‘Een ware plaag, die vertalingen’    41-50

Giovanni Verga en de negentiende-eeuwse vertaalpraktijk in Frankrijk

Linda Pennings

‘De roman van Verga is slecht vertaald.’ Zo oordeelt Lodewijk van Deyssel in 1891 over de Nederlandse vertaling van Mastro-don Gesualdo. De Italiaanse schrijver zelf heeft het waarschijnlijk niet geweten; en had hij het geweten, dan was hij waarschijnlijk niet verbaasd. In de tien voorgaande jaren hadden de Franse vertalingen van zijn werk hem de illusie ontnomen dat zijn verhalen en romans ‘vertaalbaar’ waren. Vertaalbaar waren ze wel gebleken, volgens de destijds in Frankrijk gangbare criteria, maar deze stonden ver af van wat Verga bij een vertaling voor ogen stond.

De briefwisseling tussen Giovanni Verga (1840–1922), die in het kielzog van Zola’s naturalisme met zijn werk het Italiaanse verismo vormgaf, en zijn Franse vertaler Édouard Rod (1857–1910) biedt een levendig kijkje in de vertaalpraktijk aan het eind van de negentiende eeuw. De esthetisch-literaire idealen van de schrijver botsen met de pragmatische principes van zijn vertaler, en de door de schrijver geambieerde roem over de grenzen slaat om in verbittering door onbetaalde royalty’s, geschonden auteursrechten, onverschillige kritiek en ondeugdelijke vertalingen.

Verga1

Siciliaanse couleur locale
Indien hij ze had kunnen lezen, had Verga de woorden van Van Deyssel ongetwijfeld onderschreven. Deze bekritiseert de Nederlandse vertaler van Mastro-don Gesualdo, W.F. de Jonge, om zijn keuze voor ‘algemene’ uitdrukkingen en pleit daarentegen voor een vervreemdende en creatieve vertaling, met behoud van datgene wat een tekst ‘bijzonder’ maakt:

De vertaler heeft, als hij den italiaanschen vol-zin gelezen had, gedacht: hoe zegt men dat in ’t hollandsch?, en dan heeft hij de gebruikelijke hollandsche uitdrukking er voor geschreven. Maar zoo moet men niet vertalen. Om een goed werk goed te vertalen moet men zelf zoo'n beetje een kunstenaar met zijn eigen taal wezen. […] Men moet nooit vertalen met algemeene hollandsche uitdrukkingen, want dan kan de volzin nooit het bizondere weêrgeven, dat de schrijver er meê vóor-had. (1979: 216)

Verga liet in zijn regionale verhalen en romans het ‘bijzondere’ boven het ‘algemene’ prevaleren.1 En van zijn vertalers verlangde hij datzelfde, zoals blijkt uit de brieven waarmee hij Édouard Rod niet alleen op het belang maar ook op de moeilijkheden wees van een vertaling van zijn veristische werk. Op Rods schouders rustte de zware taak om het typisch Siciliaanse milieu weer te geven zoals Verga dat zo objectief en authentiek mogelijk had geschetst, met zijn specifieke omgeving, gebruiken en tradities, en met zijn specifieke taal. In die allesdoordringende sicilianità school een essentie van het verisme die volgens de schrijver ook in een vertaling moest worden overgebracht (18-4-18812).

Dat Verga zijn vertaler aanspoorde tot kunstgrepen om zijn verteller en personages met Franse woorden als het ware Siciliaans te laten spreken, kwam doordat hijzelf ingenieuze strategieën had toegepast om het Siciliaanse dialect in Italiaanse woorden te laten doorklinken. In het licht van de eenwording van Italië in 1861 was Verga voorstander van een literatuur die de diversiteit van de regio’s aan een nationaal lezerspubliek presenteerde. Gebruik van het Siciliaanse dialect had wel gepast in zijn literaire streven naar zuiver realisme, maar ging voorbij aan zijn ideologische ambitie van een nationale Italiaanse cultuur. Daarom construeerde hij een complex taalmengsel dat in zijn zinsbouw, woordkeus en idioom een impressie gaf van Siciliaans dialect en tegelijkertijd door een breed publiek van Italiaanse lezers begrepen werd.

Verga, die zelf een vertaalslag had gemaakt, van het Siciliaans naar een speciaal voor zijn doel geconstrueerd Italiaans, meende kennelijk dat ook de Franse vertaler met behulp van een dergelijke strategie een illusie van dialect zou kunnen oproepen; een taal waaraan hij middels cultuurspecifieke elementen uit het Siciliaanse leven de juiste regionale kleuring zou kunnen verschaffen (Alfieri 2008). Het was volgens Verga precies deze exotische couleur locale die de interesse van de Franse lezer moest opwekken. Door de rauwe werkelijkheid van de arme boeren en vissers van zijn eiland te presenteren aan de bourgeoisie van de Franse hoofdstad, waar Zola het pad al voor hem had geëffend, hoopte Verga zich te revancheren voor het fiasco dat zijn vernieuwende roman in Italië geleden had.3

