Stripmaker – dat wil zeggen: én tekenaar, én schrijver – Dick Matena (1943) is inmiddels ook stripchroniqueur. Als wandelend geheugen van de Nederlandse stripgeschiedenis schreef hij al vaak over zijn wel en wee in de wondere wereld van het Hollands beeldverhaal. Dit jaar verscheen een bundeling van zijn herinneringen, verteld als vanachter een groot glas wijn of wodka (Nu ik er nog ben, Uitgeverij L). Opvallend genoeg is daarin zijn misschien wel interessantste observatie niet opgenomen. In verschillende eerdere publicaties besprak hij zijn jaren bij de Toonder Studio’s, waar hij in 1960 op zijn zeventiende kwam te werken. De observatie die me al vanaf de eerste versie van die studioherinnering is bijgebleven is Matenas herhaalde typering van Marten Toonder (1912-2005) als de beste inkter die hij ooit heeft gekend.
Als overbelast aanstuurder van de activiteiten van de Toonder Studio’s tekende Marten Toonder de befaamde Heer Bommel-strip niet zelf. Een keur aan oudere en jongere tekenaars in dienst van de studio (waaronder Matena zelf) tekende de stroken van die legendarische krantenstrip in potlood en legde die aan Toonder voor ter inspectie. Regelmatig hertekende Toonder onderdelen ervan, maar bovenal was hij in de regel verantwoordelijk voor het inkten van de potloodtekeningen. Voor diegenen die niet al te bekend zijn met het traditionele productieproces van een strip (toenemend gebruik van tekensoftware heeft daarin nogal wat veranderd) is het goed om het lemma ‘inkten’ in de Alwetende Wikipedia te citeren: ‘Inkten wordt bij stripverhalen en een tekening gebruikt. Wanneer een tekenaar een schets maakt, trekt de inkter daarna alle lijnen over en dat wordt inkten genoemd.’