Het bekendste boek van Astrid Lindgren, Pippi Långstrump in het Zweeds, Pippi Langkous in het Nederlands, behoort tot de meest vertaalde boeken ter wereld, met vertalingen in ongeveer zeventig talen. Het boek verscheen in Zweden in 1945 en veroorzaakte veel commotie en discussie. Er waren critici die in het boek de belichaming zagen van het ‘nieuwe kind’ en het boek verwelkomden als een zowel qua vorm als inhoud revolutionair werk. Sommigen brachten de speelse elementen in het verhaal meteen in verband met de toentertijd nieuwe stroming van het modernisme en waardeerden de innovatieve elementen in de tekst. Maar er waren ook critici die het boek vanuit verschillende oogpunten volledig afkraakten.
In dit boek leeft een negenjarig meisje helemaal alleen in een huis, ze is enorm sterk en bepaalt haar eigen leefregels. Ze heeft een grote mond tegenover volwassenen en kan de meest bizarre en exotische leugenachtige verhalen en nonsensrijmen ophangen. Critici die kinderliteratuur vooral als pedagogische, opvoedende literatuur beschouwden, kwamen al gauw met de vraag wat lezende kinderen nu eigenlijk met deze Pippi aanmoesten. Moesten de kinderen ook hele taarten verorberen, proberen met één arm een paard op te tillen, het bos in rennen om vliegenzwammen te gaan eten en hoog in de lucht een dansje opvoeren? Wat voor maatschappij zouden we krijgen als kinderen dachten dat ze even belangrijk waren als volwassenen en kleine alleenstaande meisjes niet in een kindertehuis woonden, maar politieagenten die bij haar aan de deur kwamen optilden? Wat was dat voor meisje dat liever snoep had dan vreselijk vieze levertraan? En wat zouden we voor kinderliteratuur krijgen als het doorgeven van belangrijke esthetische idealen en normen en waarden niet langer de kern vormden van de kinderliteratuur? Als het ondermijnen van autoriteit en het onderhoudende, fantasierijke vertellen echt belangrijk zouden worden? Deze meningen van de belangrijkste Zweedse critici moeten de tijdgeest in zowel Europa als de Verenigde Staten enigermate weerspiegeld hebben. Want wat gebeurt er in de meeste (of vrijwel alle) vertalingen van kinderliteratuur? De literaire en opvoedkundige normen van de doelcultuur worden ineens heel belangrijk. Dus de vertalers en uitgevers van vertaalde kinderliteratuur richten zich naar de normen die in hun eigen cultuur en tijd gelden.
In dit artikel wil ik vooral kijken naar enkele vroege vertalingen van Pippi Långstrump om te zien welke voorbeelden er zijn van aanpassingen aan de doelcultuur. Het gaat er ook om te achterhalen waaróm de teksten eventueel veranderd werden. De nadruk ligt vooral op vertalingen in de andere Scandinavische talen, de Duitse, de Britse, de Amerikaanse en de Franse vertalingen. Deze stammen allemaal uit de late jaren veertig en de vroege jaren vijftig. Er worden ook voorbeelden uit de Nederlandse vertaling (1952) en de vertaling in het Afrikaans (1972) gegeven, beginnend met een opmerking over de Nederlandse situatie naar aanleiding van de meest recente Pippi uitgave.1 De Nederlandse vertaling heeft een interessante geschiedenis. De boeken zijn in 1952 waarschijnlijk op initiatief van de vertaalster Lisbeth Borgesius-Wildschut in het Nederlands vertaald en hebben sindsdien meerdere bewerkingen ondergaan. Zo zijn sommige nonsensverzen die in latere edities ontbreken in de eerste vertaling nog wel aanwezig. De laatste herziene editie, door de uitgever Ploegsma aangekondigd als ‘een nieuwe, leesbaardere Pippi’, stamt uit 2004 (Pippi NL2004). Het moet gezegd dat de taal gedeeltelijk op een prettige manier is geactualiseerd, maar het is toch wel verbazend dat een gerenommeerde uitgeverij als Ploegsma de Nederlandse vertaling redigeert zonder dat er iemand met enige kennis van het Zweeds aan te pas is gekomen. Het enige wat Ploegsma gedaan heeft om de geactualiseerde versie te testen, is de tekst laten voorlezen door een ervaren leesmoeder aan een groep kinderen om te zien of ze in de bewerkte vorm bij de kinderen aansloeg.2 Een dergelijke bewerking kun je gerust bijzonder target text orientednoemen, om met de Finse onderzoekster Riitta Oittingen te spreken.3 In mijn opvatting zit een vertaling altijd tussen twee culturen en/of talen in. Ze heeft betrekking op een brontekst uit een andere taal (anders zou het geen vertaling zijn) en ze is bedoeld voor een nieuwe doelgroep in de taal waarin ze vertaald is. Maar het extensief redigeren van een bestaande vertaling, waaronder het uitbundig wegstrepen van belangrijke passages uit de brontekst, zou je eigenlijk eerder een vrije bewerking moeten noemen en niet langer een vertaling. In het vervolg zal het gaan over internationale voorbeelden van tekstveranderingen in zowel vertalingen als latere bewerkingen.
