Vertalers zijn watjes II    22-26

Barbara de Lange

Abstract: Een groot deel van het leven van een vertaler gaat op aan zaken doen: aan werven, offertes uitbrengen en onderhandelen. Hierbij wordt een beroep gedaan op eigenschappen waarover een vertaler volgens de traditionele beeldvorming niet beschikt. Maar is het waar? Zorgen vertalers niet goed voor zichzelf? Zijn vertalers watjes? De redactie interviewde een tweemansbedrijf (Teamwork van Marcel Lemmens en Tony Parr) (I), een literair vertaalster (Barbara de Lange) (II) en een groot vertaalbureau (Klaas de Jong van Wilkens c.s.) (III) om op deze uitspraak te reageren.

 

‘Vertalers zijn watjes, ze laten over zich lopen. Geen wonder dat er met vertalen nauwelijks droog brood valt te verdienen.’

‘Maar we hebben ook geen poot om op te staan’ is het veel gehoorde argument van veel vertalers, maar zeker van literair verta­lers. ‘We kunnen immers geen vuist maken tegenover uitgevers’.

De positie van literair vertalers is inderdaad voor verbetering vatbaar, maar het is overdreven te stellen dat literair vertalers geen been hebben om op te staan. Er bestaan namelijk goede afspraken tussen literaire uit­gevers en vertalers. Al sinds lange tijd wordt er gewerkt met een Modelcontract (v/h Standaardcontract) voor literaire vertalingen, een contract dat in overleg tussen de LUG (Literaire Uitgeversgroep die is aangesloten bij de Groep Algemene Uitgevers) enerzijds en de VvL (Vereniging van Letterkundigen) anderzijds tot stand is gekomen. Het gaat bij het Model­contract (anders dan bij het Standaardcontract) om een licentie-overeen­komst, wat wil zeggen dat er geen sprake is van een complete overdracht van rechten: de vertaler verleent de uitgever een licentie om het door hem vertaalde werk in boekvorm uit te geven en te exploiteren. Enkele belangrijke punten uit het contract zijn: de honorering (vanzelfspre­kend) – een vast bedrag, berekend over het aantal woorden van het werk, voor de eerste 4000 of 5000 verkochte exemplaren; de exploitatie van ne­venrechten; een royaltyregeling die ingaat zodra meer dan 4000 (of 5000) exemplaren van de vertaling zijn verkocht (plus een regeling voor goedkope herdrukken, boekenclubexemplaren en dergelijke). In de Toe­lichting bij het Modelcontract staan de gebruikelijke percentages en be­dragen.

Met dit contract heeft de vertaler in ieder geval in juridi­sche zin een been om op te staan. Want dankzij dit ‘been’ kan een vertaler het gelijk dat hij heeft maar niet krijgt, alsnog gaan halen: bij de rechter.

Naast het Modelcontract is er nog een andere afspraak tussen LUG en VvL: het norm tarief – literair vertalers worden per woord betaald – dat onlangs weer is verhoogd.

Ondanks deze afspraken is vertalen geen vetpot. Daarom is een belangrijke rol in het leven van de literair vertaler weggelegd voor het Fonds voor de Letteren (hierna: het Fonds). Bij het Fonds kan een ver­taler aankloppen voor een zogeheten projectwerkbeurs, een bijdrage aan het inkomen van de vertaler om hem in staat te stellen tijdrovende literai­re vertalingen te maken. Daarnaast bestaat er een aanvullend honorari­um, dat kan worden aangevraagd voor een in boekvorm verschenen Ne­derlandse of Friese vertaling van een literair werk (of een vertaald toneelstuk dat is opgevoerd). Voor het verkrijgen van deze subsidies moeten de vertaler en het project of de vertaling aan bepaalde voorwaar­den voldoen. Er worden kwaliteitseisen gesteld, maar in dit verband is vooral van belang dat er zekere eisen aan de contracten voor die vertalin­gen worden gesteld. In het bijzonder dient minimaal het norm tarief per woord te zijn overeengekomen en dienen er bepalingen over het royaltypercentage en de licentie overeenkomstig de artikelen in het Model­contract te zijn opgenomen. Deze eisen samen geven de literair vertaler een sterk argument tegenover een uitgever. Want als hij er niet aan kan voldoen, zal zijn inkomen minstens halveren. Een uitgever die te weinig biedt voor een vertaling zal lang moeten zoeken naar een goede vertaler.

Zowel het Modelcontract als het normtarief zijn tot stand gekomen in weerwil van het feit dat vertalers ooit helemaal geen been hadden om op te staan, vroeger, toen vertalen nog geen vak was, maar een bezigheid voor mensen die over een andere bron van inkomsten moesten beschik­ken (bijvoorbeeld de spreekwoordelijke – mythische? – tandartsvrouw). Opmerkelijk is dat, alle gemor over keiharde opdrachtgevers en watjes van vertalers ten spijt, diezelfde opdrachtgevers blijkbaar de redelijk­heid hebben ingezien van deugdelijke afspraken en een fatsoenlijke ho­norering voor vertalers (al speelt het Fonds voor de Letteren misschien wel een belangrijke rol in het afdwingen van dat inzicht). En blijkbaar zien de meeste uitgevers daar nog steeds de redelijkheid van in. Bij het gros van de opdrachten die literaire uitgevers aan vertalers verstrekken, worden zonder meer het norm tarief en het modelcontract gehanteerd.

Wat voor problemen kunnen zich voordoen bij het treffen van regelingen met de uitgever? Er zijn ruwweg twee categorieën: problemen die zich voordoen in de fase vóór het verkrijgen van een Modelcontract en proble­men erna.

