Abstract: Turks was lange tijd geen taal die veel Nederlanders associeerden met wereldliteratuur, toch zijn er door de jaren heen wel boeken van Turkse auteurs in het Nederlands vertaald, sinds 1937 zo’n honderd titels van ongeveer vijftig auteurs. Van der Heijden gaat in op de diverse complicerende factoren die kunnen verklaren waarom vertalers Turks die auteurs bij uitgevers wilden voorstellen vaak op weerstand stuitten.
Turks, dat is lange tijd geen taal geweest die veel Nederlanders associeerden met wereldliteratuur, of zelfs maar met boeken. Terwijl talen als het Russisch, Frans of Spaans onmiddellijk literair werk in gedachten riepen, was het voor veel Nederlandse lezers allesbehalve een open deur dat ook in het Turks poëzie en romans geschreven konden worden, sterker nog, dat dat al lang gebeurde. Turks drukwerk werd eerder in verband gebracht met de kranten die de clientèle van theehuizen doorbladerde, een half oog gericht op het televisiescherm, en waar de schreeuwerige kleurenfoto’s het ruimschoots wonnen van de tekst. Daarmee zijn twee struikelblokken aangegeven waarmee een vertaler die zelf een tekst voor vertaling bij een uitgever wilde aandragen tot voor kort werd geconfronteerd: aan Turkse literatuur kleefde het stof van de arbeidsmigratie en verder was het terrein zo goed als onbekend.
Toch zijn er door de jaren heen wel boeken van Turkse auteurs in het Nederlands vertaald. De eerste Nederlandse vertaling verscheen in 1937: de roman De dochter van den pias van de Turkse schrijfster Halide Edib Adývar. Het jaar daarop, in 1938, volgde een Nederlandse editie van de roman Ankara, van haar generatiegenoot Yakup Kadri Karaosmanoðlu. Ook dat werk had slechts enkele jaren op een Nederlandse vertaling hoeven wachten. De snelheid waarmee Turkse fictieschrijvers hun entree maakten op de Nederlandse boekenmarkt was veelbelovend. Desondanks verscheen er in de drie decennia na de publicatie van Ankara, tot aan het eind van de jaren zestig, hoegenaamd niets. Pas in het kielzog van de arbeidsmigratie, aan het begin van de jaren zeventig, kwam de vertaling van Turkse auteurs in het Nederlands langzaam op gang. Meestal ging de voorkeur daarbij uit naar uitgaven met een specifieke doelgroep en een maatschappelijk geëngageerde thematiek. Bovendien waren de auteurs weliswaar van Turkse herkomst, maar leefden de meeste van hen in Europa. Het zou nog tot de tweede helft van de jaren tachtig duren voordat Nederlandse uitgevers serieuze belangstelling kregen voor literair werk van auteurs uit Turkije.
In de 65 jaar die sinds de publicatie van de roman van Adývar verstreken zijn, verschenen er zo’n honderd titels van ongeveer vijftig auteurs. Het leeuwendeel daarvan kwam pas de laatste dertig jaar op de Nederlandse markt. Maar belangrijker nog: wat er in het Nederlands verscheen geeft bij lange na geen representatief beeld van wat er in Turkije geschreven werd. Terwijl er van kinderboeken bijvoorbeeld relatief veel in het Nederlands verkrijgbaar is, ontbreekt van andere genres, zoals poëzie, juist zo goed als ieder spoor. Op grond van een inventarisatie van wat er in de loop der tijd aan vertalingen uit het Turks is verschenen, valt een aantal factoren te onderscheiden die mogelijk van invloed zijn geweest op het vertaalbeleid van uitgevers ten aanzien van Turkse teksten, en die maakten dat vertalers Turks die auteurs bij uitgevers wilden voorstellen vaak op weerstand stuitten.
Migratieperspectief
Een eerste complicerende factor is dat teksten van Turkse auteurs lange tijd vooral zijn bezien in het perspectief van de migratie. Vooral in de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig, de periode dat Nederland doordrongen raakte van het bestaan van een grote Turkse gemeenschap binnen zijn grenzen, werd Turkse literatuur bijna automatisch in verband gebracht met de migratie van een over het algemeen laag opgeleide bevolkingsgroep. Deze beeldvorming had haar weerslag op het soort uitgevers dat Turks werk publiceerde, op het type teksten dat werd geselecteerd, en op de manier van vertalen.