Voorbeelden uit de internationale vertalingen
Na de stevige kritiek op het boek in Zweden, waarin onder andere de hoofdfiguur gekarakteriseerd werd als waanzinnig en geconcludeerd werd dat ook de schrijfster geestesziek moest zijn, en waarin zelfs voorgesteld werd Lindgren daar te verdrinken, waar de zee het diepst is, zou je kunnen verwachten dat uitgeverijen huiverig zouden zijn voor een dergelijk boek.4 Toch lijkt het erop dat de meeste Scandinavische uitgeverijen er niet zoveel moeite mee hadden. Bij de lancering van de Deense, Noorse en Finse vertalingen in 1946 en de IJslandse vertaling van 1948 was men nog niet zo bang voor zulke reacties als bij latere vertalingen in andere doelculturen. De enige substantiële verandering die ik in de Scandinavische vertalingen heb gevonden betreft de situatie aan het begin van het boek, waar Pippi liever snoep wil dan levertraan. In de Noorse vertaling weigert ze geen levertraan maar leverpaté. Blijkbaar leek het in het naoorlogse Noorwegen geen goed idee om kinderen aan te moedigen te gaan twijfelen aan het nut van deze belangrijke aanvulling op hun dieet.5
Er zijn meer veranderingen te vinden in de niet-Scandinavische vroege vertalingen, in de Duitse van 1949, de Amerikaanse van 1950, de Franse van 1951, de Nederlandse van 1952 en de Britse van 1954.6 De meeste van deze zijn intussen door nieuwe vertalingen of door min of meer geslaagde bewerkingen vervangen. Zoals gezegd beleeft Pippi, en de lezers met haar, veel plezier aan haar exotische, soms gruwelijke verhalen. Ze plaatst haar leugenverhalen graag in een exotische context, om ze meteen als ‘mundus inversus-motieven’ te markeren en om zich de discussie over de waarachtigheid daarvan te besparen. Pippi bedenkt meerdere verhalen over haar grootmoeder en ze verzint daarbij ook een hulp in de huishouding, Malin. Malin heeft rare gewoontes: zo blaft zij altijd als er bezoekers komen. Als de vrouw van de deken op bezoek komt, bijt ze deze zelfs in haar been, en omdat de vrouw zo vreselijk schreeuwt klappen Malins kaken dicht. Ze kan het been dagenlang niet los laten, tot op vrijdag, de dag waarop men ook in het protestantse Zweden liever eet vis dan vlees. In veel vertalingen van deze passage zijn veranderingen aangebracht, het meest dramatisch in de eerste Duitse vertaling. Daarin blaft Malin ook, maar ze bijt niet. De vrouw van de deken schreeuwt wel weer – met iets minder aanleiding zou je kunnen stellen. En nu is het Malin die vreselijk schrikt en uitgeput, zogenaamd als straf, in bed gaat liggen. In de vroege Franse vertaling is niet zozeer veranderd, als wel gewoon geschrapt, de meeste leugenverhalen zijn weggelaten.7 Waarschijnlijk beviel in de Franse doelcultuur de mengeling tussen fantasie en realistische of zelfs al te realistische elementen niet zo goed. De Franse vertaling is ook erg terughoudend in tekstpassages waarin gezagdragers belachelijk worden gemaakt, of het nu gaat om de lerares of politieagenten. In deze Franse vertaling mag bijvoorbeeld ook niet door de verteller worden vermeld dat er in de hele wereld geen politieagent te vinden is die zo sterk is als Pippi.8