Teneinde Édouard Rod in die onbekende wereld wegwijs te maken bij zijn vertaling van I Malavoglia, de roman die verhaalt over de tragische lotgevallen van een arme vissersfamilie, stuurde Verga hem een lijst met een zestigtal in de roman voorkomende Siciliaanse of anderszins specifieke woorden en uitdrukkingen (8-12-1881). Hij voorzag ze van een omschrijving in het Italiaans of een mogelijke Franse vertaling, en adviseerde om bepaalde onvertaalbare termen in hun oorspronkelijke vorm te hanteren. Zo waren de fariglioni, de sciara en de fichidindia onontbeerlijk om het Siciliaanse landschap te suggereren, moesten de plaatselijke vis pesceluna en de pizza uit Napels onvertaald blijven, en zorgden ook regionale munten en maten als onza, tarì en salma voor de nodige authenticiteit.

Parijse eenkennigheid
Verga’s vertaler, de uit Zwitserland afkomstige en voornamelijk in Parijs levende schrijver en criticus Rod,4 maakte zich intussen heel andere zorgen dan over een getrouwe weergave van dialect en couleur locale. Als hij een zware taak op zijn schouders voelde rusten, dan was het om Verga’s exotische taferelen voor te schotelen aan een uiterst eenkennig publiek. ‘Les Français sont le peuple du monde le plus indifférent aux choses de l’extérieur’, waarschuwt hij Verga, ‘et j’ai toutes les peines du monde à obtenir, de temps en temps, l’insertion d’un article sur un écrivain étranger’ (31-3-1881). En over I Malavoglia merkt hij op: ‘Comme je voudrais voir un tel livre traduit en français!... Mais ici, on n’a d’yeux et d’oreilles que pour ce qui sort de Paris!’ (21-4-1881).5

Zo blijkt Verga’s revolutionaire roman bij uitgevers allesbehalve nieuwsgierigheid naar een andere leefwereld op te wekken, wanneer Rod constateert: ‘J’ai proposé les Malavoglia à l’Indépendance belge. Le directeur […] m’a dit qu’il publierait volontiers votre roman, si, dans son ensemble, il évitait la monotonie qui peut résulter du milieu et des personnages.’6 (6-12-1881). En zo kon Cavalleria rusticana, het enige werk dat Verga later internationale faam zou bezorgen (zij het voornamelijk dankzij Mascagni’s opera), in een letterlijke vertaling zelfs Émile Zola weinig bekoren. Het stuk was, zo schreef deze aan Verga, ‘trop typique’, ‘trop essentiellement originale’, ‘trop peu parisien’ (Longo 2004: 176).

Klaarblijkelijk had Verga een te rooskleurige voorstelling van de belangstelling van Franse schrijvers, critici en lezers. De verbondenheid die de Italiaanse veristen voelden met de Franse naturalisten was, gezien de culturele hegemonie van Frankrijk, in omgekeerde richting minder vanzelfsprekend; daarbij voegde zich de gespannen politieke relatie tussen beide landen, vanwege de ontwikkelingen in Noord-Afrika, die een onbevangen openheid jegens de Italiaanse cultuur in de weg stond. Pierre Milza toont aan dat in de jaren tachtig tegenover een indrukwekkende hoeveelheid vertalingen van Franse schrijvers in het Italiaans, een uiterst geringe vertaalproductie in omgekeerde richting stond (1981, I: 435–473). Toen daar halverwege de jaren negentig verandering in kwam, was het naturalisme inmiddels op zijn retour en keken de Franse ogen langs Verga heen naar een literaire nieuwlichter als Gabriele D’Annunzio.

Rod, die met zijn novellen en kritieken menig krantenpagina vulde en voor diverse tijdschriften werkte, bewoog zich als een behendige spin in het web van Parijse uitgevers en redacties, en zo wist hij toch verscheidene titels van Verga uit te brengen, zij het in sterk aan de Franse cultuur aangepaste vertalingen. In 1887 deed hij ook Les Malavoglia. Moeurs Siciliennes het licht zien. Daarin bleek de lijst met realia niet te zijn verwerkt, waren de talrijke volkse uitdrukkingen weggepoetst, ontbraken karakteristieke passages en was Verga’s vernieuwende stijl vervlakt tot een alledaagse taal zonder enige couleur locale (Lerner 1972).

Zo werd de sciara, de rotsige lavagrond die Verga hem omstandig beschreven had, door Rod vertaald als ‘route’. Het vissersjargon alare una parommella, waarvoor de schrijver naar een specialistisch woordenboek had verwezen, bleek eenvoudigweg geschrapt en de karakteristieke ansjovis (acciughe) was hier en daar veranderd in kabeljauw (‘morues’). Verga’s spreektalige uitdrukkingen werden in de vertaling systematisch weggepoetst: een dorpsbewoner, rijk als een zwijn (ricco come un maiale), werd in de vertaling ‘très riche’, ogen die de wormen mochten verslinden (occhi che dovevano mangiarseli i vermi) werden ‘ses yeux’, een snotneus (un moccioso) ‘un bambin’ (De Paepe & Sempoux 1980).

