Abstract: In 1999 verscheen het laatste deel van Hein van Dolens Aristofanes-vertalingen. D’hane prijst ze en gaat nader in op het cabareteske van deze komedies en bepleit frequentere opvoering ervan.
Graag wil ik aandacht vragen voor het feit dat in 1999 het laatste deel van de vertalingen van de komediedichter Aristofanes is verschenen, en dat nu diens volledige werk ‒ althans de elf blijspelen die vier-en-twintig eeuwen hebben overleefd ‒ in modern Nederlands verkrijgbaar zijn. Het grootste deel daarvan, acht van de elf stukken1, is vertaald door Hein L. van Dolen op een sprankelende manier. Bovendien heeft hij tegelijk met het laatste deel een mooi boekje over de Griekse komedie laten verschijnen. Met de hiervolgende regels wil ik zijn (vertaal)werk eren.
Het vertalen van Aristofanes behoort tot de meest dienstbare afdeling van het literair bedrijf: de voornaamste stimulans is de gedachte dat de tekst van een ander niet verloren mag gaan, beschikbaar moet blijven, ook al worden de stukken zelden of nooit opgevoerd. Grote lezersscharen zijn ook niet te verwachten. Bovendien wordt er heel wat voorbereidende studie geëist en evenveel nazorg voor de achtergrondinformatie aan de lezers. Dat alles is aan Van Dolens tekst af te lezen, en gelukkig alleen in positieve zin, maar dat neemt niet weg dat die verdiensten weinig aandacht krijgen, verhoudingsgewijs.
Als Aristofanes’ toneelstukken zo waardevol zijn om in vertaling voort te bestaan, waarom worden ze dan niet opgevoerd? Omdat ze het beste te vergelijken zijn met politiek cabaret of de wat verouderde opera buffa: grillig geconstrueerd, vol prachtige invallen, eigentijdse referenties, soms geestig, soms flauw, soms poëtisch van taal, soms vulgair, kortom een charmante mengeling van poëzie en onderbroekenlol, en slecht te vergelijken met blijspelen van bijvoorbeeld Plautus of Terentius, of Breero, de Marivaux en Oscar Wilde ‒ om een paar namen te noemen.
Wie dat oude politieke ‘cabaret’ leest, zal concluderen dat de moderne politiek nog altijd veel overeenkomst vertoont met die van de vroege Atheense democratie, en een vertaler zal daardoor vaak de verleiding voelen om de Griekse namen en schandalen te vervangen door moderne parallellen; gelukkig heeft Van Dolen dat niet gedaan. Zijn vertaling is in modern Nederlands geschreven, een derde millennium waardig, maar moderniseert niet. De oud-Atheense sfeer wordt op een goede manier dichtbij gehaald.
Een enkel voorbeeld uit de laatst vertaalde komedie, getiteld Vrede, kan dit illustreren. De Athener Trygaios wil naar de hemel reizen om Zeus om vrede te vragen. Hij zal dat doen op de rug van een enorme mestkever, zoals een van zijn slaven vertelt:
En gisteren vertrok hij, god mag weten waar
naartoe, en bracht een kever thuis, een reuzenbeest,
het soort dat op de Etna2 leeft. Ik moest dat dier
verzorgen in de stal terwijl hij het met kam
en borstel poetste. “Volbloed vleugelbeest,” riep hij
vol trots, “mijn vliegend rijdier, mag ik op je rug
een luchtreis maken naar de oppergod?” Maar goed,
ik zal eens kijken hoe het gaat, de deur staat op
een kier. gluurt naar binnen
Dat kan niet waar zijn, help, kom allen hier!
Mijn meester stijgt omhoog en vliegt daar in de lucht.
Kijk, hij berijdt die scarabee net als een paard!
