Literair vertalen in Bulgarije    69-74

Een geluk of een nachtmerrie?

Aneta Dantcheva-Manolova

Deze titel is niet overdreven voor een land als Bulgarije. Geografisch ligt het wel in Europa, maar aan de grens, toch een beetje erbuiten – met de ogen hoopvol op het Westen gericht en met één voet in het Oosten. Bulgarije is een eeuwenoud kruispunt van beschavingen en de bewoners van het land hebben een complexe identiteit. De tegenstrijdige natuur van de Bulgaar, die al eeuwen tot uiting komt in afwisselende stadia van trage groei en radicale, gigantische overgangen, is in de laatste vijftig jaar via ingrijpende politieke regimes nog gecompliceerder geworden.

Ondanks de democratisering, alle positieve ontwikkelingen en de machtige boost door de reusachtige stap die de toetreding tot de EU in 2007 betekende, blijven de toestanden verward. Enerzijds is de sfeer nog steeds postcommunistisch, beladen met de erfenis van het Oostblokverleden, anderzijds heerst er paradoxaal genoeg een wildkapitalistische markteconomie. Vooruitgang en achteruitgang in een land vol paradoxen, absurditeiten en extremiteiten. Een controversieel land dat ingewikkeld is in historisch, geopolitiek, etnisch en cultureel opzicht. Deze complexiteit bepaalt natuurlijk ook het vertalen. Dit artikel biedt een aantal gezichtspunten, schetsen en redeneringen over de achtergrond en de ontwikkeling van het literair vertalen in Bulgarije. Het is geen volledig overzicht maar een mozaïek van vrolijk-droevige fragmenten uit een niet-logisch verleden en het onvermijdelijke wrede heden van de overgang waarmee Bulgaarse vertalers moeten leven.

Tijdens de recente transformatie naar een totaal andere maatschappij, van ‘het rijpe socialisme’ naar de markteconomie, vond er een radicale verandering plaats in de status van de ‘intelligentsia’. Met de val van de Berlijnse muur verloren de intellectuelen hun hoge status. Ook voor vertalers vormde de bittere realiteit een desillusie. Hun toekomst is volstrekt onduidelijk. Zij leven voortdurend met het idee van ‘ja maar…’

IMG 8666
Nationale bibliotheek in Sofia

Onder het communisme had je immers een cultuur die rijkelijk gesubsidieerd werd. Of niet soms? Er waren toch garanties en allerlei zekerheden voor de ontwikkeling van de literatuur, voor de status van de schrijver, van de criticus, van de vertaler? Het juiste antwoord ‘ja, maar…’ confronteert je onmiddellijk met tegenstrijdige constateringen. ‘Ja, maar’ het was ook een uiterst geïsoleerd land diep achter het IJzeren Gordijn, ‘ja, maar’ ondanks dat wist men toch zo veel over de Grote Literatuur van de wereld. Ja, er was die harde, dogmatische, overheersende communistische ideologie, maar in de boekhandel had je auteurs als Thomas Mann, Borges, T.S. Eliot, James Joyce, Elias Canetti, en vrije denkers als Walter Benjamin, Benedetto Croce, Ortega y Gasset. Ja, het was een socialistische economie, arm aan ‘materiële goederen’, maar je had een door de overheid opgerichte en gesubsidieerde Vertalersbond, met een eigen caféclub in het centrum van de hoofdstad! Ja, er waren die uitstekende, verzorgde edities van de beste auteurs uit West-Europa bij een kwalitatief hoogstaande uitgeverij met de ‘gekke’ naam ‘Volkscultuur’, en toch werd er elitaire literatuur uitgegeven. En ja, er bestond een royaal gesubsidieerde cultuur, maar die werd tegelijkertijd meedogenloos gecontroleerd, gecensureerd, geïdeologiseerd en geïndoctrineerd (ja, maar... toch niet altijd?). Et cetera, et cetera. Dit zijn maar een paar voorbeelden van het paradoxale denken in Bulgarije.

Paradoxen
Hoe een vertaler met die paradoxen kan leven en zich verder kan ontwikkelen, is op zich ook een paradox. Het beeld dat om die reden het beste past bij de literair vertaler is dat van een morele overlever, een intelligente conformist die zich aan de voortdurend veranderende omstandigheden moet aanpassen. Het gaat niet alleen om brood op de plank. Het gaat om een nog wezenlijker overleven van de eigen psychische, intellectuele en morele integriteit, omdat de vertaler voortdurend op onaangename wijze geconfronteerd wordt met zich wijzigende ethische normen en waardesystemen.

