Abstract: Aan de hand van Raymond Roussels Nouvelles impressions d’Afrique vertaald door Sjef Houppermans (uit 1996) gaat Verdaasdonk in op de ‘dienstbaarheid’ die vertalers in het algemeen bezitten, hun respect voor de eigenheid van een tekst, om te concluderen dat oordelen over de ‘eigenheid’ van een tekst buiten de vertaalkritiek vallen – en in het algemeen duidelijke gronden moeten missen.
Het is onmogelijk te zeggen wat voor mij de meest opvallende vertaling van 1999 is geweest. Ik heb een te onvolledig beeld van de vertalingen die verleden jaar zijn uitgekomen, ook van vertalingen uit de vreemde talen die ik beheers, om een zinnig oordeel te kunnen geven over het totale bestand.
Mijn keuze valt op de vertaling die Sjef Houppermans in 1996 publiceerde van Raymond Roussels Nouvelles impressions d’Afrique (Van Oorschot ‒ Franse Bibliotheek ‒ klassiek). De vertaler geeft blijk van grote kennis van de brontaal, van het oeuvre en de opvattingen van de auteur en van aanzienlijke vaardigheid in het hanteren van het Nederlands. Op deze punten, meen ik, komt Houppermans’ vernederlandsing overeen met het aanzienlijke bestand aan voortreffelijke vertalingen dat de afgelopen decennia in Nederland is verschenen.
Waarom juist zijn werk gekozen? Omdat het een opvallende illustratie geeft van een belangrijk kenmerk van vertalen: de bereidheid om de eigenheid van een auteur ‒ van diens taalgebruik en van diens opvattingen over het eigen werk ‒ te respecteren. Uit het onderzoek van Engelien de Jong naar de loopbaangerichtheid van literaire vertalers blijkt dat ‘dienstbaarheid’ een eigenschap is die een sterk en positief effect heeft op de geneigdheid van vertalers om hun financieel risicovolle en intellectueel veeleisende beroep voort te zetten. De term ‘dienstbaarheid’ duidt op de bereidheid om de eigenheid van een tekst te respecteren. In de vertaling krijgt een auteur geen grotere of minder grote verbale vermogens dan in het origineel aan de dag worden gelegd. Tevens biedt Houppermans’ vertaling mij de gelegenheid iets te zeggen over de grens van vertaalkritiek. Zoals men weet, is het ontbreken van vertaalkritiek in dag- en weekbladen herhaaldelijk door vertalers betreurd.
Met zijn opstel ‘Comment j’ai écrit certains de mes livres’ wilde Roussel een gebruiksaanwijzing geven bij sommige van zijn boeken. Die zouden volgens een bepaald ‘procédé’ zijn geschreven. Kenmerkend voor dit procédé zou zijn: een zinnetje waarmee de tekst begint, levert in een licht gewijzigde vorm de slotzin. Een voorbeeld: ‘Les lettres du blanc sur les bandes du vieux billiard’ (beginzin); ‘Les lettres du blanc sur les bandes du vieux pillard’ (slotzin). In navolging van Roussel noteert Houppermans in zijn ‘Nawoord’: ‘Het verhaal dat gecomponeerd wordt is de meest logische verbinding tussen de twee uiteinden.’ (343) Bij het schrijven van Nouvelles impressions d’Afrique maakte Roussel geen gebruik van dat procédé, zegt Houppermans (342, 351), al voegt hij hieraan toe dat de ‘vormprincipes’ van dat gedicht volgens Roussel nauw overeenkomen met dat procédé. Als eerste overeenkomst noemt Houppermans: ‘het rijm dat de verzen telkens als paren bijeenhoudt, terwijl de opeenvolgende regels vaak bij verschillende zinnen met een totaal uiteenlopende inhoud horen.’ (351)
Al genieten uitspraken van auteurs over de manier waarop hun werk zou zijn geschreven vaak groot gezag, ik meen niettemin dat zulke uitspraken hoogst speculatief zijn. Misschien heeft van alle lezers de vertaler de minste vrijheid om auteurs-uitspraken naast zich neer te leggen. Op welke manier blijkt dat Houppermans de eigenheid van Roussels tekst wil respecteren? Het meest duidelijk in de manier waarop de vertaling gedrukt is: iedere ‘laag’ van het gedicht heeft een andere kleur. Die wens van Roussel was te begrotelijk voor de oorspronkelijke uitgever, maar is door de Nederlandse uitgever gehonoreerd.
