon ein Bild der Übersetzung machen können? Bedarf sie der Überarbeitung? Würden Sie das anpacken wollen?

Zijn vragen hadden betrekking op een mij tot dan toe onbekende Duitse vertaling van de Kaas-novelle van de hand van Agnes Kalmann-Matter, die in 1952 bij uitgeverij Eugen Diederichs (Düsseldorf/Keulen) was verschenen en wel onder de oorspronkelijke Nederlandse titel Kaas. Dat was vermoedelijk ook de reden geweest waarom deze uitgave mij tijdens mijn nasporingen was ontgaan, ik had immers onder het trefwoord ‘Elsschot’ naar Duitse titels gezocht; mij was alleen bekend dat er, behalve de reeds genoemde Suhrkamp-uitgave van Villa des Roses, een vertaling van Tsjip bestond.4 Een korte zoektocht op internet bood uitkomst: het boek stond in de Staatsbibliothek in Berlijn. De uitgeverij zorgde voor een kopie, die ik samen met het Nederlandse origineel mee op vakantie nam om beter te bekijken.

Kaas, 1952
Uit ervaring weet ik dat oudere vertalingen vaak niet meer aan hedendaagse criteria voldoen. Hiervoor zijn verschillende redenen. Zo veranderen bijvoorbeeld de leesconventies van het publiek: wat twintig jaar geleden nog als bijzonder mooi en ‘literair’ gold, kan nu al stijf en houterig overkomen. De vertaler moet zich tot op zekere hoogte aan deze modes aanpassen; doet hij dat niet dan wordt er al te vaak ingegrepen door een redacteur. Zo vertelde de Duitse vertaalster Helga van Beuningen ooit dat Mokusei van Cees Nooteboom in haar vertaling wel drie stijlniveaus werd opgekrikt, totdat er uiteindelijk zo’n prachtig klassiek Duits op papier stond dat Nooteboom uitriep: ‘Maar ik ben toch geen Rilke!’5

Een andere reden zijn de hogere kwaliteitseisen die aan vertalingen worden gesteld – althans die uit het Nederlands. Behalve met het toenemende belang van de Nederlandstalige literatuur in Duitsland heeft dit onder andere te maken met de verbeterde technische randvoorwaarden voor vertalers (de beschikbaarheid van elektronische woordenboeken, al of niet online, e-mail en zoekmachines) en met een actiever vertaalbeleid6.

Met deze overwegingen in het achterhoofd verwachtte ik niet echt dat er met de Kaas-vertaling uit 1952 iets te beginnen zou zijn. Maar al gauw nadat ik de vertaling was begonnen te lezen, merkte ik dat mijn collega Agnes Kalmann-Matter met haar Kaas-vertaling een uitmuntende prestatie had geleverd. Weliswaar maakte het geheel inmiddels een ietwat stoffige indruk, was de tekst hier en daar zeer vrij vertaald, ontbraken er – behalve het openingsgedicht, de oorspronkelijke ‘inleiding’ van Elsschot en de lijsten ‘personages’ en ‘elementen’ – soms zinsdelen of zelfs hele zinnen en was er een reeks vertaalfouten in haar tekst geslopen, maar toch was het mijn collega gelukt precies die licht laconieke toon te treffen die Elsschots stijl ‘Elsschottiaans’ maakt. Reden genoeg dus om te proberen zoveel mogelijk van haar Kaas-vertaling te bewaren. Ik stelde de uitgever daarom voor de vertaling uit 1952 grondig te bewerken op basis van de versie van Kaas in het Verzameld werk van Willem Elsschot.7

De bewerking
Alles bij elkaar was ik ongeveer drie weken met de bewerking van de vertaling bezig, maar het was de moeite waard. De herziene vertaling, die medio februari 2004 verscheen, is nauw geënt op de Nederlandse tekst; het openingsgedicht en de Elsschot-inleiding zijn nu wel opgenomen, de namen en aanspreekvormen zijn aan het origineel aangepast (‘Oskar’ werd weer ‘Oscar’, ‘Barterotte’ werd ‘Bartherotte’, ‘mein Herr’ werd ‘Mijnheer’ etc.), de weggelaten tekstgedeelten werden aangevuld en de vertaalfouten verbeterd.