Boven de stal wordt een reusachtige mestkever met gespreide vleugels zichtbaar. Het beest hangt aan de machina of hijskraan en Trygaios zit schrijlings op hem
TRYGAIOS zingend
Niet te snel, lieve tor, want we hebben de tijd,
ga nu niet steil omhoog door de lucht,
vlieg je eerst maar eens warm, houd je vleugels gespreid,
maak je spieren goed los in de vlucht.
Blaas je stinkende adem niet in mijn gezicht,
anders hou ik je hier, met de staldeuren dicht.
TWEEDE SLAAF zingend
O mijn meester, mijn heer, waarom doet u zo gek?
TRYGAIOS
Zeg, hou jij eens je bek.
TWEEDE SLAAF
Maar u lijkt van uw zinnen beroofd!
Waarom cirkelt u boven ons hoofd?
TRYGAIOS
Wat ik doe, dient vooral het belang
van de Grieken. Dus ben ik niet bang.
De eerste helft van dit fragment behoort tot de gewone dialoog en is evenals de oud-Griekse tekst in zesvoetige jambische verzen geschreven. De tweede helft behoort tot de gezongen tekst, die in een sneller, dansend er ritme werd gebracht, begeleid door fluitmuziek; Van Dolen vertaalt die gedeelten meestal op rijm als musicalteksten.
Als Trygaios de Olympus bereikt, doet Hermes hem open. Hij vertelt Trygaios dat Zeus hem niet kan ontvangen, omdat de goden weg zijn:
Je kunt niet verder van de goden zijn dan hier.
Die pakten gisteren hun biezen. Weg is weg.
TRYGAIOS
Waarheen ter wereld?
HERMES smalend
Wereld, vraagt hij.
TRYGAIOS
Waar dan wel?
HERMES wijst in de verte
Daar, in de verste uithoek van het firmament.
TRYGAIOS
Waarom bleef jij dan in je eentje hier?
HERMES
Ik hou
een oogje op de spullen van het hemelvolk,
hun potten, pannen, keukenplankjes, wijnvoorraad.
TRYGAIOS
Vertel me wat de reden van hun uittocht is.
HERMES
Ze waren jullie Grieken meer dan zat. De god
die Oorlog heet huist nu in hun verblijf. Hij mag
van hen met jullie alles doen wat hij maar wil,
en zelf zijn zij de hoogste hemel in gegaan,
opdat ze niet meer hoeven zien hoe jullie steeds
elkaar bevechten. Ook voor smeken zijn ze doof.
TRYGAIOS
En mag ik dan ook weten wat hen daartoe bracht?
HERMES
Ja, elke vredespoging van hun kant liep stuk
op jullie oorlogszucht. In Sparta werd al bij
het kleinste beetje mazzel zelfbewust gezegd:
‘Die snert-Atheners krijgen hun verdiende loon!’
En ging het jullie, snert-Atheners, voor de wind,
dan werd door jullie op een vredesvoorstel van
de vijand fel gereageerd: ‘Pas op, daar steekt
iets achter. Sparta flest de zaak, geloof ze niet.
Als wij geen millimeter wijken, bindt die stad wel in.
TRYGAIOS
Da’s waar: zo is de stijl van spreken in ons land.
HERMES
Of jullie ooit de goddelijke Vrede zien betwijfel ik.
TRYGAIOS
Wat is er dan met haar gebeurd?
HERMES
De Oorlog heeft haar opgesloten in een grot.
De opgesloten Vredesgodin zal in een volgende scene door Trygaios worden bevrijd. Hij wordt daarbij geholpen door het koor, dat in het Atheense theater niet alleen bij de tragedies maar ook bij de komedies een belangrijke rol vervulde. Dansend voerde het vaak zijn rol uit. In het hiervolgende fragment, waarin Trygaios de koorleider maant om de vreugde over het redden van de Vrede te temperen, lijkt Aristofanes met dat dansen te spotten. Van Dolen past opnieuw zijn vertaling aan het Griekse metrum aan en schrijft nu in trochaeën (Jantje zag eens pruimen hangen):
O, ik ben vandaag gelukkig en dat neemt geen mens mij af.