Dan is er nog de passage met de blijkbaar overgevaarlijke vliegenzwam, die in talrijke ‘target cultures’ bewerkt wordt. Pippi bijt tijdens een wandeling met haar vrienden Tommy en Annika in een vliegenzwam, als een soort experiment. Net als een ‘echte’ heks probeert ze even later ook of ze kan vliegen. In kinder- en jeugdliteratuur komt de vliegenzwam als symbool vrij vaak voor en het is heel aannemelijk dat Lindgren hiermee een grappige intertekstuele knipoog naar Carrolls Alice in Wonderland maakte. Ondanks het feit dat de vliegenzwam in allerlei sprookjes en nonsensversjes voorkomt, leek dit veel buitenlandse vertalers en uitgevers kennelijk een gevaarlijke passage. Ze dachten misschien niet eens aan het concrete gevaar dat kinderen Pippi’s voorbeeld zouden navolgen en zich zouden kunnen vergiftigen, maar vooral aan de mogelijke reacties van critici, bibliothecarissen, leraren, ouders en andere bemiddelaars van kinderliteratuur.9 In de vertalingen zijn verschillende strategieën gevolgd om bepaalde risico’s in de doelcultuur te vermijden. De Franse vertaling bijvoorbeeld omzeilt dit door toe te voegen dat dit een heel giftige zwam is, en zet dus voor de lezers een groot waarschuwingssignaal neer. Hierdoor wordt de stem van een voorzichtige, volwassen vertaler/verteller aan de tekst toegevoegd. In de Amerikaanse vertaling is de zwam ‘a pretty rosy one’ (Pippi AE, p. 80) zonder dat er verder enig gevaar wordt benoemd. In de Duitse vertaling wordt de zwam tussen neus en lippen door in een eetbare zwam veranderd en op die manier ongevaarlijk gemaakt. Een Duitse critica uit de jaren vijftig vond het al bedenkelijk genoeg dat een kind zomaar het bos in mocht lopen en zelf mocht bepalen welke zwam eetbaar zou zijn. De kritiek was zeker beduidend scherper geweest als het om een vliegenzwam was gegaan zoals in de brontekst. De Britse vertaling heeft geen enkel probleem met de vliegenzwam. Dit is gezien de culturele achtergrond, met bijvoorbeeld Alice in Wonderland van Lewis Carroll, niet verwonderlijk. Veel van de nonsens in Lindgrens boek is geïnspireerd op de Britse nonsenstraditie. Misschien verklaart dat de grotere tolerantie voor deze nonsens in de Engelse vertaling. Je zou kunnen stellen dat Pippi daarin terug mag keren in het land van oorsprong van de nonsensicale aspecten van haar bestaan.
Een ander sprekend voorbeeld zijn de pistolen die Pippi aan haar vrienden Tommy en Annika geeft, aan het einde van het boek. Je zou die pistolen kunnen beschouwen als een bijzonder symbolisch afscheidscadeau aan de kinderen, een soort bekrachtiging van de kinderen, die met hun vader naar huis terug keren. Ze mogen de wapens meenemen en kunnen zo hun droom koesteren dat ze later machtige piraten worden. In de Franse vertaling worden de piratenwapens die Pippi op zolder heeft gevonden iets aangepast: ze zijn daar oud en verroest, zodat ze minder gevaarlijk zijn. In een latere bewerking van de Duitse vertaling horen we uitgerekend Pippi ineens zeggen: ‘Aber nein, ich glaube, wir legen sie [die Pistolen] lieber wieder in die Kiste. Das ist nichts für Kinder’ (Pippi PLd1957, p. 204–205).10 Dit kan natuurlijk te maken hebben met de naoorlogse angst voor vuurwapens en met pacifistische ideeën over kinderliteratuur, maar het kan ook duiden op een poging om de inmiddels in Duitsland gerenommeerde schrijfster zachter, meer literair te maken, of zelfs gedistingeerder. Misschien heeft deze verandering zelfs de weg geëffend voor de prestigieuze Vredesprijs van de Duitse boekhandel, die Lindgren in 1978 ontving.