Voorop stond dus een zo groot mogelijke brontekstgetrouwheid. In concreto betekende dit dat de 1952-vertaling woord-voor-woord naast het Nederlandse origineel werd gelegd om de syntaxis en woordkeus daaraan zoveel mogelijk aan te passen. Tegelijkertijd moest de tekst ook worden ‘opgefrist’, zonder dat de grondtoon verloren ging. Hieronder volgen twee tamelijk willekeurig gekozen voorbeelden van hoe het geheel er in bewerkte vorm uitzag (de doorgestreepte tekstgedeelten stammen uit de vertaling van 1952, de onderstreepte tekst is van mij):

voorbeeld 18

AFBEELDING

Dit voorbeeld laat zien dat de oorspronkelijke vertaling vrijer was dan eigenlijk nodig was (‘er’/’mein Bruder’ [mijn broer], ‘Festung baut’/ ‘Stellungen errichtet’ [stellingen bouwt], ‘zu Rate gezogen’/ ‘darauf angesprochen’ [er over aangesproken]). De zin: ‘Und nun zu all den Mühseligkeiten des Businesslebens, das meiner wartet, auch noch beständig Krieg im Hause zu führen, dafür bedanke ich mich’ [En om nu bij al de beslommeringen van het drukke businessleven, dat mij te wachten staat, ook nog voortdurend huisoorlog te voeren, daar bedank ik voor], klonk stijfjes – bovendien zou niemand bij ons tegenwoordig het woord ‘Businessleben’ gebruiken. Ik maakte ervan: ‘Und zusätzlich zu all der Mühsal des Geschäftslevens, das mich erwartet, auch noch ständig Krieg im Hause zu führen – nein danke.’ Elsschots ‘certificaat’ was door mijn collega vertaald met ‘Zeugnis’– ‘Attest’ is hier beter.

Maar veel is ook gewoon een kwestie van smaak – zoals bijvoorbeeld ‘Aber was kann ich machen’ [Maar wat kan ik doen?], door mij veranderd in ‘Aber was soll ich tun?’, of ‘halbe Sache’, dat ik veranderd heb in ‘unbefriedigende Lösung’. Hier heb ik nog overwogen om Elsschots ‘halfslachtige oplossing’ te vertalen met ‘halber Kram’, maar deze oplossing heb ik toch weer verworpen omdat zij te spreektalig klinkt.9

voorbeeld 210

 AFBEELDING

Deze passage bevat een van de (zeldzame) plaatsen waar in de oorspronkelijke vertaling enkele zinnen ontbreken (‘Man tritt also lässig ein... dann hat man sie doch’)11, waardoor wat erop volgt onbegrijpelijk wordt. Het ‘rüstige alte Herrlein’ [een stevig oud heertje] klonk merkwaardig in de vertaling, ik heb daarom het diminutiefsuffix geschrapt. Boorman, die voor het raam zit en zijn bezoekers ‘dem hellen Tageslicht aussetzt’ komt niet helemaal overeen met wat in het Nederlands staat [die met zijn rug naar ’t venster zit en ’t helle daglicht op zijn bezoekers laat schijnen]; mij leek beter: ‘der mit dem Rücken zum Fenster sitzt und das helle Tageslicht auf seine Besucher scheinen läßt’. Het ‘zwei Dinge [,die] für mich von Wichtigkeit seien’ is een register te hoog voor ‘dat twee zaken voor mij van belang zijn’; ik heb daarvan gemaakt: ‘daß für mich zwei Dinge wichtig sind’. Ook ‘Das Bettlerhafte (...) liegt weniger am Kittel als an der Haltung und am Ton’ [Het bedelachtige, zegt Boorman, zit minder in ’t plunje dan in houding en toon] leek mij preciezer vertaald met ‘Das Bettlerhafte (...) zeigt sich weniger an den Klamotten als an der Haltung und am Ton’, aangezien een ‘Kittel’ in het Nederlands een ‘stofjas’ is. En ‘zur Tür hineinkommen’ heb ik stilzwijgend veranderd in ‘hereinkommen’.

Maar er zijn ook dingen die minder duidelijk zijn. Zo heb ik ‘Alleinverkauf’ veranderd in ‘Alleinvertriebsrecht’, hoewel bij Elsschot ‘monopolie’ staat, wat strikt genomen met ‘Monopol’ vertaald moet worden. Waarom ik dat gedaan heb, weet ik eerlijk gezegd niet meer, maar ik vermoed dat ik het duidelijker vond klinken. 

Agnes Kalmann-Matter
Als je je zo intensief met een tekst bezighoudt als ik met de Kaas-vertaling heb gedaan, ga je je onvermijdelijk voor de auteur ervan interesseren. Wie was of is Agnes Kalmann-Matter? Heeft zij contact gehad met Elsschot? Waren er soortgelijk problemen als bij de vertaling van Tsjip, waarvan Carel ter Haar in zijn nawoord bij de Duitse vertaling van Villa des Roses melding maakt?12 Op welke teksteditie heeft zij haar vertaling gebaseerd?

