Hommage aan de vertaler Hugo Claus    3-4

Paul Claes

Abstract: Tekst van een lezing gehouden ter gelegenheid van de bekendmaking van de prijswinnaars van de Grote Vertaalwedstrijd in Brussel in april 2002. Claes belicht een minder bekend aspect van het veelzijdige oeuvre van Hugo Claus: diens vertaalwerk. Volgens Claes 'eigent Claus zich de tekst toe en zet [hij] hem naar zijn hand.'

 

Op 21 april jl. werden tijdens de letterenmanifestatie 'Het Groot Beschrijf' in Brussel de laureaten van de Grote Vertaalwedstrijd, georganiseerd door De Standaard en De Groene Amsterdammer, bekendgemaakt. Bij die gelegenheid trad ook Hugo Claus op en las hij enkele door hem vertaalde gedichten voor. Hij werd ingeleid door Paul Claes die vaststelde dat ‘het luik vertaling’ in de receptie van Hugo Claus tot nu toe wat onderbelicht gebleven is. Zijn hommage is een eerste poging om Claus als vertaler te situeren.

Hugo Claus is een proteus. Net als de Griekse zeegod Proteus neemt hij alle gedaanten aan. Soms is hij schrijver en soms schilder, nu eens schrijft hij toneel, dan weer romans, novellen en gedichten, hij is scenario- en librettoschrijver, theater- en filmregisseur, en ten slotte bewerker en vertaler. Dat vertaalwerk is misschien wel het minst bekende aspect van zijn oeuvre. Nog steeds zijn de her en der in tijdschriften en bibliofiele uitgaven verspreide versies niet verzameld en besproken. Daarom deze kleine hommage aan Claus als vertaler.

Hoe Hugo Claus vertalen ziet, had ik hem graag zelf gevraagd. Maar net zoals de Griekse Proteus allerlei gedaanten aannam om te ontsnappen aan al wie hem wilde ondervragen, kronkelt de geïnterviewde zich in bochten om geen commentaar op zijn eigen werk te hoeven leveren. Dat vergeef ik hem graag. Een dichter commentarieert zijn werk het best in verzen. Heeft Hugo Claus dat ooit gedaan? Jazeker. In 1970 publiceerde hij de dichtbundel Van horen zeggen. In een van de zogenaamde dagboekbladen daarin verzucht de dichter:

(Vertalen)
Vandaag Tango van Borges vertaald.
(qua propter quod bene factum est in una lingua)
Jezus!
Het kraakt aan alle kanten, het waggelt,
dit treurlied van een dans.
In het Spaans: een harde doos met muziek erin,
                       een vuursteen, een opgekrulde veer
In het Vlaams: een pleister. Metrum zakt onder tafel.
                        De muziekband is verbrand.
(non est possibile)
Natuurgetrouw kwakkelt, hoe kan het anders?
elke tango in het Vlaams op tweetijdige voeten.

Claus heeft in dit gedicht een citaat verwerkt, dat ik maar recent heb kunnen traceren: het stamt uit Opus Maius van de middeleeuwse filosoof Roger Bacon. Het Latijn luidt: qua propter quod bene factum est in una lingua non est possibile. Dat betekent zoiets als: wat in de ene taal goed geformuleerd is, kan in een andere taal onmogelijk tot zijn recht komen.

Bescheidenheid past een vertaler. De muzikaliteit van het Spaans is in het Nederlands onmogelijk te bereiken. Het subtiele tempo van de tango wordt bij ons een eentonige tweetaktmaat. Borges in het Vlaams is een Argentijnse gaucho op klompen. Iedere vertaling is principieel een verkleedpartij, een gedaanteverwisseling. Een vertaler moet dan ook kiezen hoe hij wil verschijnen. In plaats van per se het metrum van het origineel te behouden kan hij de klank laten voor wat hij is en de aandacht toespitsen op andere facetten, zoals betekenis en beeld.

Ezra Pound, de meester van het modernisme, heeft dat goed begrepen. Zijn leuze was: Make it new, Maak het nieuw. Iedere tijd verwerkt het verleden. Wie het zonder meer overneemt, krijgt alleen maar flets kopieerwerk. Wie vernieuwt, moet ook vernielen. Anders verwatert de traditie. Hugo Claus, de bewonderaar van Pound, is als vertaler nooit een slaafs herhaler. Hij eigent zich de tekst toe en zet hem naar zijn hand, hij schrapt en voegt toe, hij vervormt, verheldert en verhevigt. Kortom, hij doet alles wat een professioneel vertaler nooit mag doen. Hij haalt het origineel uit zijn historische setting en verplaatst het naar het heden. Hij vertaalt niet wat er staat, maar staat voor wat hij vertaalt.

Zo leest hij bijvoorbeeld epigrammen uit de Griekse Anthologie in een Franse vertaling en moderniseert die zo grondig dat het zelfs specialisten tijd en moeite kost om de originelen te ontdekken. Oog om oog heet de bundel waarin dat gebeurt. De zegswijze zegt ook iets over de relatie van de vertaler tot het origineel. Het gaat niet om blinde eerbied, niet om slaafse trouw, maar om een strijd op leven en dood: een twist tussen twee tijden, tussen twee talen, tussen twee temperamenten.

Claus leert ons dat vertalen geen brave beaming van het overgeleverde hoeft te zijn. De ontmoeting tussen het vreemde en het eigene, het oude en het nieuwe is altijd ook een machtsstrijd, een agressief gebeuren. Vertalen is niet alleen herhalen en verschralen. Het is ook naar zich toe halen en opnieuw bepalen.

Nu eens wordt Claus een oude Griek, dan weer de Engelsman Shakespeare en ten slotte de Franse Pléiade-dichter Amadis Jamyn. Hij leert hun allemaal een nieuwe taal om zijn eigen wereld te verwoorden. Allemaal worden zij maskers, maskers waarachter één moderne proteus zich verschuilt. Ons applaus voor Hugo Claus.