In de vertaling sneuvelden aldus die elementen van Verga’s tekst die de belevingswereld en het taalgebruik van de volkse personages het sterkst typeerden. In volgend voorbeeld van Rods vertaling ontbreken de gecursiveerde zinsdelen van de Italiaanse tekst, waardoor de zin elke culturele specificiteit verliest. Don Silvestro, door de dorpsbewoners gezien als iemand ‘die het altijd beter wist’ (il quale la sapeva lunga), zette de politiek onbewuste baas ’Ntoni neer als een ‘vuile dwarsligger’ (un codino marcio), zo een die ‘de Bourbons steunde’ (di quelli che proteggono i Borboni). In de vertaling zijn niet alleen de typische karakteriseringen van de personages weggelaten, ook is met de Bourbons (en met de bijnaam Franceschello voor Frans ii) de historische connotatie verdwenen: als baas ‘Ntoni de oude heersers steunde, keerde hij zich tegen de nieuwe Italiaanse eenheidsstaat:

se don Silvestro […], il quale la sapeva lunga, non avesse predicato che era un codino marcio, un reazionario di quelli che proteggono i Borboni, e che cospirava pel ritorno di Franceschello, onde poter spadroneggiare nel villaggio, come spadroneggiava in casa propria.7

sans don Sylvestre, […], qui s’en allait prêchant qu’il était un réactionnaire, de ceux qui conspirent pour ramener le roi François, afin d’être maîtres dans le village comme ils sont maîtres chez eux. (De Paepe & Sempoux 1980: 639)

Zoals bekend was het Franse literaire systeem aan het eind van de negentiende eeuw sterk gericht op aanpassing van buitenlandse literatuur aan het heersende beeld van de nationale identiteit. Blaise Wilfert-Portal kenschetst deze praktijk als een proces van vergaande toe-eigening, waarin de vertaalde tekst onverbiddelijk gezuiverd werd van alle elementen die buiten dat welomschreven beeld vielen. Hij maakt hierbij een onderscheid tussen een vrijwel onbewust en automatisch proces van aanpassing, zoals door Lawrence Venuti (2008) beschreven voor het Angelsaksische taalgebied, en een bewust en systematisch beleid – ‘une situation de domestication consciente et théorisée’ – waarvan in dit geval sprake is. Rond de eeuwwisseling kregen schrijvers uit den vreemde toegang tot de Franse cultuur met het eenduidige doel om deze in haar specifieke eigenheid te bevestigen (2007: 251–253).

In het uitdragen en realiseren van die opvatting speelde Rod een actieve rol. Als cultureel intermediair en vertaler huldigde hij ook persoonlijk een sterk ‘naturaliserende’ vertaalopvatting die onverenigbaar bleek met de ‘exotiserende’ wensen van de Siciliaan. Zo stelt hij in een brief aan schrijver Giovanni Cena:

Que je voudrais qu’il fût connu en France! Mais au fond, je crois que les ‘importations’ qui réussissent le mieux ici sont les oeuvres les plus cosmopolites et les moins près de la vérité. Il faut une part de convention pour qu’on puisse sans déchet passer d’une langue dans une autre…8 (Marchand 1980: 216)

De schaar van de vertaler
Giovanni Verga was zich terdege bewust van het onconventionele karakter van zijn veristische werk. Hij incasseerde de kritiek waarmee zijn verhalen en romans in Italië waren ontvangen in de overtuiging dat het publiek nog niet rijp was voor een consequente doorvoering van de naturalistische principes. Het was een kwestie van tijd voordat zijn experimenten weerklank zouden vinden; experimenten die hij met de grootste precisie had uitgewerkt – zo schreef hij aan zijn vrienden – en waaraan hij geen letter zou kunnen of willen veranderen.

Zijn ontsteltenis is dan ook groot wanneer in Rods vertalingen hele tekstdelen blijken geschrapt. ‘Met bloedend schrijvershart’ verzoekt hij de vertaler om de roman, die naar zijn overtuiging geen enkel overbodig woord bevat, in ongeschonden staat te publiceren (4-12-1881). Maar hij moet de handdoek in de ring gooien na het sussende verweer van Rod, die het Franse uitgeefbeleid als geen ander kent en het verschil benadrukt tussen een tijdschrift- en een boekuitgave: ‘Si on me demande quelques coupures pour le feuilleton, puis-je le refuser? Il va de soi que le texte serait rétabli pour le volume. Vous savez combien peu d’importance littéraire a le feuilleton, qui est une simple affaire d’argent’9 (6-12-1881). Inderdaad – zo berekenen Loué en Wilfert-Portal in hun studie over D’Annunzio’s vertaalde romans – leverden vijftig pagina’s in La Revue des Deux Mondes deze schrijver al meer op dan de helft van de eerste boekoplage in Italië. Daarvoor moest hij zich echter lijdzaam neerleggen bij een nietsontziende découpage als officieuze vorm van censuur (2006: 106).