Na mijn vergeefse pogingen om via diverse uitgevers, bibliotheken, archiefdiensten en andere instanties13 haar adres te achterhalen, kreeg ik het door een stom toeval uiteindelijk toch in handen. De kinderen van Agnes Kalmann-Matter hadden op internet gezien dat haar naam in combinatie met Käse inmiddels meer dan 6.000 treffers opleverde en zij hadden contact opgenomen met de Unionsverlag, die mij daarvan op de hoogte stelde. Ik heb Agnes Kalmann-Matter onmiddellijk geschreven en ontving enkele dagen later een vriendelijke uitnodiging om haar te komen opzoeken.

Toen ik op een zaterdag in oktober 2004 bij haar huis in Laren aanbelde, werd de deur open gedaan door een gracieuze oudere dame, die mij in een onmiskenbaar, licht zingende Zwitserse tongval vrolijk begroette. Eerder had zij mij door de telefoon al interessante dingen verteld over haar werk aan de Kaas-vertaling en een bezoek aan Elsschot, hetgeen voor mij de aanleiding vormde haar een kort interview af te nemen. Tijdens dit interview vertelde ze dat zij in 1927 in het Zwitserse Freienstein was geboren en daar in 1942 haar man Herbert Kalmann had leren kennen, die als Duitse jood, via een omweg door Nederland, in Zwitserland verzeild was geraakt. Mevrouw Kalmann was opgeleid tot lerares, maar heeft maar kort, tot hun verhuizing naar Nederland, als zodanig gewerkt. Tijdens mijn bezoek in Laren had zij een verrassing voor me: een map met het manuscript van de Kaas-vertaling die in 1952 verscheen14 en de correspondentie over Kaas – waaronder vijf brieven van Elsschot zelf. 

Overigens zal de Unionsverlag dankzij het enorme succes van Käse in het voorjaar van 2005 de vertaling van Lijmen (1924) uitbrengen.

 

Noten
1 Willem Elsschot: Cheese. Translation and introduction by Paul Vincent. London: Granta Books, 2002.
2 Willem Elsschot: Käse. Aus dem Niederländischen von Agnes Kalmann-Matter und Gerd Busse. Mit einem Nachwort von Gerd Busse. Zürich: Unionsverlag, 2004.
3 Willem Elsschot: Villa des Roses. Aus dem Niederländischen von Waltraud Hüsmert. Mit einem Nachwort von Carel ter Haar. Frankfurt: Suhrkamp, 1993.
4 Willem Elsschot: Tschip. Übertragen von Else von Hollander-Lossow. Berlin: Holle, 1936.
5 Deze anekdote is te vinden in Dik Linthout: Frau Antje und Herr Mustermann. Niederlande für Deutsche. Berlin: Ch. Links, 2002, p. 152.
6 Denk aan de inspanningen op dit gebied door het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, het Vertalershuis in Amsterdam, de Nederlandse Taalunie en het Steunpunt Literair Vertalen.
7 Willem Elsschot: Verzameld werk. Amsterdam: P.N. van Kampen en zoon, 1963 (6de druk).
8 Voor het oorspronkelijke citaat zie ibidem, p. 440.
9 Graag wil ik op deze plaats Dik Linthout, Ludger Busse en Iris Wiederkehr van de Unionsverlag danken voor hun kritische commentaar op de herziene vertaling.
10 Voor het oorspronkelijke citaat zie ibidem, p. 466 e.v.
11 In het origineel staat: ‘Je komt dus losweg binnen, misschien wel met een sigaar in de mond, gooit je valies neer als zat er om het even wat in, maar geen kaas, en vraagt of je de eer hebt. Hij zegt natuurlijk ja. En heb je de eer niet, dan heeft hij toch de eer.’
12 Elsschot 1993, p. 183 e.v. Ter Haar maakt melding van een discussie tussen de auteur en zijn vertaalster over een vermeend anti-Duitse zin – we schrijven het jaar 1936 – die zij niet vertaalde om te voorkomen dat het boek in Duitsland werd verboden. Deze kwestie komt ook uitvoerig aan de orde in het interessante artikel van Wieneke ’t Hoen, ‘“Ein neuer Name: Willem Elsschot”. Vertalingen in Duitsland’, Revolver 31:2, sept. 2004, p. 67.
13 Graag noem ik hier de inspanningen van Cyriel Van Tilborgh, voorzitter van het Willem Elsschot Genootschap; de Hugendubelverlag, die in 1988 de Verlag Eugen Diederichs heeft overgenomen; de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde; Marlies Hoff van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds; en Christian Károly, werkzaam in de Staatsbibliothek Berlin.
14 Dit manuscript biedt wellicht ook een antwoord op de vraag of de hierboven besproken afwijkingen van het origineel zijn terug te voeren op de vertaling of op de redactie door Diederichs. Wat er precies gebeurd is, is onbekend aangezien er geen drukproeven meer bestaan, maar in de oorspronkelijke vertaling zijn alle namen, evenals de passages die in gedrukte versie ontbreken correct vertaald.