Veel leraren hebben bouwstenen geleverd voor mijn vertaalwijze. Een van hen is de heer Kop. Als ik hem niet had ontmoet, zou ik nooit de vertaler zijn geworden die vóór alles gespitst was op het ritme en de toonklank, op het melodisch aspect van het door de ander vertelde verhaal. Mocht er een categorie zijn van mensen die als pedagoog geboren worden, dan behoorde mijn leraar klassieke talen Guus Kop daar zeker toe.
Als het toeval bestaat, dan ben ik bij toeval op hem gestuit. Ik studeerde al Frans aan de Universiteit van Amsterdam en bleek niet voldoende te hebben aan het door mij behaalde diploma hbs-A. Destijds moest je, om op te kunnen gaan voor het kandidaats Romaanse talen, in het bezit zijn van een gymnasiumdiploma. In het jaar dat ik besloot het staatsexamen gymnasium te gaan halen, ontdekte ik dat er aan de theologische faculteit een spoedcursus Latijn en Grieks werd gegeven voor studenten theologie die geen gymnasiumopleiding hadden genoten. De docent die deze cursus gaf was dr. G. Kop.
Op een morgen, tegen het uur dat hij daar lesgaf, fietste ik naar het universiteitsgebouw aan de Kloveniersburgwal, vond het lokaal dat Kop was toegewezen en vroeg of ik mocht deelnemen aan zijn cursus. Ik weet niet meer of ik hem toen mijn collegekaart heb laten zien, maar wel herinner ik me de brede glimlach waarmee hij ermee instemde dat ik het groepje van zes aspirant-theologen kwam aanvullen.