De geschiedenis van de Bulgaarse Vertalersbond is relatief kort, hij werd pas in 1974 opgericht als de jongste van dergelijke culturele organisaties als de Schrijversbond, de Kunstenaarsbond, de Journalistenbond, de Muzikantenbond, de Architectenbond enz. Een ‘Atelier van de jonge vertaler’ vond hierbij aansluiting. De kersverse bond, een grote organisatie met een eigen administratie bestaande uit zeventig personeelsleden en een gegarandeerde gesubsidieerde status, was ideaal om alles van het literaire vertalen te omvatten. Zelfs ruim dertig jaar na dato klinkt het nog steeds goed. Het ondemocratische verleden is inmiddels achter de rug, er zijn andere tijden aangebroken, het lijkt alsof niets de vertalers meer in de weg kan staan om zich weer even fantastisch en ideaal te organiseren. Maar de bond zoals die nu is, is een mastodont. Met zijn brede scala aan secties, van ‘Literair vertalen’, ‘Theater en Films’, ‘Tolken – simultaan en consecutief’, ‘Non-fictie – humaniora’, ‘Technisch – wetenschappelijk’, ‘Theorie en kritiek’, tot ‘Beëdigde tolken en vertalers’, elk voor zich weer een kleine bond, streeft de overkoepelende bond naar het onmogelijke. Met deze structuur wordt geprobeerd een te grootschalige problematiek te beheersen en te veel tegenstrijdige belangen te verenigingen. En velen menen dat het nooit een echt goede organisatie kan worden. Na de ingrijpende sociaal-politieke verandering ontstond er dus voor de bewuste zelforganisatie van de vertalers helaas een vacuüm.Er ontbreekt een bindende kern.

Verder ontbreekt er in Bulgarije een actuele literaire pers, een tv- of radioprogramma waarin men zich kan herkennen, waarin het eigen werk geëvalueerd wordt en ideeën kritisch worden getoetst. Tja, de tijden van Bernard Pivot zijn nu zo’n beetje overal voorbij. Maar in het prille begin van het democratische Bulgarije betekende deze afwezigheid een enorme breuk. Van de rijke verscheidenheid in het publieke leven van de vertalersgemeenschap in het verleden bleven er vele vormen over, maar die konden de leemte niet vullen. Want het is niet zo dat er tegenwoordig geen literair leven meer bestaat. Integendeel, elke week is er wel iets; evenementen, bijeenkomsten, ontmoetingen, forums, of andere vormen van contact. Maar alles is meestal commercieel. Een boek moet inderdaad verkocht worden; wie heeft de tijd en het geld voor vlammende intellectuele debatten? Ook de literaire kritiek, ooit zo belangrijk, is voor wat vertalingen betreft tegenwoordig nagenoeg afwezig. De traditie van ‘clubs’ en dergelijke bestaat niet meer en ik betwijfel of internet dé bindende factor van de Bulgaarse vertalers kan zijn. In de informatie en reclame over verschijnende boeken worden vertalers vaak niet eens genoemd, zijn ze niet meer dan een ‘technisch detail’.

Met weemoed herinneren velen zich de ‘Tweejaarlijkse verslagen’, de grote overzichten van vertaalde literatuur. Heftige discussies, soms principieel, soms kleingeestig, ruzies, vaak echte schandalen rond de evaluatie van vertalingen… Ooit waren ze zo belangrijk, ze trokken ieders aandacht. De beoordelingen van de critici werden uiterst serieus genomen en waren van grote betekenis; soms kon een vertaler niet slapen omdat hij of zij – terecht of niet – bekritiseerd werd of de hemel in geprezen. De onderlinge intriges en complotjes konden jaren duren, en werden in het vertalerscafé onder het genot van een glaasje wodka steeds heftiger...