Ook de nonsensverzen moeten het vaak ontgelden in de diverse vertalingen. Er is op dit punt vrij veel kritiek geuit op de Nederlandse vertaalster van Lindgrens boeken, maar het lijkt erop dat bijna niemand echt naar de eerste editie uit 1952 heeft gekeken. Veel van die nonsenselementen waren daarin namelijk nog wel aanwezig, maar zijn er door latere redacteuren uit gefilterd. Ik denk hierbij in het bijzonder aan de zogenoemde pannenkoekenscène. Deze nonsensverzen met een paar woordspelingen en grammaticale spelletjes met ‘verkeerde’ woordcombinaties zijn pas in latere edities ‘gecorrigeerd’ of helemaal weggelaten. Omdat de herziene editie van 2004 niet gebaseerd is op de eerste vertaling, noch op – droom der dromen – de brontekst, ontbreken deze humoristische verzen nog steeds (Pippi NL2004, p. 13), terwijl andere nonsensverzen, zoals die van Roald Dahl, inmiddels uitstekend in het Nederlands vertaald zijn. Grappig genoeg vindt de Afrikaanse vertaling, die sowieso vaak speelser met woordspelingen en door Lindgren bedachte neologismen omgaat, deze nonsensverzen geen probleem:
Intussen het hulle in die kombuis aangekom, en nou skree Pippi:
‘Nou gaan ons pannekoekies boekies,
Nou gaan ons pannekakies bakies,
Nou gaan ons pannekykies bykies.’ (Pippi AFR, p. 15).
Ze blijven ook in de meest recente Afrikaanse editie staan (Pippi AFR 2002).11 In de eerste Nederlandse editie van 1952 staan de regels ook nog:
Ondertussen waren ze nu in de keuken gekomen en Pippi riep:
‘Nu bakken we pannekoeken.’
‘Nu bakken we kannepoeken.’
‘Nu bakken we koekepannen.’ (Pippi NL, p. 12).
Dit is een humoristisch vers, dat ook een grappig commentaar levert op de anders zo saaie huishoudelijke bezigheden, die Pippi op een heel eigen manier vorm geeft. Zo smeert ze bij het pannenkoeken bakken een kapot ei in haar haar en stelt dat dit helpt tegen kaalhoofdigheid. In deze eerste Nederlandse vertaling en de Afrikaanse vertaling variëren ook de nonsenswoorden, wat maar in weinig andere vertalingen zo is.
Bijzonder is Pippi’s verhaal over haar vader. Pippi woont alleen in haar huis en fantaseert over haar vader. Hij werd bij een storm van boord gespoeld, maar volgens de verteller van het verhaal gelooft Pippi vast en zeker dat hij op een eiland is aangespoeld waar de inwoners hem tot koning maakten. De originele Zweedse tekst kent geen politiek-correcte beperkingen. Er staat dat hij een ‘negerkoning’ werd en Pippi droomt ervan om een ‘negerprinses’ te worden. In een postkoloniaal perspectief is dit natuurlijk juist het stereotiepe, hiërarchische beeld van hoe je in de tijd van het imperialisme een kolonie moest vestigen. Lindgren werd hiervoor ook behoorlijk bekritiseerd, eerst in de Verenigde Staten en in Engeland, later ook in Zweden en in Frankrijk. Diverse passages gaven in verschillende vertalingen aanleiding tot kritiek. Ik citeer niet uit de vroegere Amerikaanse vertaling van 1950, maar uit de levendigere en expressieve Britse vertaling van 1954.
She [Pippi] was certain that he [her father] had come ashore on a desert island, one with lots and lots of cannibals, and that her father had become king of them all and went about [...].
(Pippi BE, p. 2).12
Tommy and Annika [Pippi’s new friends who come to the house for the first time] looked carefully about in case that Cannibal King should be in a corner. They’d never seen a Cannibal King in all their lives. But no father was to be seen, nor any mother [...].
(Pippi BE, p. 7).
Hier is dus, om discussies over de etnische achtergrond te vermijden, de ‘negerkoning’ veranderd in een ‘kannibalenkoning’. Dit geeft in een kinderboek natuurlijk de nodige onverwachte connotaties, zoals wanneer Pippi ernaar verlangt om op het eiland van haar vader met de kleine ‘kannibalenkinderen’ te spelen, of wanneer de moeder van Tommy en Annika haar kinderen zonder spoor van twijfel samen met Pippi op pad stuurt om enige tijd op een ‘kannibaleneiland’ door te brengen. Ook presenteert Pippi zich op deze manier op school:
My name is Pippilotta Provisionia [sic] Gaberdina Dandeliona Ephraimsdaughter Longstocking, daughter of Captain Ephraim Longstocking, formerly the terror of the seas, now Cannibal King.