Laten we met de laatste beginnen. Deze doen zich meest­al pas op de lange termijn voor. Na het ondertekenen van het naar ieders tevredenheid ingevulde Modelcontract gaat de vertaler aan de slag. De vertaling wordt op een zeker moment ingeleverd en niet al te lange tijd later staat het honorarium op de bankrekening van de vertaler. Pas veel later kunnen er problemen rijzen: als na verloop van tijd blijkt dat er een goedkope herdruk van zijn vertaling is gemaakt zonder dat hij daarvan op de hoogte is gesteld; als de uitgaverechten blijken te zijn overgedra­gen of in licentie zijn gegeven aan een andere uitgever, ook al zonder dat hij het wist; als de royaltyafrekeningen niet deugen; enzovoort. Alle­maal zaken die in het Modelcontract zijn geregeld. Daar kan de vertaler zich dan ook op beroepen en hij zal op den duur krijgen waar hij recht op heeft. Hij hoeft dus alleen maar alert te zijn.

Dan de problemen vóór het verkrijgen van het Modelcon­tract zelf, waarbij nogmaals gezegd moet worden dat dit soort problemen uitzondering zijn: in de regel wordt het Modelcontract zonder meer ge­hanteerd. Problemen kunnen rijzen bij de inlevertermijn, de opengelaten plekken in het contract waarvoor alleen in de Toelichting een getal wordt aangegeven (royaltypercentage, percentage van de netto-opbrengst bij de exploitatie van nevenrechten) en eventuele ‘boven-modelcontrac­tuele’ vergoedingen, bijvoorbeeld een diskettevergoeding in welke vorm en onder welke naam dan ook (voor het leveren van een boekverta­ling op diskette in plaats van op papier), of een vergoeding voor nageko­men correcties (wanneer van een nog ongecorrigeerde proef moet wor­den vertaald, zodat de vertaling kort na of gelijk met het oorspronkelijke werk in de boekhandel kan liggen).

Ten eerste het Modelcontract zelf. Het komt voor dat een contract wordt gehanteerd dat Modelcontract wordt genoemd, maar dat door de uitgever op bepaalde plaatsen naar eigen inzicht is ‘aangepast’. Soms met opzet, soms uit onwetendheid. In het eerste geval kan de verta­ler zich beroepen op de eisen die door het Fonds worden gesteld. Maar als dat niet helpt zal hij moeten kiezen: of met een aangepast contract werken, of de opdracht weigeren. In het tweede geval stuit een beargu­menteerd verzoek om het Modelcontract doorgaans niet op veel bezwa­ren.

De inlevertermijn is een verhaal apart. Tegenwoordig is er met name bij Engelse en Amerikaanse literatuur steeds minder tijd be­schikbaar voor het maken van de vertaling. Een belangrijke oorzaak hier­van is dat Engelse en Amerikaanse uitgevers sneller dan voorheen een pocketuitgave op de Nederlandse markt brengen. De Nederlandse uitge­ver meent dan ook een deel van zijn omzet mis te zullen lopen als de Engelse of Amerikaanse (goedkope) pocket eerder in de boekhandel ligt dan zijn duurdere Nederlandse vertaling. In sommige gevallen kan een vertaler in zo’n geval nog wel een paar weken extra krijgen, misschien omdat hij bekend staat als iemand die altijd op tijd inlevert, misschien omdat de uitgever de redelijkheid van het verzoek om meer tijd inziet en gevoelig is voor het argument dat snelheid niet bevorderlijk is voor kwa­liteit. Maar in andere gevallen moet de betreffende roman, waarvan hoge verkoopcijfers worden verwacht, echt in onmogelijk korte tijd vertaald worden. Een paar weken extra zit er dan niet in en biedt ook nauwelijks soelaas. Het enige wat erop zit is de opdracht weigeren of het boek in stukken hakken en samen met anderen vertalen.

Dan zijn er uitgevers die voor minder dan een dubbeltje op de eerste rang willen zitten, of desnoods op de tweede. Of geen royal­ty wensen uit te keren, of veel te weinig, enzovoort enzovoort. De verta­ler die zich met zulke eisen geconfronteerd ziet, kan zich beroepen op de voorwaarden voor subsidiëring die het Fonds stelt, en hij kan er vrij zeker van zijn dat zijn collega’s dat ook zullen doen. Vertalers – freelancers immers – kunnen misschien niet staken, maar redelijkheid en vasthou­dendheid helpen vaak wel: ten slotte worden er ook ‘boven-modelcon­tractuele’ afspraken gemaakt en gehonoreerd.

Alleen wanneer een uitgever domweg weigert zich aan de afspraken, die nota bene door zijn eigen branchevereniging zijn opge­steld, te houden, kan een vertaler hoog of laag springen, watje of geen watje zijn, maar hij krijgt of de opdracht of het Modelcontract niet. Maar er zijn dus wel degelijk algemeen geldende afspraken waaraan literaire vertalers en uitgevers zich houden. Het enige wat een vertaler moet doen is alert zijn, zijn contracten goed lezen en erop letten dat ze worden nage­leefd.

‘En, vertaal je nog steeds?’ vroeg laatst mijn tandarts – die inmiddels al heel wat jaartjes zijn boor hanteert – en met rollende ogen probeerde ik hem duidelijk te maken dat ik dat inderdaad nog steeds doe. Met zijn vraag drukte hij dezelfde algemene opvatting uit als ooit een minister van cultuur, die vertalen een bezigheid noemde. Een bezigheid wel te verstaan, waarin een verstandig mens niet al te lang volhardt.

‘Ja,’ zei ik toen ik weer kon praten, ‘en daar kan ik zelfs deze kronen van betalen.’