Niet voor watjes: Beckets Watt in het Nederlands    56-58

Dirk Van Hulle

Watt, de laatste Engelse roman van Samuel Beckett voor hij in het Frans begon te schrijven, is lange tijd enigszins miskend geweest, maar sinds enkele jaren herontdekt. Om een inzicht te krijgen in de poëtica van Beckett is dit een sleutelwerk. Het is geschreven tijdens de Tweede Wereldoorlog en weerspiegelt Becketts toenemende taalscepsis (onder meer onder invloed van zijn lectuur van Fritz Mauthners Beiträge zu einer Kritik der Sprache). Het resultaat is een heel bijzonder boek, dat gepresenteerd wordt als een transcriptie van een onvoltooid manuscript met achteraan nog een reeks ‘Addenda’. Heel wat aspecten van Becketts latere werk zijn er al in te herkennen: de meedogenloze herhalingen, de droge humor, de manier waarop hij de menselijke ratio voortdurend op de korrel neemt door over de meest banale situatie alle mogelijke denkpistes uitputtend te onderzoeken. Bovendien onderstreept deze roman het belang van Beckett als prozaschrijver. Beckett wordt vaak uitsluitend als toneelschrijver voorgesteld, maar zijn prozawerk en ook zijn poëzie verdienen zeker evenveel aandacht. Sinds kort – onder meer dankzij de annotaties van Chris Ackerley (Obscure Locks, Simple Keys: The Annotated ‘Watt’, 2005) – heeft dit sleutelwerk eindelijk zijn plaats gekregen in de Beckett-canon.

Watt is een experimentele roman die veel van zijn lezers eist. Daarom is het niet alleen van groot belang dat het werk nu vertaald is; het impliceert ook een bijzondere prestatie van de vertaler. De hoge moeilijkheidsgraad van de vertaling hangt samen met de centrale paradox van het boek: de tekst stelt door middel van een virtuoos taalgebruik voortdurend de gebreken van de taal ter discussie – ‘omdat wat we weten in niet geringe mate deel uitmaakt van wat met zo gelukkig gekozen bewoordingen het onuitsprekelijke of het onuitdrukbare is genoemd, zodat iedere poging het uit te spreken of uit te drukken gedoemd is te mislukken, gedoemd, gedoemd is te mislukken’ (62). De spanning die deze paradox veroorzaakt, blijft even sterk in de schitterende vertaling van Onno Kosters.         

Weinig werken verliezen zo veel door parafrase als Watt. De titelheld neemt de trein om in dienst te treden bij meneer Knott tot hij vervangen wordt, het huis van meneer Knott verlaat en weer de trein neemt. De vraag wie of wat Knott is (en wat niet) blijft onopgelost. Mogelijk gaat het om een poging om het niets te ervaren, onder Becketts geliefkoosde motto van Democritus: ‘Naught is more real than nothing.’ Het existentiële van de hele onderneming wordt benadrukt door de treinreis en de wachtkamer in het station. In zijn aantekeningen over psychologie uit de jaren dertig noteerde Beckett onder meer een passage uit Das Trauma der Geburt, waarin Otto Rank uitlegt dat heel wat treinreizigers liever niet met hun rug naar de locomotief zitten. Dat zou te maken hebben met het trauma van de verwijdering van de moeder bij de geboorte – in Becketts samenvattende, tweetalige notitie: ‘disinclination of many persons to travel with their backs to the engine & sortir les pieds en devant’ (TCD MS 10971/8/35). Ondanks deze afkeer zit Watt met zijn rug naar de locomotief gekeerd: ‘Nu al gaf Watt er de voorkeur aan met zijn rug naar zijn bestemming te zitten’ (Watt 2006: 28). ‘Nu al’ zou dan kunnen suggereren dat het om een prenatale situatie gaat, gevolgd door een leven ten dienste van Knott tot Watt weer de trein neemt. Hij moet op de trein wachten en in het midden van de wachtkamer zakt hij ‘sigmavormig’ (in foetushouding) in elkaar, wat Otto Rank ongetwijfeld als een terugkeer naar de moederschoot zou duiden, een wens om het trauma van de geboorte ongedaan te maken.

In de talloze psychologische studies die Beckett doornam heeft hij inderdaad gelezen hoe ‘room’ voor ‘womb’ kan staan. Hij noteerde: ‘Symbolisation is an unconscious process, the subject is unaware of the meaning of the symbol, even of the existence of symbol, which he accepts as the reality. (…) It is true that the symbol may be ambiguous (as room for womb or for woman)’ (TCD 10971/8/11-12). Dat las Beckett bij Ernest Jones, die hij in zijn aantekeningen ‘Erogenous Jones’ noemt. Het is een indicatie van de mate waarin Beckett alle pseudowetenschappelijke pretenties parodieert. De grote psychologische inzichten hadden hem niet geholpen toen hij ze nodig had; in Watt lijkt hij er de draak mee te steken. Wat Rank ook mocht beweren over baarmoeders en moederschoten, en wat Jones ook wist te vertellen over ‘symbolisation’, Watt eindigt met als laatste addendum: ‘no symbols where none intended’ – ‘hoed u voor symbolen’ (246).

