'Wilt ten strijde u stalen!'    43-45

De vroegste vertaling van de Internationale?

Jan Gielkens

De vroegst te documenteren vertaling van het socialistische volkslied ‘L’Internationale’, zo beweerde ik een paar jaar geleden, was uit 1900. De tekst van de Internationale werd in 1871 als eerbetoon aan de Parijse Commune geschreven door de Fransman en actieve communard Eugène Pottier (1816–1887). Op muziek gezet werd de tekst een jaar na de eerste publicatie in Pottiers bundel Chants révolutionnaires (1887). Verantwoordelijk voor de muziek was de in Gent geboren en in Lille opgegroeide houtbewerker en amateur-componist Pierre Degeyter (1848–1932). Tegen het eind van de negentiende eeuw kreeg het lied in Frankrijk nationale bekendheid en daarom ook werd het uitgevoerd tijdens een internationaal socialistisch congres dat eind 1899 in Parijs plaatsvond. Veel buitenlandse gedelegeerden hoorden de Internationale daar voor het eerst. Een van hen was Henriette Roland Holst, die de nu nog – af en toe – gezongen Nederlandse vertaling maakte. Ze was daarmee, in de loop van 1900, internationaal gezien een van de eerste vertalers. De vroegst te dateren vertaling was volgens mij in 1998 de Engelstalige van de socialistische uitgever Charles Hope Kerr uit Chicago, die als deel 11 van zijn keurig gedateerde reeks ‘Pocket Library of Socialism’ op 15 januari 1900 het bundeltje Socialist Songs publiceerde, met daarin ‘The Internationale’.

10-2 Eugene Pottier
Eugène Pottier

Maar het toeval leidde intussen tot de ontdekking van een veel eerdere niet-Franse versie. Op zoek naar iets anders vond ik namelijk in de eerste jaargang (1894/1895) van het Gentse blad De Fakkel. Vrij communistisch orgaan der Vlaamsche Groepen, behalve een vertaling van een ander gedicht (‘Elle n’est pas morte’/‘De Commune is niet dood!’) van Eugène Pottier in nr. 5, in nr. 27 een gedicht van de in die tijd bekende Nederlandse socialistische dichter P.H. van der Wal. Deze laatste tekst (‘Maakt plaats voor ons!’) was overgenomen uit het Groningse weekblad De Arbeider. Net als De Fakkel was De Arbeider een blad van niet-parlementaire socialisten. Uitwisseling en overname van stukken tussen en uit dit soort, vaak noodlijdende, bladen was heel gewoon. De Arbeider bleek – in tegenstelling tot De Fakkel – veel literaire teksten te bevatten, ook niet-socialistische. (Beide kranten zijn overigens in te zien in de bibliotheek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.) In de jaargang 1894 van De Arbeider vinden we vertaalde fragmenten uit Die Harzreise en van proza van Heinrich Heine, verder vertalingen van teksten van Ivan Toergenjev, Emile Zola, Georg Herwegh, Oscar Wilde en Adalbert von Chamisso. Naast teksten van bekende socialistische schrijvers als de genoemde P.H. van der Wal en P.C. de Ruyter bevatte De Arbeider ook regelmatig verzen en proza van onbekende, anonieme of pseudonieme auteurs. Zo’n in die tijd alleen voor ingewijden te herkennen auteur was in de kolommen van De Arbeider regelmatig ‘J.V.’, die op 4 april 1894, in nr. 27 van de vierde jaargang, linksboven op p. 1, tekende voor de vertaling, ‘Vrij naar ‘t Fransch’, van ‘L’Internationale’.

‘J.V.’ was zonder twijfel Johan Visscher (1872–1945), die in 1894 als actieve jonge socialist naar Groningen was gekomen om daar als journalist te werken en onder fabrieksarbeiders propaganda te bedrijven. Visscher zou zich in 1907 aansluiten bij de ‘Tribunisten’, dissidente leden van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland (SDAP), die sinds 1909 optraden als Sociaal-Democratische Partij (SDAP), de voorloper van de Communistische Partij in Nederland (CPN). Visscher was tot aan zijn dood actief in deze laatste partij.

In tegenstelling tot de vroege teksten van de Vlaming Karel Waeri op de melodie van de Internationale uit 1890–1895 gaat het hier om een echte vertaling, ook al is het dan geen woordelijke. Visscher heeft elementen uit de diverse strofen van het lied genomen en daarmee een nieuw strijdlied willen maken. Er is overigens geen enkele aanwijzing dat het ooit als zodanig is gebruikt of zelfs opnieuw gepubliceerd. Hoewel de oorspronkelijke auteur niet wordt genoemd, is het duidelijk dat het hier om ‘L’Internationale’ van Pottier gaat:

De Internationale.