Zo ontstond er bijvoorbeeld een felle polemiek rond de vertaling van de roman Gros calin van Emile Ajar. De passages die met de werkelijkheid in de Sovjet-Unie spotten werden gewoon uit de vertaling geschrapt, het kon nu eenmaal niet anders. Maar de ‘vuile humor’, die destijds door de uitgever niet gecensureerd werd naar de maatstaven van het toen-geldende puristische taalgebruik, werd door de collega’s alsreactionair bestempeld. De inventief, met veel inspiratie vertaalde erotische scènetjes werden onthaald op woedende reacties van de oude generatie vertalers: ‘Schande! Wat een cynisme! Onze maatschappij heeft dit niet nodig!’ – iets wat een echte splitsing in het gilde veroorzaakte. Een paar dappere jonge vertalers kwamen op voor hun collega. Zij verdedigden hem in het openbaar, en niet alleen concreet zijn vertaling, vooral zijn recht en vrijheid om zo te mogen vertalen. Lange tijd daarna nog stonden hun namen op een inofficiële zwarte lijst, ze kregen de reputatie van onbetrouwbaar, van oproerkraaiers, van een gevaarlijk groepje extremisten, waarvan alles te verwachten was. Wie weet, vandaag is het de vrijheid van het vertalen, maar morgen…? De vrijheid om naar ‘het verrotte Westen’ te kunnen reizen en zo voort? Dit is een van de weinige gevallen van een openlijk dissidente reactie en van collegiale solidariteit in de Bulgaarse vertalerskringen van die tijd.

Een belangrijk en kwalitatief goed tijdschrift was en blijft Panorama. Het werd opgericht in 1980 en wordt uitgegeven door de Vertalersbond. Vroeger verscheen het zes keer per jaar, nu helaas steeds onregelmatiger en kampt het met grote financiële problemen. Het wordt grotendeels gesubsidieerd door de buitenlandse partners van wie de literaturen worden voorgesteld. Want subsidie van de overheid is er helemaal niet. Panorama is het enige tijdschrift dat zich met de problematiek van het vertalen bezighoudt, met theorie en kritiek, met concrete recensies, zelfs met portretten van vertalers. Plamak, ook een literair tijdschrift van kwaliteit, doorstond alle historische en politieke perikelen tijdens de negentig jaar van haar bestaan en blijft een serieuze tribune van engagement. Ook in de almanak Savremennik en in Fakel, dat onlangs zijn dertigste jaar vierde, verschijnen verzorgde literaire vertalingen.

De Vertalersclub was destijds een populaire trefplaats die veel mensen nog steeds missen. Daar, op de hoek van de straten Hristo Beltchev en Solounska staat nu een bank. Hoe symbolisch! Niets herinnert er nog aan dat het ooit een plek was waar een brede polyglotte wereld van literaturen en talen te gast kwam. ‘Nu mis je zelfs de schandalen!’ verzuchtte onlangs iemand, ‘met die gedwongen afzondering thuis…’

Tarieven, contracten en uitgevers
Dat het literair vertalen vandaag de dag geen hoge status geniet moge duidelijk zijn. Het werk wordt slecht betaald maar ookdat is relatief, vergeleken met de beloning van een verpleegster bijvoorbeeld. Eigenlijk wordt alles in Bulgarije slecht betaald. Het gaat niet eens zozeer om het bedrag dat wordt betaald, als wel om het mechanisme van onderhandelen dat aan de betaling ten grondslag ligt. Maakt de vertaler kunst of verricht hij een dienst? De opdracht van de uitgever, het voorstel aan de ‘huurling’, het te betalen honorarium, het al dan niet ondertekenen van een contract, deadlines, andere voorwaarden – het gebeurt allemaal in het donker. Nauwelijks wordt hier iets over losgelaten, laat staan in het openbaar bediscussieerd binnen het literaire veld. Al deze problemen moet je zelf, individueel en in de grootste discretie oplossen. Beroepsorganisaties worden er nooit bij betrokken en zelfs niet ingelicht. Of men gewoon bang is, of kinderlijk egoïstisch, of onwetend, of van dat alles een beetje, ja, het is menselijk. Van verfijnde wezens die, in stilte en eenzaamheid, diep verzonken zijn in de filosofie van een klassieker of in de barokstijl van een dichter kun je toch niet verwachten dat ze zoals de sterke mannen van de Bouwbond met de ijzeren vuist zullen slaan en voor hun belangen gaan staken?

De positie van de vertaler ziet er niet rooskleurig uit. ‘Onder ons’, via persoonlijke contacten met collega’s verneem ik dat er met hem/haar niet al te ceremonieel wordt omgegaan; dat zijn/haar cv niets meer betekent; dat hij/zij geen rol speelt bij belangrijke beslissingen rond het vertaalde boek, dat hij/zij als een ‘technische medewerker’ behandeld wordt en dat zijn/haar mening over de titel en de algehele aanpak niet op prijs gesteld wordt, dat er zelfs niet naar gevraagd wordt. Dat er soms schandalig lage tarieven worden geboden (en geaccepteerd) en, wat nog erger is, dat als je die niet accepteert, in jouw plaats, een vervanger, een student, zonder te veel pretenties de klus mag klaren. Voor de ‘grote vertaler’ is het onaanvaardbaar. Voor de amateur is iets beter dan niets. En de kwaliteit… nou ja, ‘daarmee kun je de honden voeden’, zoals een letterlijke vertaling van een Bulgaars spreekwoord luidt. En opnieuw dat ‘ja, maar’ in het land van de paradoxen. Want de situatie van de uitgevers is ook niet zo best; ik wil ze hier niet demoniseren. Veel uitgeverijen staan met hun rug tegen de muur. Hun excuus voor de lage betaling is hun eigen overleving en dat valt niet te negeren.