Een van de overige addenda (‘never been properly born’) wordt in het Nederlands ‘nooit in ware zin geboren zijn’. Zonder ‘zijn’ zou het fragmentkarakter van dit addendum misschien sterker uitkomen en op die manier de breuk met de oorspronkelijke context in de verf zetten. Het is een variant van een fragment uit een lezing van Carl Gustav Jung die Beckett in de jaren dertig bijwoonde. Jung had verteld over een van zijn patiënten, een meisje dat aan een infectie was gestorven en volgens hem ‘never been born entirely’. Beckett heeft dit fragmentje met enige variatie (‘entirely’ / ‘properly’) onthouden en later meermaals in zijn werken gebruikt. In een interview paste hij het zelfs toe op zijn eigen Existenz. In die zin is de toevoeging van ‘zijn’ in de Nederlandse vertaling en de voortzetting van de lichte variatie (‘entirely’ / ‘properly’ / ‘in ware zin’) een te verantwoorden verrijking, tegen het motto ‘less is more’ in.

De brontekst creëert nog eens extra moeilijkheden door de ‘wijze van spreken’ van het hoofdpersonage, die verandert in de loop van de tijd. Watt spreekt zoals hij zich voortbeweegt – achterstevoren – zodat hij de woordvolgorde binnen de zin omkeert. Maar zijn manier van spreken wordt steeds ingewikkelder en de verteller heeft steeds meer moeite om Watt te begrijpen: ‘Van deze klanken begreep ik aanvankelijk, al liepen we kruis aan kruis, de ballen’ (158). Zo is er een periode waarin Watt niet alleen de woordvolgorde binnen de zin, maar de lettervolgorde binnen het woord begint om te keren. Op die manier heeft hij het over de vijf zintuigen: ‘Ot bro, lap rulb, krad klub. Ot murd, wol fup, wol fup. Ot niks, sorg sam, sorg sam. Ot lems, lats lams, lats lems. Ot gnut, trat stews, trat stews’ (Watt 1953: 165). Op een kladblad (bewaard in het Harry Ransom Humanities Research Center) heeft Beckett – met het oog op de vertaling naar het Frans – een lijstje gemaakt met de vijf ‘zinnen’ zoals die in Standaardengels zouden luiden:

To orb [zicht], pale blur, dark bulk
To drum [gehoor], low puff, low puff
To skin [tastzin], gross mass, gross mass
To smell [reukzin], stale smell, stale smell
To tongue [smaak], tart sweets, tart sweets

In het Nederlands vertaalt Onno Kosters dit virtuoos: ‘Rov og, ekelb kelv, reknod gnid [Voor oog, bleke vlek, donker ding]. Rov or, etchaz gij, etchaz gij. Rov dui, tioerg tev, tioerg tev. Rov keur, effum tchul, effum tchul. Rov gnot, rettib teewz, rettib teewz.’ De huid (‘skin’ / ‘niks’) wordt in het Engels in verband gebracht met ‘mass’ / ‘sam’. Zo verstopt Beckett zich in zijn tekst zoals Bruegel in zijn schilderijen; en tegelijk verbindt hij zichzelf met ‘niks’. Dit kleine detail is onmogelijk te bewaren in de vertaling, maar wat Onno Kosters met de rest van deze moeilijke passage doet, is magnifiek en werkt uitstekend in het Nederlands. De verschillende zintuigen beginnen te interageren, zodat de tekst door de ‘muffe lucht’ (reukzin) van de weeromstuit – bij wijze van spreken – moet niezen: ‘Vor keur, effum tchul, effum tchul.’ Alleen al door de welluidendheid van de omkering verandert de ‘muffe lucht’ in haar welriekende tegendeel. En de ‘tart sweets’ (smaakzin) worden niet gewoon bitterzoet, maar ‘bitter zweet’. Hier is zonder meer een tekst ontstaan die als zelfstandige Nederlandse tekst heel erg te waarderen is.

De moeilijkheid van de vertaling van Becketts teksten in het algemeen, en van Watt in het bijzonder, ligt vooral in de extreme ambiguïteit. Van een vertaler wordt gewoonlijk verwacht dat hij knopen doorhakt en keuzes maakt. Dit verwachtingspatroon staat dus haaks op Becketts poëtica, die juist zoveel mogelijk die reductieve tendens tegenwerkt. Dat deze knappe vertaling even open staat voor interpretatie als het origineel is het gevolg van een uitzonderlijke vertaalprestatie.

 

Samuel Beckett, Watt. Uit het Engels vertaald door Onno Kosters. Utrecht: Uitgeverij IJzer, 2006.


Bibliografie
Beckett, Samuel. 1981 [1953]. Watt. London: Calder.

Beckett, Samuel. 2006. Watt. Uit het Engels vertaald door Onno Kosters. Utrecht: Uitgeverij IJzer.