Diverse briefwisselingen van Rod met andere door hem vertaalde schrijvers als Luigi Capuana en Antonio Fogazzaro vertonen hetzelfde protest van de schrijvers en dezelfde vergoelijking door de vertaler, die zich graag beroept op een onschendbare culturele praktijk maar tegelijkertijd zijn schrijvers vol overtuiging wijst op onvertaalbare italianità (Marchand 1980). Als Verga eenmaal heeft ingestemd met de volgens Rod onvermijdelijke coupures in de feuilletonuitgave, gaat Rod daarin steeds een stapje verder. En wanneer zijn vrouw acht jaar later het plan opvat om Verga’s tweede veristische roman Mastro-don Gesualdo te vertalen, vraagt Rod aan Verga om zelf de te schrappen passages in de tekst aan te geven (26-5-1898). Met wat vermoedelijk als een vriendelijke tegemoetkoming was bedoeld, wrijft hij zout in de wonde van de schrijver, die hem dan ook antwoordt dat hij daar onmogelijk toe in staat is (6-6-1898).

Een jaar later verschijnt de eerste aflevering van deze roman in Le Temps, zij het niet in de vertaling van Rods echtgenote maar in die van Mme Laurent, een vertaalster die vanwege een overeenkomst tussen twee uitgeverijen de hand op de publicatierechten had weten te leggen. Rod is verbolgen maar stelt desondanks Verga gerust dat de vertaling hem niet slecht lijkt. Wel constateert hij meer coupures en minder couleur locale dan de schrijver lief zal zijn:

C’est sans aucune aigreur que nous suivons, ma femme et moi, la traduction de Mad. L. Nous la trouvons intelligente comme je vous l’ai dit, en ce sens surtout qu’elle rend votre oeuvre accessible au public français. Si elle m’inquiète, c’est parce que je sais combien vous tenez à l’intégrité du texte et à la ‘couleur’. […] Je n’ai pas besoin de vous dire que je ferai tout mon possible pour que votre oeuvre soit présentée au public français comme vous le désirez.10 (26-6-1899)

In een brief aan Mme Laurent verzoekt Verga de vertaalster om de corrigerende hand van Édouard Rod te accepteren voor de boekpublicatie (Verga 1979: 342–343). Zij stemt hiermee welwillend in, maar verzoekt op haar beurt, via Rod, dat de vertaling wordt voorzien van een ‘revue et corrigée par l’auteur’ (27-9-1899). Noch Mme Laurent noch Édouard Rod of diens vrouw wensen voor de vertaling te tekenen; en al evenmin de auteur zelf, die in de drastisch vervormde tekst zijn roman niet meer herkent. Zelfs voor een onverschillig publiek als dat van Parijs, schrijft hij aan Rod, wil hij er voor geen goud zijn naam aan verbinden (31-10-1899).

De vogelvrije tekst
De strubbelingen rond Mastro-don Gesualdo stonden niet op zichzelf. Met Mme Laurent had Rod het eveneens aan de stok toen zij Verga’s toneelstuk La lupa, dat al eerder door hem was vertaald, in haar eigen vertaling wilde laten uitvoeren (26-11-1898). Rod stelde haar een samenwerking voor, omdat hij met zijn ongepubliceerde vertaling geen poot had om op te staan, maar wellicht ook omdat een theateruitvoering voor de vertaler een lucratievere zaak was dan een literaire publicatie (Longo 2004: 251). Vijf jaar later moest de Franse vertaler het opnieuw bezuren, toen hij zijn vertaling van Verga’s niet-veristische roman Il marito di Elena te lang op de plank had laten liggen en dezelfde collega hem het gras voor de voeten wegmaaide (7-4-1905).

Édouard Rod hield zijn eigen belangen nauwlettend in het oog en zorgde ook welwillend voor die van Giovanni Verga. Hij probeerde de auteursrechten zo goed mogelijk te waarborgen, maar waarschuwde de schrijver vanaf het begin voor ‘la trop générale habitude qu’on a de frustrer de leurs droits les auteurs étrangers’11 (25-11-81). Zoals Jean Cavalli laat zien, was er vóór de internationale Conventie van Bern voor het auteursrecht, van 1886, nauwelijks sprake van bescherming van buitenlandse schrijvers. Hij benadrukt de verwarring die op dit terrein heerste en waarin de bilaterale verdragen – die ook tussen Italië en Frankrijk bestonden – niet veel verheldering brachten: ‘On avait essayé de résoudre ce problème par des traités bilatéraux, qui proliférèrent entre 1840 et 1885. Mais ce n’était qu’une solution boiteuse. Multiples, disparates et instables, ces traités ne donnaient aux auteurs qu’une sécurité insuffisante’12 (1986: 5).

Nog ondoorzichtiger was het recht op vertalingen, dat de schrijver binnen korte tijd na verschijning van zijn werk in eigen land moest aanwenden om er aanspraak op te kunnen maken; daarbij had hij volgens Cavalli slechts vijf jaar het recht om publicatie van andere vertalingen te voorkomen. Met de Conventie van Bern werd het vertalingsrecht eerst tot tien jaar opgerekt en daarna, overeenkomstig het auteursrecht, tot vijftig jaar na overlijden van de auteur (ibid.: 80–81). Rod spreekt pas in 1909 over ‘la nouvelle Convention internationale, qui protégera beaucoup mieux les oeuvres littéraires’13. Maar hij voegt er meteen aan toe dat titels die reeds in het publieke domein zijn beland geen enkele bescherming meer genieten (4-3-1909). Op dat moment gold dat voor het grootste deel van Verga’s werk.