Na de rotsvaste bedragen van vóór het jaar 1989 belandden de tarieven in no time in een schemergebied en kantelden in heel korte tijd naar de twee uitersten van de hoopvolle ‘respectabele Europese betaling’ tot de uiterst lage bedragen volgens ‘de principes van de markteconomie’. Nog tijdens de periode van de financiële inflatie in de jaren 1996–1997, toen de altijd te traag reagerende Vertalersbond aan ‘aanbevolen tarieven’ dacht, was het al te laat. Eigenlijk was het elke keer te laat voor een regulering van de tarieven. Het logische eindpunt was een puur uit de praktijk geboren gemiddelde betaling voor een standaardbladzijde van 1800 tekens (betaling per woord komt niet voor in Bulgarije). Dit geldt voor de ‘grote talen’, vooral het Engels natuurlijk. Bij de kleine en exotische talen bestaat er een grote verscheidenheid (‘van 50–100% meer’), maar hoe de praktijk eruitziet bij iedere uitgever afzonderlijk is onmogelijk te ontrafelen. Een officieel normtarief, of liever ‘aanbevolen’ tarief, is er nog steeds niet, en de praktijk alleen is aan het woord.

Ik ken mensen die twee of drie boeken hebben vertaald via een informeel contract op vriendschappelijke en vertrouwelijke basis die uiteindelijk niet zijn uitbetaald, omdat ze de uitgever – ‘een oude vriend’ – vertrouwden, en toen hij failliet ging visten ze achter het net. O ja, een schriftelijk contract is er altijd, dat wel. Maar ik ken geen enkele vertaler die op basis daarvan naar de rechter gestapt is.

Interessant is dat er in het Bulgarije van nu, het armste land in de EU, met zijn moeilijke economische ontwikkeling, stagnatie, enorme ‘braindrain’ en massale emigratie (volgens officiële bronnen is de bevolking sinds 1989 gedaald van 9 miljoen tot 7,5 miljoen), toch heel veel boeken worden uitgegeven! Niets van het belangrijkste in de wereldliteratuur ontbreekt en er is nog veel meer. Een bestseller ergens in Europa of Amerika wordt vandaag nog vertaald en hop op de Bulgaarse markt gebracht. Nobelprijswinnaars prijken al heel snel op de rekken van alle stalletjes rond de tramhaltes. Ik wil hier graag benadrukken dat al die schrijvers er komen dankzij de Bulgaarse vertalers, die zichzelf beschouwen als bruggenbouwers en fungeren als bemiddelaar tussen landen en culturen.

Taalzorg
Het Bulgaars als taal neemt een aparte plaats in tussen de Slavische talen. De taal is de neerslag van het eeuwige kruispunt van beschavingen en culturele invloeden. Vandaag de dag ervaren Bulgaarse vertalers helaas extra complicaties door de problematiek van de transliteratie en de transcriptie van het Cyrillische en het Latijnse schrift. Ook de massaal opkomende neologismen zorgen voor veel vertalersverdriet. Geen enkele overheidsinstelling houdt zich serieus met taalzorg bezig en de volle omvang van de ramp is pas voorstelbaar als je zelf met de praktijk in aanraking komt. Een voorbeeld: hoe moet de naam Al Quaida in ondertitels op tv, in een artikel of in een boek in het Bulgaars geschreven worden? Met twee hoofdletters, met één? Met een koppelteken, met twee of zonder? Moeten in principe namen van organisaties en dergelijke tussen aanhalingstekens staan, moeten ze worden vertaald, of fonetisch weergegeven, en zo ja, via welke tussentaal, Engels, Arabisch…? De werkelijkheid anno 2010 is in Bulgarije een allegaartje. Nu heeft elke instelling inofficieel ‘eigen regels’, bij elke krant is het anders, zelfs op één en dezelfde pagina van één en dezelfde krant. Soms zijn de namen getranscribeerd, soms vertaald, soms is het een mengeling van de twee en de variaties zijn eindeloos. Hoezo? Het Bulgaars kent toch regels voor grammatica, spelling en interpunctie? Ja, maar die worden massaal aan de laars gelapt en het sterkste argument in de discussie is ‘zo staat het op het internet!’ Naslagwerken? Wat doet het Instituut voor de Bulgaarse taal dat vroeger als hoogste instantie de ontwikkeling van de taal volgde en normatief actualiseerde? Misschien iets, maar te weinig. Veel problemen worden opgelost door een toevallige werknemer, en die wordt gedwongen iets in no time te vertalen. ‘Je hoort het zo toch in het Engels?’ is dan het argument, en daarmee wordt bedoeld dat hij of zij de naam van een president of van een Vlaamse minister fonetisch doorgaf; maar dat er bepaalde regels voor transcriptie en transliteratie bestaan, daar hebben ze nog nooit van gehoord. Laat staan dat ze weet hebben van een traditie, waarin bijvoorbeeld geografische namen als Marseille en Washington in het Bulgaars worden ‘vertaald’ als Marcilia respectievelijk Vasjington.

