Ik sta bij de slager om vier slavinken te kopen. De slagersvrouw, die de winkel in haar eentje runt sinds de slager zelf overspannen raakte, is een vakvrouw. Zij rolt de slavinken zelf in hun spekmanteltje.
Naast mij staat een vrouw die ik wel vaker met haar boodschappentas in de buurt zie rondlopen. Ze geeft geen blijk van herkenning. Ze is een gerenommeerd vertaalster en ik heb vroeger, toen ik nog bij een uitgeverij werkte, weleens met haar te maken gehad. Ook in mijn jaren bij het NLPVF heb ik haar een paar keer vanuit de verte gezien. Nu we zo voor de toonbank van de slager naast elkaar staan, vind ik het tijd me bekend te maken. Ik geef haar een hand. ‘We hebben vroeger weleens contact gehad.’
Gelukkig, ze knikt. ‘Jij werkt toch bij het fonds?’
‘Wenst u verder nog iets?’ vraagt de slagersvrouw terwijl ze de slavinken in een zakje doet.
‘Een onsje ham.’
Ze maakt de plakjes extra dun, omdat ze weet dat ik dat graag wil. Anders is zo’n onsje zo snel op.
‘Nee, ik werk niet meer bij het fonds, ik schrijf nu over vertaalde literatuur, onder andere.’
O, trekt de door mij bewonderde vertaalster haar wenkbrauwen op. ‘Over Engelse literatuur?’ Nee, zeg ik, over Duitse, Midden- en Oost-Europese en Scandinavische literatuur.
Ik krijg een bewonderende blik terug. ‘Dat je al die talen leest.’
‘Nou, ik lees Duits, maar verder helaas niet.’ Ik lach nog: wie beheerst er nu al die talen, Pools, Deens, Russisch… en meteen moet ik denken aan Gerard Rasch, de vertaler die al die talen daadwerkelijk beheerste en met wie ik heel wat dagen over de manuscripten van zijn vertalingen gebogen heb gezeten. Wat een brille en kennis had hij. Wat een heerlijke dagen waren dat, waarin we serieus werkten en ook de slappe lach kregen.
Dan slaat de vertaalster toe. ‘Ik vind dat niet kunnen, dat je schrijft over boeken uit talen die je niet beheerst.’
‘Maar ik schrijf toch over de vertalingen en niet over de originelen?’ probeer ik nog.
‘Nou, dat was vroeger wel anders,’ zegt ze afgemeten.
De slagersvrouw gaat rustig door met mijn plakjes ham te snijden. Ze rangschikt ze zorgvuldig op een plastic schaaltje zodat het een evenwichtig stapeltje wordt.
Ik ben opgegroeid in een dorp. Van mijn zesde tot mijn tiende was ik iedere middag te vinden in de stal van boer Van Diepen. De boer en boerin hadden geen kinderen. Ik gaf de verstoten lammetjes melk uit een flesje, zette de kalveren krachtvoer voor, mestte de kalverstal uit. ’s Nachts werd ik soms uit bed gehaald om te helpen bij geboortes van kalfjes en biggen. Toen ik verhuisde kreeg ik als dank een zilveren tientje, dat jarenlang zorgvuldig bewaard was in een mooi doosje in de opkamer.
Ieder jaar liep ik met de boer mee om een vaars uit te zoeken. Het moest gaan om een vet exemplaar dat nog niet de melkproductie had van een oudere collega, en waarvan boer Van Diepen niet verwachtte dat het een topkoe zou worden.
Aaltje 9 was aan de beurt. Een veewagen kwam de koe ophalen, de boer ging mee. ’s Avonds kwam hij terug en zweeg in alle talen. De volgende dag werd in de hal, waar nooit iemand doorheen liep omdat iedereen achterom kwam, een groot stuk zeil gelegd. Een auto kwam Aaltje 9 brengen. De bloederige hompen werden uitgespreid in de hal en ik was de hele middag met de boerin bezig ze stuk voor stuk in plastic te wikkelen. De boerin zette met een zwarte stift ‘lende’ of ‘poot’ op het plastic. Daarna ging Aaltje de vriezer in. Het echtpaar Van Diepen had een heel jaar vlees.
Zou de slagersvrouw weten hoe je een koe slacht? Of hoe je een kalf ter wereld brengt, hoe je verstoten lammetjes voedt of dode biggetjes begraaft op de mesthoop? Ze hoeft dat toch niet te weten? Als geen ander kan zij mijn ham snijden en mijn slavinken rollen. Is dat niet genoeg?
Ik kijk de vertaalster naast mij even aan en verzamel moed. Nou ja, denk ik, ik doe ook maar mijn best. Als ík niet eens een vertaling mag bespreken, wie doet het dan? Het gaat er toch om dat ik de lezers van de krant laat zien welke boeken, in vaak virtuoos Nederlands vertaald, moeizaam uitgegeven, spaarzaam in de boekhandel aanwezig, de moeite van het lezen waard zijn? Waarom moet ik al die boeken dan in de oorspronkelijke taal kunnen lezen?
Bernlef sprak laatst in de bibliotheek in Den Haag over zijn vertalingen van de Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer. Hij had het over de ‘boventonen’: dat wat meezingt in de betekenis van een woord of zinsnede. En over hoe moeilijk het is om die ‘boventonen’ te herkennen, en te vertalen. Hoe diep je in een taal, in een gedicht in dit geval, moet kruipen om alles wat mee-resoneert te voelen.
Zelfs als je een andere taal, of andere talen, heel goed beheerst, is het toch moeilijk om al die boventonen mee te krijgen. Dat vergt studie en geduld. En dat is nu juist de verdienste van de vertaler, dat die al die resonanties meevertaalt. Ik lees graag Duitse boeken. En toch zal een briljante vertaler die er zijn werk van gemaakt heeft, veel meer boventonen horen dan ik. En dus een vertaling maken die rijker is en voller klinkt dan het Duits in mijn hoofd tijdens het lezen. Daarom lees en bespreek ik zo graag vertalingen.
Vroeger schreven alleen echte kenners van één bepaalde literatuur over vertalingen uit hun taal en werd een Hongaarse of Zweedse of Russische roman geïnterpreteerd en verklaard vanuit de Hongaarse/Zweedse/Russische literatuur, met alle kennis van dien. Mij interesseert juist ook wat een Pools boek uit 1930 nu in de Nederlandse cultuur kan betekenen. Wat voegt het toe aan het wereldbeeld van de eclectische lezer? Welke echo’s van andere schrijvers klinken er in zijn of haar hoofd? De recensent die Tonio van A.F.Th. van der Heijden leest, en de nieuwe Bernlef, en dan ook het fantastische Stad der Engelen van Christa Wolf of De mooie blanke armen van mevrouw Sorgedahl van Lars Gustafsson? Wat een rijkdom om die boeken met elkaar te kunnen vergelijken. En om op te kunnen schrijven dat Ismail Kadare een hermansiaanse truc uithaalt in zijn zojuist vertaalde roman Een noodlottig diner.
De slagersvrouw geeft me mijn wisselgeld terug. Ze overhandigt het zakje vlees met haar trotse middenstandsblik in de ogen. Een vakvrouw. ‘Tot tevredenheid, mevrouw?’
Ik grijns nog even zo vriendelijk mogelijk naar de vertaalster. ‘Zeer,’ knik ik de slagersvrouw toe.