Op een enkele uitzondering na waagden de grotere literaire uitgeverijen zich niet aan het werk van Turkse auteurs. Het voortouw werd genomen door kleinere, soms politiek georiënteerde clubs, zoals het Masereelfonds in België, organisaties als Novib met de Derdesprekersserie, en uitgeverijen met speciale (thematische) fondsen waarin ze Turkse auteurs onderbrachten. De boeken van de Turkse schrijfster Aysel Özakin bijvoorbeeld kwamen uit in het zogenoemde ‘anti-racismefonds’ van uitgeverij Ambo. In dergelijke fondsen stond de culturele of politieke component van het werk voorop, veel meer dan de literaire. Een werk diende de lezer vooral te informeren over het leven in Turkije of over de leefwereld van de migrant. Fictie werd, met andere woorden, uitgegeven vanwege het non-fictionele kader waarin het verhaal was vervat.
Een dergelijk criterium legde een beperking op aan het soort teksten dat voor publicatie in aanmerking kwam. Kinderboeken en migrantenliteratuur genoten een relatief grote populariteit, maatschappelijk geëngageerde fictie kwam nu en dan eveneens voor publicatie in aanmerking, maar literaire fictie trok aan het kortste eind. In het onderwijs bestond belangstelling voor kinderboeken omdat ze goed zouden aansluiten op de leefwereld van Turkse leerlingen. Het grote aandeel kinderboeken in de lijst van Nederlandse vertalingen is overigens frappant vergeleken met het aanbod in Turkije, waar dit genre pas de laatste jaren enigszins tot ontwikkeling komt. De aandacht voor migrantenliteratuur, werk waarin het leven in een vreemde (veelal West-Europese) samenleving centraal staat, geschreven door auteurs buiten Turkije, bestond vanwege het beeld van de Turkse migrantengemeenschap dat erin naar voren kwam. Het debuut van Halil Gür, Gekke Mustafa en andere verhalen, is een veelverkocht voorbeeld.
Als het in deze beginperiode eens wél ging om literair werk uit Turkije, vond selectie van teksten voor vertaling voornamelijk plaats op grond van hun maatschappelijk georiënteerde inhoud. De roerige politieke situatie in Turkije, met twee staatsgrepen en hevig uitgevochten politieke conflicten, trok in de jaren zeventig en tachtig de aandacht van vooral links georiënteerde lezers. De roman Je bent gewond van Erdal Öz, over een politieke activist en zijn ervaringen tijdens detentie, is een van de boeken die op deze golf van politieke belangstelling in Nederlandse vertaling verschenen.
Incidenteel verschenen er bij kleinere fondsen overigens wel vertalingen van titels die in Turkije als literaire fictie te boek stonden, maar de motivering die – althans in sommige gevallen – ten grondslag lag aan de beslissing om dergelijk werk op de markt te brengen, toont aan hoezeer de gevolgen van de migratie de gemoederen bezighield. Zo meldt de uitgever van In de Knipscheer in een interview in 1987 dat zijn uitgeverij met name geïnteresseerd was in de publicatie van werk van Turkse schrijvers die in Nederland woonden. Omdat dat nog niet voorhanden was, werd voorlopig besloten tot publicatie van een literaire topper als Yaºar Kemal, een in Turkije woonachtige auteur die regelmatig werd en wordt genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur, om zo ‘een opening te maken’.1
Ook de vele voetnoten en woordenlijsten waarmee vertalingen werden toegerust wijzen op het belang dat werd gehecht aan het overbrengen van de Turkse culturele achtergrond. In veel vertalingen die in de jaren zeventig en begin jaren tachtig verschenen werden allerlei onvertaalbaar geachte termen, zoals namen van gerechten, verwantschaps- en andere aanspreektermen, en soms ook islamitische gebruiken of historische gebeurtenissen, onder of achter de tekst van toelichting voorzien. Die verklaringen buiten de tekst hebben ongetwijfeld te maken met de toenmalige vertaalopvattingen, maar tegelijkertijd kan de lezer zich niet aan de indruk onttrekken dat de wens om zoveel mogelijk uit te leggen van de culturele context van het verhaal eveneens een rol speelde.