Voor een deel wordt er veelal vertaald met lexemen die in het woordenboek elkaars equivalent zijn:
(...) noyau/Ici sert pour ‘comète’ et sert là pour ‘cerise’.
wordt:
(...) bij noyau denk/Ik nu eens aan ‘komeet’ dan weer aan ‘kersen’.
De ‘fauteuil’ saute à ‘mer’ bras.
wordt:
Van ‘fauteuil’ springt naar ‘zee’ bras.
Maar het merendeel van Roussels associaties wordt weergegeven door extrapolaties van de vertaler:
‘Scientifique choix d’aliments à gâté
Plaisir’ dans régime ou ‘façon dont on se laisse
Par la clique au pouvoir tondre et meneren laisse’
‘Cri par quoi, l’un soufflant l’autre, un alter ego
Vous raille’ ou ‘paragraphe influent’ dans écho
wordt:
‘Wetenschappelijk menu in strijd met de trek’
In régime of ‘hoe men zich laat kaalscheren
En aan ‘t lijntje houden door machtige heren’;
‘Schreeuw waarmee een alter-ego, souffleurs’ souffleur
U fopt’, in echo of ‘bericht van hoog teneur’.
We zagen dat Houppermans, in navolging van Roussel, het rijm aanwijst als een ‘procédé’ dat bijdraagt aan de eigenheid van Nouvelles impressions d’Afrique. Dat het aa-bb-rijm de verzen in paren ‘bijeenhoudt’ spreekt vanzelf; bij welke zinnen (met eventueel ‘totaal verschillende inhoud’) de geciteerde regels horen is een kwestie van gissen. Alle uitspraken die de eigenheid van een tekst onder woorden proberen te brengen zijn ontoetsbaar, zelfs als zij een constructie-principe van die tekst lijken te formuleren. Een gevolg van deze ontoetsbaarheid is dat de manier waarop Houppermans het rijm weergeeft geen rol kan spelen in het oordeel over de betrouwbaarheid van zijn vertaling. Aperte fouten en aanzienlijke afwijkingen van het Franse mannelijke en vrouwelijke rijm hebben natuurlijk wel impact op dit oordeel. Zulke fouten en afwijkingen zijn in de vertaling afwezig.
Van de in totaal twintig steekwoorden in Roussels gedicht vormen vier (suite / conduite; blanc / banc)ook in de vertaling twee rijmparen. Twee steekwoorden (clou, repentir) die op andere woorden (geen steekwoorden) rijmen, doen dat ook in de vertaling. In afwijking van het origineel rijmt in de vertaling één steekwoord (naturel) op een ander woord (geen steekwoord). Twee steekwoorden (paté, écho) die in het origineel in rijmpositie staan, hebben die positie niet in de vertaling.
Mijn conclusie is dat wanneer Houppermans zich meer of minder vrijheid jegens het origineel had veroorloofd wat betreft de plaats van de steekwoorden (wel of niet in rijmpositie), dit geen invloed zou hebben op het oordeel over de getrouwheid van zijn vertaling. Zodra de vertaalkritiek het domein verlaat waarbinnen fouten (of hun tegendeel: vondsten) zijn vast te stellen, komt zij op een ander terrein: dat van de eigenheid van een tekst. Dit terrein is zeer ten dele toegankelijk voor oordelen waarvoor duidelijke gronden kunnen worden gegeven. Het behoort wezenlijk toe aan lezersoordelen ‒ die naar hun aard sterk variëren.
Raymond Roussel, Indrukken van Afrika [vertaald door Marij Elias] en Nieuwe indrukken van Afrika [vertaald door Sjef Houppermans]. Sjef Houppermans en Paul J. Smith (red.) Amsterdam: Van Oorschot 1996, 19972.