Hoewel de Italiaanse schrijver zijn autorisatie zeer serieus nam en er zorgvuldig mee omsprong, bleek die in vele gevallen een wassen neus. Dikwijls werd hem om toestemming gevraagd op een moment dat de vertaling al een feit was en soms bleef het verzoek helemaal uit. Daardoor circuleerden er veelal meerdere vertalingen van dezelfde tekst en ging het erom wie zijn vertaling als eerste gedrukt kreeg. Voor Verga was de autorisatie soms meer een belemmering dan een voorrecht, omdat hij na verleende toestemming met handen en voeten gebonden was en lijdzaam moest afwachten of de vertaling er daadwerkelijk kwam. Zo gaf hij desgevraagd aan een Duitse vertaler toestemming voor de publicatie en uitvoering van het toneelstuk Cavalleria rusticana in Berlijn, waarna hij er jarenlang niets meer van vernam; daardoor kon hij niet ingaan op het verzoek van een tweede serieuze gegadigde, terwijl intussen een onbekende derde een clandestiene vertaling van hetzelfde stuk uitbracht (Verga 1979: 186–189).

Ook in Frankrijk had de vertaling van Cavalleria rusticana Verga in een lastig parket gebracht. Het werk van de met Verga bevriende en in Milaan woonachtige vertaler Paul Solanges werd door Zola bekritiseerd als te weinig aangepast aan de Franse cultuur. Édouard Rod was het roerend met Zola eens:

Un fait est certain: c’est que la traduction n’est pas représentable telle qu’elle est, à peine française, et ne tenant aucun compte de la nécessité absolue de trouver des équivalents pour certains mots comme la gna, lo zio, etc., qu’on ne peut ni traduire littéralement, ni préserver en italien sur une scène française.14 (14-9-1884)

Hij stelde daarop een hervertaling van eigen hand voor; maar Verga was juist bijzonder te spreken over Solanges’ getrouwe vertaling en wilde de vertaler voor geen prijs beledigen en passeren. Tegelijkertijd zag hij echter in dat de kans op uitvoering en publicatie van zijn toneelstuk bij Rod, en met de steun van Zola, aanzienlijk groter was (9-9-1884). Hij vroeg Rod daarom advies over hoe hij de rechten van Solanges op diplomatieke wijze zou kunnen loskrijgen, waarop Rod antwoordde dat diens termijn om het stuk te laten uitvoeren inmiddels als verstreken mocht worden beschouwd:

Il ne me semble pas que, par le fait que vous avez accordé à M. Solanges l’autorisation de traduire votre pièce, vous serez forcé de l’immobiliser. De fait, le traducteur ne prend pas seulement l’engagement de traduire, ce qui est fort indifférent à l’auteur, mais aussi de faire représenter l’oeuvre. Il me semble donc que vous seriez dans vos droits si M. Solanges ne réussit pas à faire jouer votre pièce dans un délai raisonnable.15 (14-9-1884)

Loven en bieden
Rod vroeg Verga voor elke vertaling beleefdheidshalve naar zijn voorwaarden, maar feitelijk was hij het die de vergoedingen bedong, eerst bij het tijdschrift voor de publicatie als feuilleton, vervolgens bij een uitgever voor de boekuitgave. De correspondentie tussen de schrijver en de vertaler bevestigt de conclusies van Wilfert-Portal, die in de betreffende jaren een sterke discrepantie constateert tussen theorie en praktijk (2007: 234). Wat juridisch was vastgelegd met betrekking tot rechten, vergoedingen, oplagen en dergelijke werd in de praktijk op velerlei wijzen toegepast, of simpelweg genegeerd, daar het aan middelen ontbrak om de rechtmatigheid van procedures en het nakomen van contracten te controleren.

Doorgaans waren royalty’s en honoraria een kwestie van onderhandeling tussen uitgever, vertaler en schrijver, waarbij als bepalende factor de status van de auteur en zijn werk gold, alsmede de positie van de vertaler en diens rol als literair agent. Een gerenommeerd vertaler als Georges Hérelle, die onder meer D’Annunzio vertaalde en zich bij de Revue des Deux Mondes onmisbaar had gemaakt als literair adviseur, wist aanzienlijk hogere bedragen voor zijn schrijvers los te krijgen dan de meerderheid van onbekende gelegenheidsvertalers die de Franse markt bedienden (ibid.: 235).

Wellicht genoot Édouard Rod een vergelijkbare positie als Hérelle, zij het misschien minder als vertaler dan als schrijver, criticus en intermediair. Over concrete bedragen spraken Rod en Verga in hun brieven vrijwel niet; duidelijk is echter dat ze deze gering vonden maar zich tevreden moesten stellen met wat de uitgever naar gangbare maatstaven bood (2-6-1882). De schrijver liet alle onderhandelingen aan zijn vertaler over en accepteerde op voorhand wat deze voor hen beiden wist te bedingen. Wel spoorde hij Rod geregeld aan om het onderste uit de kan te halen, ook omdat hij wel eens krap bij kas zat (6-1-1887).

