Ja, het is waar dat een vertaling ten hoogste de ‘schijn van identiteit’ kan bereiken, sterker nog: dat idee is me uit het hart gegrepen. Hoe je het ook wendt of keert, de tekst die je als vertaler moet maken bestaat nog niet in de doeltaal, voor elk personage zal je een stem moeten vinden die er in het Nederlands nog niet was en inderdaad, niemand kan je vertellen hoe je dat precies moet doen. Het enige wat je kunt doen is naar beste eer en geweten een stem creëren waarvan je kunt beargumenteren dat die lijkt op de stem uit de brontekst, maar niemand kan zeggen dat die stem dezelfde is als die in de brontekst, er is geen hetzelfde, er is alleen de schijn van hetzelfde.
Die leugen van de vertaler als neutrale veerman, van de vertaling als neutraal substituut van de brontekst, moet worden doorbroken en een begin zou kunnen zijn dat de naam van de vertaler standaard op het omslag wordt vermeld, zegt De Haan. Daar kan ik me in vinden. Ook ik ben van mening dat een vertaler zichzelf niet buiten haar vertaling kan houden, ook een vertaler interpreteert – zoals iedere lezer dat doet – zelfs al is de vertaler erop getraind zoveel mogelijk potentiële interpretaties op te merken en in haar vertaling te verwerken, en ook een vertaler heeft een stem, zelfs al is ze erop getraind die op zoveel mogelijk verschillende manieren te laten klinken – je neemt jezelf altijd mee. Ik weet niet eens wat ik me precies moet voorstellen bij een neutrale vertaling, en als die al bestaat, is ze dan wel wenselijk? Volgens mij komt de sjeu juist van enige eigenzinnigheid, dan wordt het pas echt leuk, voor vertaler en lezer.