Het merendeel van de vertaalde titels uit deze periode betrof overigens vertalingen uit een andere taal dan het Turks, al werd daar in het binnenwerk van het boek soms nauwelijks melding van gemaakt. Aanvankelijk dienden vooral Engelse uitgaven als basis voor een Nederlandse editie. Met de komst van Turkse migranten naar Duitsland verliep vertaling ook vaker via het Duits. Pas toen het aantal Turkse literaire werken op de Nederlandse boekenmarkt begon toe te nemen, werden boeken steeds meer rechtstreeks uit het Turks vertaald.
De voorkeur die in Nederland in de jaren zeventig tot halverwege de jaren tachtig bestond voor maatschappelijk georiënteerde teksten laat zich goed illustreren aan de hand van de vertaalgeschiedenis van het werk van Nazým Hikmet, een Turkse auteur die een groot en gevarieerd oeuvre op zijn naam heeft en bekend staat om zijn linkse stellingname. Turkse strijdliederen was het eerste boek van zijn hand dat in het Nederlands verscheen, in 1981. Het werd uitgegeven door de HTÝB, de Unie van Turkse Arbeiders in Nederland. In datzelfde jaar verscheen bij het Belgische Masereelfonds de vertaling Turkse gedichten. Enkele jaren later kwam bij uitgeverij De Populier het politiek getinte Brieven aan Taranta-Babu uit. Hierop volgden twee bundels met sprookjes, Het verliefde wolkje en andere sprookjes, uitgegeven door Sjaloom en Wildeboer, en Allem Kallem: Een sprookje, dat uitkwam bij De Geus. Pas halverwege de jaren negentig werden Nederlandse vertalingen uitgebracht van zijn meer literaire werk: het lyrische epos Mensenlandschappen en de roman De romantici, beide eveneens door De Geus op de markt gebracht.
Moeilijk toegankelijk
Een tweede obstakel dat de introductie van Turkse literatuur in Nederland bemoeilijkte was de ontoegankelijkheid van de Turkse boekenmarkt voor Nederlandse uitgevers. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Noord-Afrikaanse landen, is Turkije nooit door West-Europese mogendheden gekoloniseerd geweest. Als gevolg daarvan is er geen literair werk van schrijvers in Turkije dat direct geschreven is in een West-Europese taal, zoals dat wel het geval is voor Marokkaanse of Algerijnse auteurs. Aangezien Turks voor Nederlandse uitgevers een ontoegankelijke taal is, zijn zij voor de beoordeling van manuscripten in die taal aangewezen op derden.
Maar behalve dat uitgevers in Nederland weinig toegang hebben tot de literaire wereld in Turkije, geldt omgekeerd ook dat Turkije weinig doet aan de promotie van haar literatuur. Vertalershuizen bestaan in Turkije niet. Een Turkse organisatie die buitenlandse uitgevers van advies kan dienen bij de keuze van interessante auteurs is er evenmin. Zelfs een goed overzicht van de Turkse literatuurgeschiedenis inclusief de allermodernste, dat buitenlandse uitgevers van dienst zou kunnen zijn bij het beoordelen van de plaats die een auteur in het Turkse literaire landschap inneemt, is niet voorhanden.
Dat alles had in de praktijk tot gevolg dat Nederlandse uitgevers zich sterk lieten leiden door het gedrag van hun Europese of Amerikaanse collega’s. Zo zegt een medewerker van uitgeverij Meulenhoff in een interview uit 1987 door de Franse uitgeverij Gallimard op het idee gebracht te zijn om het werk van de Turkse auteur Nedim Gürsel uit te geven.2 Op dezelfde manier gaven de verkoopresultaten van Yaºar Kemal in Engeland voor Elsevier de doorslag om zijn werk in Nederland uit te geven. Ook de verkoopcijfers in Turkije zullen indirect zeker een rol spelen. Het eerste boek van een Turkse auteur dat Bert Bakker uitgaf, de roman De secretaris van Ahmet Altan, had kort daarvoor in Turkije alle verkooprecords gebroken.
Sociaal-realisme
Een derde hindernis die de Turkse fictie op haar pad naar vertaling in het Nederlands trof, waren de verschillen in dominante literatuuropvattingen tussen Turkse en Nederlandse literaire kringen in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Vanaf het midden van de twintigste eeuw had de opvatting dat een literair werk vooral een ideologische visie diende uit te dragen een brede aanhang onder Turkse auteurs, en die visie hield lang stand. Veel fictioneel proza uit die jaren was bijgevolg doortrokken van een sociaal-realisme dat in Nederland al snel als ouderwets werd afgedaan. Dat gold vooral voor de zogenaamde dorpsliteratuur, fictie over het leven op het Anatolische platteland. Psychologische karaktertekening was in veel van die werken ondergeschikt aan een schets van de gewoontes en gebruiken op het platteland en de funeste gevolgen daarvan voor de bevolking. Feodale tradities, de gevolgen van de mechanisering van de landbouw, het collectieve leven in een dorpsgemeenschap: het werd allemaal breed uitgemeten, maar stond uiteindelijk in dienst van de maatschappijvisie van de auteur. Deze literatuuropvatting stond bijkans haaks op in Nederland gangbare opvattingen over de relatie tussen de auteur en zijn werk.
