Mijn vertaalkritiek in Filter 29:4 van de twee meest recente vertalingen van The Waste Land, door respectievelijk Paul Claes en Marcel Otten, besloot ik met de zin: ‘Het wordt tijd, kortom, voor een zesde vertaling’ (Kosters 2022, p. 129; eerdere vertalingen waren van de hand van Jan Venderickx en Theo van Baaren).1 Doe het dan lekker zelf, als je het zo goed weet, hoorde ik bijkans Otten en Claes knarsetanden. Als ze dat werkelijk deden, kan ik ze niet helemaal ongelijk geven. De zoveelste herlezing van het gedicht en (her)bestudering van allerlei teksten eromheen deden me weer beseffen wat een onmogelijke opgave het in wezen is: The Waste Land is onvertaalbaar.2
Maar niets is onvertaalbaar.
Het werd tijd, kortom, voor een eigen vertaling.
En bang dat ik was.
In dit nummer van Filter en vervolgens in een aantal afleveringen op Webfilter presenteer ik mijn Nederlandse vertolking van The Waste Land. Ik licht specifieke keuzes toe en vergelijk en beredeneer relevante, overduidelijk ten opzichte van eerdere vertalingen afwijkende keuzes (met name ten opzichte van die van Claes en Otten). Eliots eigen noten vertaal ik ook, maar die zijn in dit geval minder van betekenis. Hij zou spijt krijgen van het notenapparaat met wat hij noemt al die ‘bogus scholarship’, nepwetenschap, maar realiseerde zich dat het te laat was om ze eruit te halen: ze zijn misschien wel populairder dan het gedicht zelf, beweert hij (echt?), en wie ze niet zou aantreffen, zou z’n geld terug eisen. ‘Terecht heb ik destijds het boek van Jessie Weston op een voetstuk gezet,’ schreef hij in 1956, ‘maar ik betreur dat ik zoveel lezers het bos in heb gestuurd met al die informatie over tarotkaarten en de Heilige Graal.’3 De noten zijn in de tot nog toe gepubliceerde vertalingen meestal voorbeeldig vertaald; ik presenteer ze in mijn eigen vertaling, maar heb aan de eerdere versies weinig toe te voegen.