Ondanks het belang dat Verga hechtte aan een redelijke opbrengst van zijn pennenvruchten, maakte hij dit in het geval van zijn veristische werk ondergeschikt aan het belang van publicatie en verspreiding. Toen de vertaling van I Malavoglia was uitgekomen, stelde hij Rod een financiële verdeling voor waarbij aan de vertaler de opbrengst van de eerste druk zou toekomen, aan de schrijver die van de tweede en van alle volgende drukken aan ieder de helft (25-12-1885). Algauw bleek dat hij die herdrukken te optimistisch had ingeschat. Rods voorspelling dat ‘les moeurs siciliennes semblent peu intéressantes aux Parisiens, qui ne s’occupent que d’eux ou de ce qui leur ressemble’16 (12-7-1881), werd na publicatie van de vertaalde roman zeven jaar later pijnlijk bewaarheid:

Les Malavoglia n’ont pas marché: peut-être pourra-t-on les relancer à un moment donné. S’ils ont si mal été, c’est que la presse a fait la conjuration du silence: il y a parmi les critiques une certaine irritation contre les traductions, et l’on fait expier à ceux qui ne sont pas connus du public français le succès de Tolstoï et des Russes: il ne faut pas chercher ailleurs la cause d’un échec qu’on pourra, j’espère, rattraper un jour ou l’autre.17 (8-5-1888)

In geen van de Parijse kranten was aandacht aan het boek besteed. Dat Verga Rod met klem had verzocht de uitgever aan te sporen om zijn boek de nodige publiciteit te geven, had niet mogen baten. Op een Frans succes van zijn roman hoopte Verga inmiddels niet meer; wel wilde hij voorkomen dat de onverkochte partij in het magazijn de publicatie van zijn veristische novellen in de weg zou staan (16-1-1887). Rod echter investeerde liever moeite in de traditionelere verhalen en romans van Verga, waarvan de publicatie doorgaans soepeler verliep (1-8-1882).

Plaag en zegen18
Het was duidelijk dat Rod, wiens sympathie voor het naturalisme meer op menselijke waarden dan op materiële realiteit berustte, eigenlijk weinig op had met Verga’s fotografische schilderingen van de Siciliaanse onderklasse. In een artikel over zijn auteur verwoordt hij zijn verwondering: ‘Par quel miracle un homme du monde, un raffiné comme est Verga est-il arrivé à s’identifier tellement à des personnages de moeurs si simples, voilà un problème que je ne puis décidément résoudre’.19 Afgezien van zijn naturaliserende vertaalopvatting, was hij er ook de persoon niet naar om zich te verdiepen in de specifieke terminologie waarmee Verga het dagelijks leven van de arme vissers en boeren zo treffend had geschetst.

De manco’s van Les Malavoglia van Rod gingen echter verder dan die van aanpassing aan de Franse cultuur, vervlakking van de stijl en weglating van namen, details en complete passages. De vertaling toont aan dat zijn kennis van het Italiaans niet toereikend was om Verga’s tekst in al zijn betekenissen en nuances te duiden (Longo 2004: 62). Dat wekt weinig verbazing, als men bedenkt dat Rod bij aanvang van zijn correspondentie met de Siciliaanse auteur bekent: ‘Je ne connais pas du tout l’Italie, et peu l’italien’ (31-3-1881). Toch schroomde hij niet om zich met die beperkte kennis te wagen aan Verga’s uiterst complexe taal.

Het valt te vermoeden dat Rods vertaling van I Malavoglia Verga was tegengevallen. In zijn brieven laat hij zich daar niet expliciet over uit, maar evenmin herhaalt hij de complimenten die hij Rod voor eerder werk had gemaakt. Hij volstaat met een bedankje en de constatering dat Rod er een hele klus aan moest hebben gehad (6-1-1887). Uiteraard betekende Rod als contactpersoon te veel voor de Siciliaanse schrijver om hem openlijk te bekritiseren. Bovendien bezorgde het werk van vele anderen die, met of zonder autorisatie, zijn verhalen, romans en toneelstukken vertaalden, hem nog grotere ergernissen.