Afgezien van literatuuropvatting, was ook genrevoorkeur een belangrijk verschil tussen de Turkse en de Nederlandse boekenmarkt, dat ook tegenwoordig nog van invloed is. Nederlandse fictie bestaat voor het leeuwendeel uit romans, of het nu gaat om oorspronkelijk of vertaald werk. Ook in Turkije worden heel wat romans geschreven en gelezen, maar daar ondervindt dit genre nog steeds geduchte concurrentie van bijvoorbeeld korte verhalen en poëzie – en dat zijn twee genres waar de meeste Nederlandse uitgevers niet erg happig op zijn.
De kwestie van de literatuuropvattingen en genrevoorkeuren werpt de vraag op hoe buitenissig een buitenlands boek voor de Nederlandse markt mag zijn. Afwijkingen die de vorm van een boek betreffen, zoals het genre waartoe het behoort en opvattingen van de auteur over de relatie tussen hemzelf, tekst en maatschappij, lijken slechter verteerbaar dan afwijkingen in de inhoud. Verhalen over rare oorden en vreemde gebruiken verdienen, afgaand op wat er is uitgebracht, de voorkeur boven werk dat tot een ongebruikelijk genre behoort of waarvan de schrijver er een exotisch bevonden literatuuropvatting op na houdt.
Witte plekken
Bij al deze factoren van beeldvorming, smaakverschillen en praktische obstakels, zal het niet verbazen dat de Nederlandse lezer zich tot nu toe geen representatief beeld heeft kunnen vormen van de Turkse boekenmarkt. Dat sommige genres, zoals kinderboeken, in het aanbod aan vertalingen oververtegenwoordigd zijn vergeleken bij hun aandeel in de Turkse boekenmarkt, is hierboven al geconstateerd. In bepaalde andere genres zijn Nederlandse vertalingen echter nauwelijks voorhanden. Dat geldt met name voor korte verhalen en poëzie, maar ook Turkse onderzoeksjournalistiek is opvallend afwezig, terwijl ook dit genre een belangrijk deel van de Turkse boekenmarkt vertegenwoordigt. De reeks Siyahbeyaz van uitgeverij Metis bijvoorbeeld, belicht politieke en sociologische verschijnselen, zoals een golf van zelfmoorden onder vrouwen in de stad Batman, de achtergrond van een bankschandaal, de ideologie van een politieke beweging. Nu in Nederland de maatschappelijke belangstelling voor Turkije toeneemt – vooral in verband met thema’s als islam en secularisme, het politieke stelsel en de eu – lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat er voor dergelijke publicaties ook in Nederland een publiek te vinden is.
De selectie van romans doet in literair opzicht nogal willekeurig aan. Veel keuzes lijken eerder het gevolg te zijn geweest van maatschappelijke overwegingen, van wat er al vertaald was in het Engels of Duits, en van wat zich toevallig aandiende, dan van literaire argumenten. Voor Turkse literaire auteurs is er lange tijd weinig aandacht geweest en nogsteeds is maar een gering aantal van hen in Nederland geïntroduceerd. Voor verreweg de meeste van deze auteurs blijft het bovendien bij de vertaling van een of twee van hun werken, ook al heeft de auteur in kwestie veel meer op zijn naam staan. Sevgi Soysal en Latife Tekin bijvoorbeeld zijn twee gerespecteerde schrijfsters met een aanzienlijk oeuvre, maar van ieder is slechts één boek in het Nederlands beschikbaar. Slechts van enkele auteurs – Nazým Hikmet, Yaþar Kemal en Orhan Pamuk – is inmiddels een fors aantal titels vertaald.
