Eigenlijk zijn vertalingen gewoon echo’s – echo’s van wat je ziet of ooit zag, leest of ooit las, nu doormaakt of vroeger ervaren hebt. Bij de veertienjarige Désirée Schyns begon het allemaal met Julien Clerc. Eveline van Ham, amper ouder, sloot haar middelbare school af door te gaan vertalen – en ze werd er behoorlijk door gegrepen. Hans van Pinxteren blikt terug op zijn oude leraar klassieke talen die bij hem het vuur aanwakkerde voor het melodische vertalen. Alles wordt voortdurend hernomen, ook en vooral de oudheid – Amor, Psyche, Persephone verrijzen in elke nieuwe vertaling opnieuw. Dat is niet voorbehouden aan de klassieken. Dat doet bijvoorbeeld ook Moriaantje, die door Robbert-Jan Henkes opnieuw tot leven is gewekt. Dat hedendaagse gevoeligheden daarbij een rol spelen lijdt geen enkele twijfel. Vertalen blijft oppassen, maar vernieuwen is ook een vorm van repliek.