Missie
Hoe is het mogelijk dat er ondanks dergelijke wantoestanden nog literaire vertalers bestaan? Die zijn er namelijk wel degelijk, zelfs uit het Nederlands. Door specifieke historische en politieke factoren heeft de Bulgaarse neerlandistiek een relatief korte geschiedenis. Het gebeurt wel dat vertalingen van Nederlandse boeken via een tussentaal tot stand komen (in het verleden het Russisch en tegenwoordig af en toe via het Engels of het Duits), maar dat zijn uitzonderingen. Onder de belangrijkste uitgaven vinden we werk van Multatuli, Huizinga’s Homo ludens, Het dagboek van Anne Frank, een bloemlezing van Louis Couperus, Turks fruit van Jan Wolkers, Rituelen van Cees Nooteboom, romans van Hugo Claus, Louis Paul Boon, Harry Mulisch, Margriet de Moor, Arthur Japin, Connie Palmen, Vlaamse poëzie... Maar bereiken ze feitelijk de Bulgaarse lezer? Het is altijd mijn eigen prioriteit geweest om naast het vertalen zo veel mogelijk aandacht aan popularisering te besteden. Popularisering is noodzakelijk voor de ontmoeting van twee zo verschillende werelden. De Bulgaarse lezer en de Nederlandse schrijver, deze ontmoeting moet op de een of andere manier tot stand worden gebracht, deze protagonisten mogen elkaar niet missen. Anders is alle inzet van de vertaler voor niets geweest. Het is mij in de loop der jaren toch gelukt een aantal boeken in tv- en radioprogramma’s voor te stellen, beelden en foto’s te laten zien, iets in het algemeen over de Nederlandse literatuur aan het brede publiek te vertellen.

Soms moest ik met ‘Hebban alla vogalla…’ beginnen, wat ik eigenlijk heel leuk vond. Het feit echter dat ik voordurend van voren af aan moest beginnen, was ontmoedigend. Waar blijft de continuïteit? De Nederlandse literatuur krijgt nog steeds niet de plaats die zij verdient. Op chaotische wijze vinden die eigenlijk niet eens zo weinig vertaalde boeken hun potentiële lezers, dat is de conclusie. In de zee van reclames op internet worden ze gereduceerd tot ‘een van de vele’, onderscheiden ze zich niet genoeg. En ik ervaar het als onrechtvaardig.

Tot slot een lichtpuntje. Het literaire tijdschrift Plamak heeft ondanks alles al vier themanummers over Nederlandstalige literatuur samengesteld. Die werden door het hele land verspreid. In samenwerking met de Belgische ambassade lukte het mij twee mooi verlopen presentaties van de Vlaamse nummers te organiseren in het Paleis van Cultuur in Sofia, met acteurs die de teksten voorlazen. In het Nationale Museum voor Oorlogsgeschiedenis was een mooie ‘Avond van de Vlaamse literatuur’; in de Nationale Bibliotheek vond de presentatie van Menuet van Louis Paul Boon plaats, in de Hoofdstedelijke Bibliotheek die van de roman Het verlangen van Hugo Claus, alsook een kennismaking met Vlaamse dichters. Het kostte inderdaad veel inspanning, maar schonk het aangename gevoel van een voldane missie. En met dat woord ‘missie’ wil ik graag eindigen, want het overleven in materiële en morele zin mag voor de Bulgaarse vertaler een nachtmerrie zijn, zijn ‘geluk’ vindt hij vaak in die ‘missie’.