Onze stryd loopt ras naar ’t ende,
Spoedig spat de staat uiteen,
Die aan onrecht ons gewende,
Zoó dat ’t eeuwig blijvend scheen
Zingt dan, volk, den roem der helden;
Legt voor hen uw hulde neer,
Die aan u de boodschap meldden:
Wint u uwe vrijheid weer.
      Wilt ten strijde u stalen!
      Vereenigt u! en de bond
      Der Internationalen
      Omvat heel ’t wereldrond

Volk’ren! wilt hen niet vertrouwen
Die u lokken met hun woord,
Net op hun beloften bouwen,
Die u tergen, immer voort!
Telt de braven, die reeds leden
Door ‘t aan goud verkochte recht
Want de wetten van het heden
Zijn der geld-tyrannen knecht.
      Wilt ten strijde u stalen!
      Vereenigt u! en de bond
      Der Internationalen
      Omvat dan ’t wereldrond 

O, gedenkt: het spoedt naar ’t einde;
Spoedig breekt de ure aan
Dat ’n ieder, die hier kwijnde
Tegen troon en beurs zal staan.
Denkt dan aan der rijken woorden
aan hun lachend aangezicht
Toen ze uw trouwste broeders moorden
Door een gierig bloedgericht.
      Wilt ten strijde u stalen!
      Vereenigt u! en de bond
      Der Internationalen
      Omvat dan ’t wereldrond.

 

Bibliografie
Geert Bruintjes, Socialisme in Groningen 1881–1894. Amsterdam: Van Gennep, 1981.

Jan Gielkens, ‘Hoe de Internationale haar wereldreis maakte’, in Pierre De Geyter: het grote lied van een kleine man. Gent: AMSAB, 1998, p. 70–88.

Jan Gielkens, Maranga mai te hunga mahi. De Internationale internationaal. Amsterdam: IISG, 1998 (IISG Research Paper 35).

Jan Gielkens, ‘Het heil’ge Ontwakingslied. De Internationale vertaald’, Filter. Tijdschrift voor vertalen & vertaalwetenschap, 6 (1999), 2, p. 32–43.

Jan Gielkens, ‘De vroegste vertaling van de “Internationale”?’, Onvoltooid verleden, 2002, nr. 14, p. 33–35.

Joop Morriën, ‘VISSCHER, Johannes’, in Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, deel 1. Amsterdam: IISG, 1986, p. 139–140.

Eugène Pottier, Chants révolutionnaires (Parijs 1887).

 

*

 

L’Internationale
Eugène Pottier 

                                    Au citoyen LEFRANÇAIS, membre de la Commune.

Debout! les damnés de la terre!
Debout! les forçats de la faim!
La raison tonne en son cratère,
C’est l’irruption de la fin.
Du passé faisons table rase,
Foule esclave, debout! debout!
Le monde va changer de base:
Nous ne sommes rien, soyons tout!

      C’est la lutte finale:
      Groupons-nous, et demain,
      L’Internationale
      Sera le genre humain.

Il n’est pas de sauveurs suprêmes:
Ni Dieu, ni César, ni tribun,
Producteurs, sauvons-nous nous-mêmes!
Décrétons le salut commun!
Pour que le voleur rende gorge,
Pour tirer l’esprit du cachot,
Soufflons nous-mêmes du cachot,
Soufflons nous-mêmes notre forge,
Battons le fer quand il est chaud!

L’État comprime et la loi triche;
L’Impôt saigne le malheureux;
Nul devoir s’impose au riche;
Le droit du pauvre est un mot creux.
C’est assez languir en tutelle,
L’Égalité veut d’autres lois;
‘Pas de droits sans devoir, dit-elle,
Égaux, pas de devoirs sans droits!’ 

Hideux dans leur apothéose,
Les rois de la mine et du rail
Ont-ils jamais faut autre chause
Que dévaliser le travail?
Dans les coffres-forts de la bande
Ce qu’il a créé s’est fondu.
En décrétant qu’on le lui rende
Le peuple ne veut que son dû.

Les Rois nous soulaient de fumées,
Paix entre nous, guerre aux tyrans!
Appliquons la grève aux armées,
Crosse en l’air et rompons les rangs!
S’ils s’obstinent, ces cannibales,
A faire de nous des héros,
Il sauront bientôt que nos balles
Sont pour nos propres généraux.

Ouvriers, paysans, nous sommes
Le grand parti des travailleurs;
La terre n’appartient qu’aux hommes,
l’oisif ira loger ailleurs.
Combien de nos chairs se repaissent!
Mais, si les corbeaux, les vautours,
Un de ces matins, disparaissent,
Le soleil brillera toujours!

Paris, juin 1871.