(Pippi BE, p. 34).
De verder vrij brontekstgeoriënteerde nieuwe Franse vertaling van 1995 doet hier niet voor onder:
Je m’appelle Fifilotta, Provisionia [sic], Gabardinia, Pimprenella Brindacier, fille du capitaine Éphraïm Brindacier, ex-terreur des océans, désormais roi des Cannibales. Fifi est le surnom que m’a donné mon papa, il trouvait que Fifilotta était trop long à dire.
(Pippi FRA1995, p. 50).
Het lijkt erop dat het een beroep is als ieder ander om ‘kannibalenkoning’ te zijn. Deze strategie, om de kwestie van de etnische achtergrond minder opvallend te maken, keert ook in andere vertalingen terug, zoals in de vertaling in het Afrikaans:
Sy glo niet dat hy [haar vader] verdrink nie. Sy glo, dat hy tot by’n eiland gedryf het, wat vol mensvreters was, en toe word hy die koning van al die mensvreters en nou loop hy die hele dag met ‘n gouw kroon op sy kop daar rond. ‘My mammie is ‘n engeltjie en my pappie is ‘n mensvreterkoning, o ja! [...] En as my pappie eers vier hom ‘n boot gebou het, dan kom hy my haal en dan word ek ‘n mensvreterprinses’.
(Pippi AFR, p. 8).
Waar de Nederlandse vertaling van 1952 het dus heel eenvoudig heeft over ‘koning over de negers’ en ‘negerprinses’, ziet de Afrikaanse vertaling van 1972, in het land van de apartheid, aanleiding hier iets aan te doen en laat zich daarbij door de ongeveer twintig jaar oudere Britse vertaling inspireren (Pippi NL, p. 7). Misschien heeft de Afrikaanse uitgeverij, Human and Rousseau, een maatschappelijk geëngageerde uitgeverij, contact gezocht met de Zweedse uitgeverij en op deze manier een oplossing aangereikt gekregen, waarmee dit controversiële aspect van de brontekst afgezwakt kon worden. Het moet gezegd: de Zweedse tekst belandt in Zuid-Afrika wel in een heel ander maatschappelijk klimaat.
Maar we vinden de ‘kannibalenoplossing’ ook in een reeks andere vertalingen terug, zoals in de Welshe, Spaanse, Catalaanse, Baskische, Braziliaanse, Arabische en zelfs in de creoolse vertaling van de Seychellen.13 Hier is wel een andere verklaring voorstelbaar. Het zou best kunnen dat deze tekstuele verandering niet een doelmatige aanpassing aan een doelcultuur is, maar gewoon ontstaan is doordat al deze vertalingen indirecte vertalingen zijn met de Britse of Amerikaanse vertaling als brontekst of tussenstapje.
Om terug te komen op de Britse en Amerikaanse vertaling van deze passage: het is in het licht van deze verandering verbazingwekkend dat de vroegste kritiek over mogelijk racisme in Pippi nu juist uit Engeland en de Verenigde Staten komt. In deze landen wordt gesteld dat het gebruik van het woord ‘cannibal’ niet kan verhullen dat er wel degelijk gediscrimineerd wordt tegen inwoners van derdewereldlanden.
Besluit
In de vertalingen uit de jaren vijftig komen veel veranderingen voor.14 In de Scandinavische landen zijn de ingrepen het kleinst – misschien door een vergelijkbare culturele en literaire achtergrond, misschien ook omdat bij vertalingen in vrij dicht bij elkaar liggende talen ingrepen minder makkelijk te verdedigen zijn.
De Britse vertaling kan blijkbaar terugvallen op een inheemse traditie van nonsens en kinder- en jeugdliteratuur. Hier was weinig behoefte aan al te sterke ingrepen. De enige echt nodig geachte ingreep is die met ‘kannibalen’. De Amerikaanse vertaling daarentegen is beduidend voorzichtiger. Hier worden veel situaties vermeden die gevaarlijk zouden kunnen lijken. Ook de Duitse vertaling acht enkele ingrepen noodzakelijk, meestal om associaties met het nationaal-socialisme en het militarisme te vermijden, maar ook om de tekst in het Duits wat respectvoller tegenover volwassenen te maken.
