Ethiek van het talen    113-122

De casus ‘genderbewust vertalen’

Gys-Walt van Egdom
Henri Bloemen
Winibert Segers

Het internet wemelt tegenwoordig van de ‘taalbeleiden’ op het gebied van genderbewust taalgebruik. Overheidsinstellingen, media en bedrijven: ze hebben allemaal wel een beleid uitgezet en richtlijnen geformuleerd om ervoor te zorgen dat er in de communicatie niemand wordt buitengesloten. Dat genderbewuste communicatie leeft, blijkt ook al jaren uit de scripties die binnen de masteropleidingen vertaling worden geschreven. Bijna elk jaar passeert er wel één studentenonderzoek waarin inclusie een kernbegrip vormt. Persoonlijk vinden we het een zeer goed teken dat de maatschappelijke betrokkenheid bij dit thema zo hoog ligt. Toch ervaren we een enorm ongemak als we de beleidsstukken en richtlijnen doornemen: weten we met onze nieuwe, inclusieve taal wel het effect te bewerkstelligen dat we ermee beogen? In deze bijdrage verdedigen we de stelling dat het zeer positief is dat er noch een algemeen taalbeleid noch een algemene richtlijn genderbewust communiceren (specifiek) voor literair vertalers is ontwikkeld.

Onze argumentatie vangt aan met een verwijzing naar Antoine Berman. Vaak wordt Berman, als continentale secondant van Lawrence Venuti, opgevoerd als groot voorvechter van een vervreemdende vertaling. Maar de versie van Berman die we al te vaak voorgeschoteld krijgen, is een stropopversie. Een van de belangrijkste theoretische uitgangspunten van Berman die daarbij vaak achteloos onder de mat worden geveegd, is de gedachte dat de vertaalethiek gericht dient te zijn op een ‘pure visée’, een zuiver doel of een zuivere gerichtheid van de vertaling. Volgens dit uitgangspunt dient de ethiek dus te worden losgeweekt van de werkelijkheid: het ethische ideaal is iets wat gestalte krijgt en dient te worden nagestreefd los van alle historische verschijningsvormen van vertaling. Alleen al om die reden zou je kunnen stellen dat deze ethiek haaks staat op de deontologie die doorschemert in taalbeleid en richtlijnen rond genderbewust communiceren, die sterk gebonden is aan de situatie in het hier en nu. Het ideaalbeeld of ideële doel van de vertaling vat Berman vervolgens in de volgende regel: ‘ammener sur les rives de la langue traduisante l’œuvre étrangère dans sa pure étrangeté’ (1985: 58). Met andere woorden: het doel dat elke vertaling, los van concrete verschijningsvormen, nastreeft, is de ontvangst van het vreemde werk in zijn zuivere vreemdheid. Het is verdraaid lastig om je hier een beeld bij te vormen, want als leerling van Schleiermacher beseft Berman dat deze ‘pure visée’, zodra zij wordt omgezet in een concrete en harde richtlijn, enkel kan voeren tot een radicaal vervreemdende vertaling, een vertaling waarin het vreemde zijn vreemdheid niet aflegt en die daarom zo vreemd aanvoelt dat zij ‘onleesbaar’ is (ibid. p. 78-79; zie ook Berman 1984: 224).

Lees verder in de papieren Filter