In het geval van de eerder genoemde vertaling van Mastro-don Gesualdo door Mme Laurent klaagt de schrijver bij Rod over de weglatingen, de fouten en de groteske stijl, die van zijn geesteskind een regelrechte platitude hadden gemaakt. Volgens de schrijver had de vertaalster geen notie van de aard en stijl van het Italiaans van zijn roman, maar schoot bovendien haar kennis van het Frans tekort om daar iets van over te brengen (31-10-1899). In brieven aan andere vrienden en collega’s deed Verga zijn beklag over vertalers die broddelwerk afleverden, hun vertalingen aan derden uitbesteedden of de plank zodanig hadden misgeslagen dat de schrijver zelf de ergste schade moest herstellen: ‘Een ware plaag, die vertalingen,’ verzucht hij in 1902 in een brief aan zijn geliefde.20

Uit de brieven door de jaren heen valt op te maken dat Verga, ondanks de talrijke ontgoochelingen, onverminderd bleef geloven in het essentiële belang van vertaling. Juist vanwege de slechte ontvangst van zijn veristische werk in Italië en zijn onwankelbare geloof in de vernieuwende kracht en literaire waarde ervan, hield hij vast aan de ambitie om zijn naam te vestigen in de Franse cultuur. Het is duidelijk dat zijn aanvankelijk hooggestemde idealen en verwachtingen in de loop der jaren plaatsmaakten voor de realistischer overtuiging dat een schrijver ook via een gebrekkige vertaling zijn lezers bereikt.

Daarvan getuigt overigens ondubbelzinnig een van Verga’s lezers in een ander land. Lodewijk van Deyssel benadrukt, in het vervolg van zijn eerder geciteerde kritiek op de Nederlandse vertaling van Mastro-don Gesualdo, dat door de slechte vertaling heen nog altijd de Italiaanse schrijver schittert: 

Onbeholpen en onbehouwen te zijn, dát is de indruk dien het werk in deze vertaling maakt. Indien men echter lang tuurt en zoekt en moeite doet om te begrijpen, en men dan ont-dekt wat de italiaansche schrijver bedoeld heeft, komt men er eindelijk achter, achter de onduidelijk-makende floersen namelijk, waarmeê de woordenkeus van den vertaler des schrijvers bedoelingen heeft bedekt. En dan blijkt dat wij hier, meer misschien nog dan in Vergaas vorige werken, een stuk van het echtste, heerlijkste Zolaïsme te genieten hebben. […] Verga is mooi, lekker, prachtig, ik stel hem op prijs, ik hoû veel van ’em…21

 