Het hele koor maakt een wilde vreugdedans
TRYGAIOS
Vrienden, nee, niet doen, beheers je. Laat dat toch in ’s hemelsnaam!
Ga nu niet de zaak verpesten met zo’n rare huppeldans.
KOORLEIDER
Maar mijn benen gaan vanzelf en springen steeds weer op en neer,
ook al wil ik liever stilstaan en niet meedoen aan de dans.
TRYGAIOS
Hou nu op, ik zeg het voor de laatste keer. Hé kappen, stop!
KOORLEIDER
Rustig maar, ik ben gestopt.
TRYGAIOS
Je zegt het, maar ik zie het niet.
KOORLEIDER
Nog een enkel rondje maken en dan schei ik uit, oké?
TRYGAIOS
Nou vooruit, maar dan ook stoppen. Stoppen zei ik, ben je doof?
KOORLEIDER
Afgesproken, ik verzet geen voet meer, als je dat zo wilt.
TRYGAIOS
Maar ik zie je nog steeds bezig.
KOORLEIDER
Ja verdomd, mijn rechterbeen
gaat maar verder. Mag die één keer springen? Echt, dan hou ik op.
TRYGAIOS
Goed dan, maar beloof me dat je daarna niet meer moeilijk doet.
KOORLEIDER staat, evenals de overige koorleden, op het rechterbeen en ‘luistert’ naar zijn linkerbeen
Hoor, mijn linkerbeen klaagt dat het niet gelijk behandeld wordt.
Ach, wat geeft het? Ik ben blij. heb schijt aan alles: van mijn schild
ben ik nu verlost en dat woog zwaarder dan mijn oude dag.
Het is flauw en toch aardig, als het goed wordt geacteerd. Van Dolen doet geen moeite om de tekst literairder te maken dan hij is. Hij kiest, zoals blijkt, zoveel mogelijk voor een versvertaling in het oorspronkelijke metrum ‒ wat geen verplichting is, naar mijn mening, maar wel van een sympathiek respect getuigt en een geslaagde poging is om de verschillen tussen het oude en het nieuwe zo klein mogelijk te laten zijn. Eigenlijk vraag ik me opnieuw af: waarom worden Aristofanes’ stukken tegenwoordig niet meer opgevoerd? Ja, zelfs waag ik te zeggen dat ze het voor de televisie goed zouden doen: in vlot tempo opgevoerd duren ze niet langer dan drie kwartier, het toneelbeeld is wisselend en vrolijk genoeg, en de onderwerpen die ter sprake komen zijn bepaald niet ouderwets. Aristofanes in boekvorm is prachtig (en dat is een compliment aan vertaler én uitgever), maar de tekst en vertaling verdienen eigenlijk ook toeschouwers.
Noten
1 Die acht stukken zijn: Vrouwenstaking, Vrouwenfeest, Vrouwenpolitiek, Kolenbranders, Wespen, Kapitaal, Cavalerie, Vrede. De overige drie, Wolken, Vogels, Kikkers, zijn in dezelfde serie verschenen, maar vertaald door de schrijfster van dit artikeltje. Dat zij aandacht vraagt voor de volledige serie van Aristofanesvertalingen is vrij van eigenbelang: haar vertalingen waren voor een deel al eerder gepubliceerd, en zij was daarna niet in de gelegenheid om de acht andere stukken te vertalen. Door haar bemoeienissen indertijd met Aristofanes meent ze ook dat ze met des te meer recht over Van Dolens vertalingen mag oordelen.
2 Men dacht in de oudheid dat op en rond Sicilië enorme mestkevers leefden.
De vertalingen van Aristofanes zijn uitgegeven door Athenaeum-Polak & van Gennep. Zo ook het boek De Griekse komedie door Hein L. van Dolen.