In de Franse vertalingen wordt vrij veel ingegrepen, de tendensen uit de Duitse vertaling vindt je hier in extreme mate terug. De Franse tekst, en zeker latere bewerkingen uit de jaren zestig, veranderen de taal van het boek. Ze maken de verhoudingen tussen volwassenen en kinderen veel hiërarchischer, ze korten de leugenverhalen en de nonsenselementen behoorlijk in en ze bewerken de mengeling tussen fantasie en realisme tot een eenduidiger en realistischer meisjesboekpatroon. Pas in de nieuwe vertaling van 1995 worden deze verschillen hersteld.
In de jaren vijftig zien wij over het algemeen vrij veel van dit soort tekstveranderingen. Intertekstuele verwijzingen werden geschrapt. Daardoor richten de boeken zich veel eenduidiger op een publiek van alleen kinderen – volwassen lezers worden niet meer op dezelfde manier mee aangesproken dóór en in de tekst. Ook worden passages weggelaten die schadelijk geacht zouden kunnen worden voor de ongestoorde fysieke of geestelijke ontwikkeling van kinderen tot niet al te revolutionaire of anarchistische burgers. Vertaalde boeken moeten in die tijd blijkbaar óf fantastisch óf realistisch zijn. En omdat in die tijd het idee domineert dat kinderen geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid kunnen maken, worden ál te fantastische of uitdagende passagen en experimenten in Pippi geschrapt.
Vaak wordt ook een impliciete vertaler in de tekst geschreven. De stem van de vertaler lijkt ineens op te duiken en levert veelal autoritair commentaar op een anarchistische of gevaarlijk nonsensachtige passage in de brontekst.
Dit soort veranderingen wordt vaak met de beste bedoelingen aangebracht. Ze zijn erg tijdgebonden en dus in elke tijd weer anders. In de onderzochte teksten kun je over de ingrepen stellen dat ze gemaakt worden om kinderen voor gevaren te behoeden, om volwassen critici gerust te stellen en om de vertaling aan een hele reeks van culturele normen in de doelcultuur aan te passen – bijvoorbeeld literaire en pedagogische normen, of zelfs normen die in deze vorm alleen binnen de kinderliteratuur lijken te gelden.
Noten
1 Van Camp 1997, Perridon 1997, Perridon 2000, Vrooland 2004, Surmatz 2005. In het artikel zal vaker naar gedetailleerder onderzoek in Surmatz 2005 verwezen worden.
2 Vrooland 2004.
3 Oittinen 1993, 2000.
4 Cf. Surmatz 2005, p. 164–184 over onder andere de criticus John Landquist.
5 Surmatz 2005, p. 293–294.
6 Zie literatuurlijst voor deze edities.
7 Over Malin in de Duitse en andere vertalingen, Surmatz 2005, p. 139–141, 312–315.
8 Over de politieagent in de Franse vertaling, Surmatz 2005, p. 285–289.
9 Over de vliegenzwam in Duitse en andere vertalingen en verder over de interteksten van de Britse vertaling, zoals Carrolls Alice in Wonderland en Milnes Winnie-the-Pooh, Surmatz 2005, p. 91–101, 143–145, 290–293.
10 Over de pistolen in Pippi PLd en in het Frans, cf Surmatz 2005, p. 145–147, 295.
11 Pannenkoeken in de vertalingen, Surmatz 2005, p. 133–135, 295–298, 409–411, Pippi AFR en Pippi AFR 2002.
12 Over de context van de ‘kannibalen’ in deze vertalingen, Surmatz 2005, p. 234–252.
13 Surmatz 2005, p. 252 over indirecte vertalingen van de ‘kannibalen’.
14 Ondanks mijn streven om in mijn argumentatie een descriptieve toon aan te houden, zijn evaluative elementen niet helemaal buiten de deur te houden.
Bibliografie
Primaire werken
Lindgren, Astrid (1945): Pippi Långstrump. Ill. Ingrid Vang Nyman. Stockholm: Rabén & Sjögren, 1945. [Zweeds]. Cit. PL.
Lindgren, Astrid (1946): Peppi Pitkätossu. Vertaling Laila Järvinen. Ill. Ingrid Vang Nyman. Porvoo & Helsingfors: Söderström, 1946. [Fins].
Lindgren, Astrid (1946): Pippi Langstrømpe. Vertaling Johanne Bräuner. Ill. Ingrid Vang Nyman. Odense: Skandinavisk bogforlag, 1946. [Deens]. Nieuwe vertaling in 1956.
