De Filter Vertaalprijs 2011 voor de meest opvallende vertaling van 2010 is toegekend aan Jan Kuijper voor zijn vertaling uit het Middelnederlands van de strofische gedichten van Hadewijch. De vertaling verscheen onder de titel Liefdesliederen bij uitgeverij Athenaeum–Polak & Van Gennep.
In een oude, maar nog altijd bijzonder actuele tekst over vertalen heet het dat je vertalen ‘overal’ en ‘in de meest verschillende gestalten’ tegenkomt; niet alleen komen door vertaling mensen met elkaar in aanraking die een ‘aarddoorsnede’ van elkaar verwijderd zijn, ook werken uit talen die al ‘eeuwen geleden’ gestorven zijn kunnen door vertaling een heropstanding vieren. Maar, zo zegt die tekst verder, je hoeft niet eens het gebied van de eigen taal te verlaten om vertalingen tegen te komen, want ook dialecten en vroegere historische stadia van de eigen taal zijn in feite verschillende talen waaruit vertaald kan en soms moet worden. De jury van de Filter Vertaalprijs wil met deze verwijzing naar een oude autoriteit niet zozeer de vanzelfsprekendheid van haar eigen beslissing adstrueren, als wel beklemtonen dat ze de prijs wel degelijk toekent voor een vertáling uit het Nederlands in het Nederlands. De jury bekroont hiermee niet alleen een literaire vertaling die opvalt doordat ze zo uitmuntend is, maar een die op geslaagde wijze eeuwenoude teksten confronteert met modern Nederlands.
Filter-lezers zal het niet ontgaan zijn dat de tweetalige uitgave van de Liederen van Hadewijch door Veerle Fraeters en Frank Willaert vorig jaar al een van de zeven vertalingen was die een eervolle vermelding van de jury kregen. De ‘prachtig verzorgde ontsluiting’ niet alleen van het origineel, maar ook van de ‘oorspronkelijke melodieën’ bij een ‘belangrijke Nederlandse tekst’ werden geprezen. Waarom de prijs nu dan wel aan een vertaling van dezelfde teksten in een veel bescheidenere uitgave toegekend wordt, heeft louter te maken met de andersheid ervan. Fraeters en Willaert noemen hun vertaling zelf een ‘hulpmiddel om de Middelnederlandse tekst te begrijpen’ en hun ambitie ligt zeker niet in de productie van een literaire tekst die zou kunnen wedijveren met Hadewijchs tekst. Helemaal anders Jan Kuijper. Zijn vertaling is absoluut niet dienend, ze wil vooral Hadewijchs teksten in modern Nederlands laten spreken. Zonder parallelle brontekst gaat ze in haar eigen gestalte de confrontatie met het origineel aan. Een korte verantwoording van de vertaler en een situerend nawoord van Rosita Steenbeek zijn de enige begeleidende teksten. De vertaling spreekt voor zichzelf, en dat doet ze op een bijzondere manier.
De vertaler is naar eigen zeggen in de eerste plaats uitgegaan van het rijm (zoals Hadewijch zelf) en vervolgens van de zingbaarheid van zijn tekst (zoals Hadewijch zelf). De inhoudelijke weergave van wat er precies stond kwam als criterium pas op de derde plaats. Deze gebondenheid aan de vorm bezorgt een vertaler uiteraard veel problemen, ook al schuilt bijvoorbeeld de weergave van het juiste ritme vaak in een kleinigheid.
In het vijfde lied zingt Hadewijch bijvoorbeeld:
Der minnen pleghen es onghehoert,
Als hi wel kint dies hevet becoert,
Want si in midden den troest testoert.
Hine can ghedueren
Dien minne geraect
Hi ghesmaect
Vele onghenoemder uren
Drie rijmwoorden slechts, in de vorm aaabccb, drie lange, twee kortere en twee korte regels. Bij Kuijper is het:
Het gedrag van de liefde is ongehoord:
ze zet haar zoete vertroosting niet voort
terwijl ze die halverwege verstoort.
Je kunt het niet verduren:
je bent aangeraakt
en je doorwaakt
veel moedeloze uren
Alle formele voorwaarden zijn hier virtuoos vervuld, tot en met het overnemen van de oorspronkelijke rijmwoorden. Inventief is de omdichting van ‘Der minnen pleghen es onghehoert’ (De liefde dienen is verschrikkelijk) tot ‘Het gedrag van de liefde is ongehoord’. De mededeling ‘Als hi wel kint dies hevet becoert’ (zoals hij die het ondervonden heeft wel kent) moet wijken voor het rijm, de ‘onghenoemder’ (onbeschrijfelijke) uren worden om de klank, het ritme en de algehele strekking ‘moedeloze’. Hier vervult Kuijper zeker zijn eigen eerste voorwaarden, rijm, ritme en zang, in een volstrekt natuurlijk klinkend resultaat.
Maar niet alleen de vormgebondenheid maakt het vertalen moeilijk. Het meest opvallende kenmerk van Hadewijchs poëzie is haar ‘registrale’ karakter (Willaert), dat wil zeggen: ze put uit een veeleer beperkte woordenschat om met een niet-nalatende obsessie telkens weer hetzelfde, de liefde, op duizelingwekkende wijze te beschrijven. Vormgebondenheid en beperkt lexicon leveren niettemin vaak uitermate gecompliceerde rijmschema’s op. Die virtuositeit van rijm en ritme is door Kuijper volledig bewaard, vaak sluiten zijn woordvolgorde en andere keuzes zelfs nauw aan bij het origineel, maar toch slaagt hij erin de gedichten uitermate modern te doen klinken, wat zeker niet alleen ligt aan voor de hand liggende keuzes als ‘liefde’ voor ‘minne’ of ‘vrijen’ voor ‘gebruken’. Zijn vertaling respecteert Hadewijchs poëzie ten volle en voegt er tegelijkertijd een moderne dimensie aan toe. De moderne lezer krijgt een tekst aangeboden die hem tot lezen en herlezen uitnodigt, of beter nog, een tekst die de onmetelijke obsessie waarmee hij het onbenaderbare toch in woorden probeert te benaderen, de liefde, op de lezer weet over te planten.
Foto Martien Frijns
De jury wenst verder de volgende vertalingen eervol te vermelden:
Over alle vier de vertalingen, de bekroonde en de drie eervol vermelde, is elders in dit nummer van Filter meer te lezen.
De jury van de Filter Vertaalprijs wisselt elk jaar van samenstelling. Twee van de drie leden zijn steeds ook lid van de Filter-redactie, maar de jury neemt haar besluiten onafhankelijk van de redactie. Dit jaar bestond de jury uit Jabik Veenbaas (winnaar vorig jaar), Henri Bloemen (Filter-redactie) en Harm-Jan van Dam (Filter-redactie).