Nederlandse poëzielezers zijn niet verrukt van dichters met een boodschap, laat staan van dichter-profeten. Het werk van zulke dichters als Albert Verwey, J.A. Dèr Mouw/Adwaita en Ida Gerhardt wordt ofwel – bij de eerste – niet gelezen, of – bij de andere twee – gelezen op een manier die door die dichters vermoedelijk niet ideaal gevonden zou worden, bij stukjes en beetjes namelijk. Dichter-profeten schrijven gewoonlijk oeuvres, waarin elk gedicht een steentje is in een groot poëtisch en metafysisch bouwwerk; de paar losse gedichten die we van Adwaita en Gerhardt kennen zijn dan ook niet de kunstwerken zelf, maar slechts onderdelen ervan. Men dient Verweys Oorspronkelijk Dichtwerk als geheel te lezen, net als Adwaita’s in twee delen gepubliceerde verzen, Brahman I en II. Ida Gerhardt – zo herinner ik het mij – had om haar claim op het Grote Ene steeds opnieuw tot uitdrukking te brengen, bij haar uitgever een soort abonnement op de uitgave van Verzamelde Gedichten, die bij elke nieuwe bundel dus omvangrijker werd.1 De soms bijna religieuze ‘grootspraak’ van dit soort dichters past niet bij een meer bescheiden opvatting van het dichterschap, die de gemiddelde Nederlander – lezer én dichter – waardeert.
De ontvangst van de über-grosse, negentiende-eeuwse dichter Walt Whitman, de heraut van de Amerikaanse democratie, door 22 van zijn hedendaagse Nederlandse collega’s getuigt ook weer van die afkeer van de dichter-profeet. De zojuist verschenen eerste volledige vertaling van de eerste editie van Whitmans Leaves of Grass uit 1855 maakt van een werk dat de dichter als een Eenheid presenteerde, een staalkaart van de hedendaagse Nederlands poëzie: tweeëntwintig Nederlandse dichters werd gevraagd elk een stuk vrij te vertalen.2
Eenheid schrijf ik met een hoofdletter omdat Whitman in dat grote werk dat op de grens balanceert van proza en poëzie, die eenheid ambieerde, in zekere zin tot onderwerp zelf had gemaakt. De gedichten die hij na zijn debuut uit 1855 schreef, voegde hij uiteindelijk allemaal in nieuwe edities van Leaves of Grass in. De eenheid die Whitman nastreefde was er een in velerlei betekenis: de eenheid van het grote en het kleine, van lichaam en geest, van lust en zuiverheid, de eenheid van een samenleving met slaven en meesters, vechters en slachtoffers, de eenheid van oost en west, van subject en wereld, de eenheid van dichter en burger, enzovoort.3 Het lijkt door mijn formulering alsof Whitman in dialectische zin tegendelen probeerde te verzoenen, maar dat is niet juist; het ging hem om de eenheid achter de veelheid. Walt Whitman was eerder een oosterse dan een westerse profeet.4
Dat die eenheid ook in de stem van Whitman in zijn werk te horen is, spreekt voor zich: hij toetert zijn Vragen, Observaties en zijn Waarheden, die wij in Nederland pas met het symbolisme van na-Tachtig te horen krijgen, in een eindeloze ritmische cadans uit. Je krijgt de neiging als je Leaves of Grass leest, zelf nog wat vragen, observaties en waarheden aan het werk toe te voegen en ik denk dat als je dat zou doen, niemand dat eigenlijk zou merken. Je dreunt gewoon voort in Whitmans stem die je na zo’n vijf à zes pagina’s wel te pakken hebt.5
De redacteuren van de nieuwe vertaling gaan aan die laatste constatering, de eenheid – of minder hoogdravend: de dreun – van Whitmans stem, voorbij. Hun inleiding is bedoeld om van Whitman een postmoderne, meerstemmige dichter te maken (‘Zijn portret is een subliem model van de poëtische collage of montage’), wiens werk gekarakteriseerd wordt als ‘een koor van stemmen of een weefsel van fragmenten’, als een ‘stemmentheater’. Dit is, met alle respect voor de redacteuren, een gekunstelde interpretatie van dichter en werk die geen recht doet aan onze toeterende profeet-dichter: hij is een Dichter uit één stuk, die inhoudelijk mischien wel de veelheid van stemmen in de grote Amerikaanse wereld wil vangen, maar dat formeel met één poëtische stem doet.
Deze geforceerde interpretatie van Whitman heeft mijns inziens slechts het doel om de vertaling van het werk door verschillende dichters te motiveren: ‘[...] de vertaling [moest] het werk zijn van een collectief, van een kleine gemeenschap van dichters. Verschillende vertaalstijlen zorgen bovendien voor een democratisch draagvlak in de geest van het boek.’
Deze vertaling eigent zich met andere woorden Whitman op onjuiste gronden toe, gaat naar goed-Nederlandse traditie voorbij aan de grootsprakelijke eenheids-pretenties van Whitman en levert ons ten slotte de dichter-profeet in stukken. De nieuwe uitgave is gelukkig een tweetalige editie, dus wie de dichter-profeet wil lezen, kijkt op de Engelse linkerpagina’s en wie Nederlandse poëzie wil lezen op de rechter. Om Whitman in het Nederlands te lezen, moeten we wachten op de vertaling die vertaler Jabik Veenbaas in zijn eentje voorbereidt. Laten we hopen dat hij Whitman wel ‘heel’ aflevert.
Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Vertaald door Huub Beurskens, Anneke Brassinga et. al. Onder redactie van Jacob Groot en Kees ’t Hart. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij BV, 2005.
Noten
1 Met Ida Gerhardt deelt Whitman, die ik hier in zijn hoedanigheid als dichter-profeet bespreek, ook wat ik maar even noem de pose van de miskenning. Whitman creëerde geheel tegen de werkelijkheid in de mythe dat zijn debuut negatief besproken of veronachtzaamd was. Zie: Donald S. Reynolds, Walt Whitman’s America. A Cultural Biography (New York: Vintage Books, 1996), p. 339 e.v. Ik denk dat beiden als ze over miskenning spraken vooral dachten aan de miskenning van hun profetenstatus, niet van hun dichterschap, waarvoor beiden uitbundig werden geëerd.
2 Hoe vrij er vertaald moest worden, laat Ilja Leonard Pfeijffers vertaling zien: hij vertaalt niet, maar schrijft in poëzie een commentaar op Whitmans regels. In het Whitman-nummer van De Revisor 32 (2005) 3-4, dat de uitgave van deze vertaling begeleidde, schrijft hij over de intenties van de redacteuren, die meer Pfeijffer en minder Whitman wilden (p. 66).
3 Enzovoort staat hier niet als een stopwoordje, maar als een essentiële karakterisering: Whitmans maakte van enzovoort werk en kon niet stoppen er invulling aan te geven. In die zin lijkt hij wel een beetje op Robert Burton uit mijn stukje in het vorige nummer van Filter.
4 Zie ook de inleiding van Malcolm Cowley bij de Penguin Classics-uitgave van Walt Whitmans Leaves of Grass. The First (1855) Edition.
5 Zie noot 3.