Lindgren, Astrid (1946): Pippi Langstrømpe. Vertaling Håkon Bjerre. Ill. Alice Midelfart. Oslo: Damm, 1946. [Noors]. Herziene uitgave 1972, nieuwe vertaling in 1988.
Lindgren, Astrid (1948): Lína Langsokkur. Vertaling Jakob Ó. Pétursson. Akureyri: Félagsútgáfan, 1948. [IJslands]. Nieuwe vertaling in 1992.
Lindgren, Astrid (1949): Pippi Langstrumpf. Vertaling Cäcilie Heinig. Ill. Walter Scharnweber. Hamburg: Oetinger, 1949. [Duitse/Westduitse uitg.]. Meerdere herziene uitgaven. Cit. Pippi PLd.
Lindgren, Astrid (1950): Pippi Longstocking. Vertaling Florence Lamborn. Ill. Louis S. Glanzman. New York: Viking, 1950. [Engelse/Amerikaanse uitgave]. Cit. Pippi AE.
Lindgren, Astrid (1951): Mademoiselle Brindacier. Vertaling Marie Loewegren. Ill. Mixi-Bérel. Paris: Hachette, 1951. [Frans]. Hierziene uitgave 1962, nieuwe vertaling in 1995, zie ook Lindgren (1995).
Lindgren, Astrid (1952): Pippi Langkous. Vertaling Lisbeth Borgesius-Wildschut. Assen: Born, 1952. [Dutch]. Cit. Pippi NL. Meerdere herziene uitgaven, zie ook Lindgren (2004).
Lindgren, Astrid (1954): Pippi Longstocking. Vertaling Edna Hurup. Ill. Richard Kennedy. London: Oxford UP, 1954. [Engelse/Britse uitgave]. Cit. Pippi BE.
Lindgren, Astrid (1957): Pippi Langstrumpf. Vertaling Cäcilie Heinig. Ill. Walter Scharnweber. Hamburg: Oetinger, 1957. [Duitse/Westduitse uitg.]. Cit. Pippi PLd1957.
Lindgren, Astrid (1972): Pippie Langkous. Vertaling Nerina Ferreira. Ill. Carl Hollander. Kaapstad, Pretoria: Human & Rousseau, 1972. [Afrikaans]. Cit. Pippi AFR.
Lindgren, Astrid (1995): Fifi Brindacier. Vertaling Alain Gnaedig. Ill. Daniel Maja. Paris: Hachette, 1995. [Frans]. Cit. Pippi FRA1995.
Lindgren, Astrid (2002): Pippie Langkous. Vertaling Nerina Ferreira. Ill. Carl Hollander. Kaapstad & Pretoria: Human & Rousseau, 2002. 2. druk. Cit. Pippi AFR2002.
Lindgren, Astrid (2004): Pippi Langkous. Vertaling Lisbeth Borgesius-Wildschut. Ill. Carl Hollander. Amsterdam: Ploegsma 2004. 15de druk. Herziene uitgave. Cit. Pippi NL2004.
Secundaire werken
Camp, Karin van. 1995. ‘Een halve eeuw Pippi Langkous: Suggesties voor een nieuwe vertaling’, Literatuur zonder leeftijd 9:2, p. 165–188.
Coillie, Jan van. 1996. ‘Humor in Pippi Langkous en De GVR’, Leesgoed 23:4, p. 146–150.
Metcalf, Eva-Maria. 1995. Astrid Lindgren. New York: Twayne Publishers.
Oittinen, Riitta. 1993. I Am Me – I Am Other. On the Dialogics of Translating for Children. Tampere. Univ. Tampere. Diss. (= Acta Universitatis Tamperensis ser. A, 386).
Oittinen, Riitta. 2000. Translating for Children. New York/London: Garland. (= Children’s Literature and Culture 11).
Perridon, Wilmy. 1997. ‘Het vertalen van kinderboeken’, Leesgoed 24:1, p. 33–36.
Perridon, Wilmy. 2000. ‘Van Villekulla naar Kakelbont, vertalen van cultuur’, Leesgoed 27: 6, p. 185–187.
Surmatz, Astrid. 2005. Pippi Långstrump als Paradigma. Die deutsche Rezeption Astrid Lindgrens und ihr internationaler Kontext. Tübingen, Basel 2005.
Vrooland, Clementine. 2004. ‘Liknar Pippi sin egen spegelbild? Flickan och hennes 52åriga historia i nederländsk översättning’, Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam 2004.