Veel klassiek werk ontbreekt. En de twee romans van Halide Edib Adývar en Karaosmanoðlu die wel op de markt zijn gebracht, zijn alleen verkrijgbaar in een vroege vertaling die ouderwets overkomt, niet alleen omdat het Nederlands gedateerd aandoet, maar ook omdat dat de toentertijd gebezigde vertaalopvattingen niet overal meer stroken met wat nu gangbaar is. De Nederlandse versie van de al genoemde roman Ankara bijvoorbeeld is zo trouw gebleven aan het origineel dat de vertalers op p. 47 bij een letterlijk weergegeven uitdrukking in een voetnoot melden: ‘In het Turks is dit een woordspeling.’3 Vanzelfsprekend is ook veel van de nieuwere literatuur niet voor Nederlandse lezers beschikbaar, terwijl er echt heel mooie verhalen en romans geschreven zijn, en zeker niet alleen voor wie iets wil weten over het leven in de Oriënt.
Kentering
De geschiedenis van vertalingen uit het Turks geeft dus geen al te rooskleurig beeld, maar het lijkt erop dat er voor vertalers iets betere tijden aanbreken – en daar werken zowel de ontwikkelingen in Nederland als die in Turkije aan mee.
Voor de Nederlandse uitgevers heeft de Turkse literatuur het migratiestof van zich afgeklopt, te oordelen naar het feit dat zij de laatste vijftien jaar hun aandacht steeds meer gericht hebben op literair gewaardeerd Turks werk. Misschien dat het succes van een auteur als Orhan Pamuk, ook buiten Nederland, en het feit dat Yaºar Kemal al jarenlang steevast wordt genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs, de koudwatervrees wat heeft weggenomen. Inmiddels zijn zelfs voor als moeilijk verkoopbaar te boek staande genres, zoals poëzie en korte verhalen, vertaalprojecten van start gegaan. Kennelijk en gelukkig begint de Turkse literatuur zich langzamerhand een plaats te veroveren in de Nederlandse literaire wereld. Bovendien wordt er nog uitsluitend rechtstreeks uit het Turks vertaald.
Deze tendens kan nog versterkt worden door dehuidige ontwikkelingen in de Turkse boekenmarkt. Dat deze in beweging is blijkt onder andere uit de titels op de schappen van Turkse boekwinkels en het aanbod op de jaarlijkse boekenbeurs in Istanbul. Ondanks de economische crisis verschijnen er steeds meer boeken. Maar belangrijker nog: niet alleen de omvang van de boekenproductie neemt toe, er is ook sprake van een inhoudelijke kentering. Het aanbod aan genres wordt steeds gevarieerder en allerlei prozagenres die tot voor kort alleen in West-Europa en de Verenigde Staten populair waren, winnen terrein. Zo was er op de Istanbulse boekenbeurs in november 2001 verbazingwekkend veel phantasy te vinden. En terwijl Turkstalige detectives tot enkele jaren terug maar spaarzaam verkrijgbaar waren, heeft elke zichzelf respecterende Turkse boekhandel nu wel een plank vol thrillers en detectives. Veel daarvan is op dit moment nog vertaald uit het (Amerikaans-)Engels, maar de eerste Turkse schrijvers van detectives en thrillers dienen zich aan. Bovendien is er een omslag te zien in de Turkse literatuuropvatting. Literaire fictie als voertuig voor een ideologische boodschap is de laatste twintig jaar steeds meer verdrongen door werk van postmoderne schrijvers. Orhan Pamuk is daarvan de bekendste exponent, maar hij is lang niet de enige.
Turkse genre- en literatuuropvatting beginnen kortom wat meer op de West-Europese te lijken. Nederlandse uitgevers kunnen daardoor waarschijnlijk makkelijker Turks werk kiezen. En dát schept hopelijk weer meer mogelijkheden voor initiatiefrijke vertalers die zelf een tekst voor vertaling willen voordragen.
Met dank aan Karel Giltay.
Noten
1 zie: Gerlof Leistra, Niet alleen van literair, maar ook van cultureel belang. Turkse schrijvers in Nederlandse vertaling. Vrij Nederland, 4 juli 1987
2 Gerlof Leistra, idem.
3 Yakup Kadri Karaosmanoğlu, Ankara. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1982 (3de druk; 1ste druk 1938). Vertaald door J.H. Kramers en Annemarie van den Bergh.
Dit is een aangepaste versie van de lezing die Hanneke van der Heijden op 13 december 2002 gaf tijdens de Literaire Vertaaldagen te Nijmegen. Thema van die dagen was: ‘Tekst zoekt vertaler, vertaler zoekt tekst’.