Noten
1 Vgl. McRae 2011 voor Verga en de taal- en vertaalproblematiek van zijn werk.
2 De data verwijzen naar de 320 brieven van Verga (Italiaans) en Rod (Frans) zoals opgenomen in Longo 2004.
3 ‘I Malavoglia hanno fatto fiasco, fiasco pieno e completo’ schrijft Verga in 1881 aan Luigi Capuana (Verga 1975: 168). Zijn veristische werk omvat de verhalen in Vita dei campi (1880) en Novelle rusticane (1883) en de romans I Malavoglia (1881) en Mastro-don Gesualdo (1889). Pas vanaf de jaren twintig werd zijn werk in Italië op waarde geschat.
4 ‘Edouard Rod wrote some thirty-six novels and volumes of short stories, four plays, several collections of critical studies devoted to a wide, cosmopolitan choice of subjects, an historical study of Rousseau, countless articles in French, Swiss, Italian, and occasionally English and American periodicals’ (Lerner 1975: 7).
5 In vertaling: ‘Geen volk ter wereld staat zo onverschillig tegenover het buitenland als de Fransen ... en het kost me alle moeite van de wereld om af en toe een artikel over een buitenlandse auteur te laten opnemen ... Wat zou ik zo’n boek graag in het Frans vertaald zien. Maar hier heeft men alleen oog en oor voor wat er uit Parijs komt.’ Vgl. Pennings 2012 voor de verschillende vormen van ‘(on)vertaalbaarheid’ die in de briefwisseling tussen Verga en Rod een rol spelen.
6 In vertaling: ‘Ik heb I Malavoglia aan de Indépendance belge aangeboden. De directeur [...] heeft me gezegd dat hij uw roman graag zou publiceren, als in het geheel de eentonigheid ontbrak die wellicht uit het milieu en de personages voortvloeit.’
7 In vertaling: ‘[…] ware het niet dat don Silvestro, […] die altijd alles beter wist, had rondgebazuind dat hij een vuile dwarsligger was, een reactionair die de Bourbons steunde en heimelijk ijverde voor de terugkeer van Frans II om daarna in het dorp net zo de baas te kunnen spelen als thuis’ (Verga 2007: 12–13).
8 In vertaling: ‘Ik zou zo graag willen dat men hem in Frankrijk kende! Maar eigenlijk denk ik dat de ‘importproducten’ die het hier het beste doen de meest kosmopolitische zijn, de minst realistische. Om zonder verlies over te gaan van één taal naar een andere is een beetje conventie vereist.’
9 In vertaling: ‘Als me gevraagd wordt een paar coupures aan te brengen voor het feuilleton, kan ik dat dan weigeren? Voor het boek zal de tekst uiteraard hersteld worden. U weet zelf hoe weinig literair gewicht het feuilleton heeft; dat gaat louter om geld.’
10 In vertaling: ‘Mijn vrouw en ik volgen zonder enige rancune de vertaling van Mevr.  L. Zoals ik u al meedeelde, vinden we hem verstandig vooral in die zin dat hij uw werk toegankelijk maakt voor het Franse publiek. Voor zover hij me bezorgd maakt, komt dat doordat ik weet hoezeer u aan de integriteit van de tekst en de ‘kleur’ hecht. [...] Onnodig u te zeggen dat ik al het mogelijke zal doen om te zorgen dat uw werk aan het Franse publiek wordt gepresenteerd volgens uw wensen.’
11 In vertaling: ‘de ingesleten gewoonte hier om buitenlandse auteurs van hun rechten te bestelen’.
12 In vertaling: ‘Er werd gepoogd dit probleem op te lossen door bilaterale verdragen, die tussen 1840 en 1885 sterk toenamen, maar die oplossing ging mank. Die verdragen waren zo gevarieerd, uiteenlopend en instabiel dat ze auteurs onvoldoende zekerheid boden.’
13 In vertaling: ‘de nieuwe internationale Conventie, die het literaire werk veel beter zal beschermen’.
14 In vertaling: ‘Een ding is zeker: in deze vorm is de vertaling niet opvoerbaar, amper Frans, volstrekt zonder oog voor de absolute noodzaak om een equivalent te vinden voor bepaalde woorden zoals la gna, lo zio enz. die niet letterlijk vertaald kunnen worden en ook niet in het Italiaans blijven staan op een Frans toneel.’
15 In vertaling: ‘Naar mijn mening dwingt het feit dat u de heer Solanges hebt gemachtigd uw stuk te vertalen u niet om het stil te laten staan. In feite verplicht de vertaler zich niet alleen om het werk te vertalen, wat de auteur amper interesseert, maar ook om het te laten opvoeren. Naar mijn mening staat u dus in uw recht als de heer Solanges er niet in slaagt uw stuk binnen een redelijke termijn te laten opvoeren.’
16 In vertaling: ‘Siciliaanse zeden zijn niet erg interessant in de ogen van de Parijzenaars, die alleen met zichzelf bezig zijn of met wat op ze lijkt’.
17 In vertaling: ‘I Malavoglia heeft niet gelopen; misschien kan het boek op een gegeven moment opnieuw gelanceerd worden. Het is zo slecht gegaan doordat de pers het doodgezwegen heeft: onder recensenten heerst een zekere irritatie jegens vertalingen, en schrijvers die onbekend zijn bij het Franse publiek hebben moeten boeten voor het succes van Tolstoj en de Russen. Hier moeten we de oorzaak zoeken van een mislukking die hopelijk op een goeie dag hersteld kan worden.’
18 Naar ‘Vertalen: plaag en zegen’ van Vincent Hunink (Kleio 32, 2003, p. 146–153).
19 Le Parlement (13-1-1883), geciteerd in Longo 2004: 148. Rods literaire werk getuigt echter ook van Verga’s invloed: vgl. Longo 2008. In vertaling: ‘Door welk mirakel een man van de wereld, een verfijnd mens als Verga, ertoe gekomen is zich zo te identificeren met zulke simpele personages, dat is een vraagstuk dat ik absoluut niet kan oplossen.’
20 Brief van Verga aan Dina Di Sordevolo (7-5-1902) in Verga 1971. Zie ook Verga 1975: 116–117 en Verga 1979: 118–119. Meer respect toonde Verga in zijn diverse correspondenties, behalve voor Rod en Solanges, voor Georges Hérelle, Luigi Gualdo, Hector Lacoche en Georges Eekhoud (vgl. voor deze Longo 2008).
21 Vertaler De Jonge was zich overigens zeer bewust van zijn moeilijke opdracht. Zo dankt hij in zijn voorwoord de schrijver, die steeds ‘allervriendelijkst bereid’ was geweest al zijn vragen te beantwoorden. Voorts merkt hij op: ‘Zeer weinigen zijn er, schreef onlangs een criticus, die het eigenaardige van Italiaansche zeden en gewoonten, zuidelijke uitdrukkingen en spreekwijzen, in het Hollandsch, even kleurrijk en schitterend als dit in het oorspronkelijke het geval is, kunnen overbrengen. Tot die weinigen behoor ik zeker niet, maar aan goeden wil, arbeidslust en inspanning heeft het mij niet ontbroken’ (Verga 1890: VIII).
 

Bibliografie
Alfieri, Gabriella. 2008. ‘“Coi loro occhi e colle loro parole”. Verga traduttore e interprete della parlata siciliana’, Contributi di filologia dell’Italia mediana, 20, p. 205–290.

Cavalli, Jean. 1986. La genèse de la Convention de Berne pour la protection des oeuvres littéraires et artistiques du 9 septembre 1886. Lausanne: Imprimeries Réunies.

De Paepe, Christine & André Sempoux. 1980. ‘I Malavoglia del Rod’, in: Jean-Marie D’Heur & Nicoletta Cherubini (éds.), Études de Philologie Romane et d’Histoire littéraire offerts à Jules Horrent à l’occasion de son soixantième anniversaire. Liège: [s.n.], p. 635–642.

Deyssel, Lodewijk van. 1979 [1891]. ‘Verga’, in: De scheldkritieken. Ed. Harry G.M. Prick. Amsterdam: De Arbeiderspers, p. 216–217.

Lerner, Michael G. 1972. ‘Édouard Rod and Verga in France’, Studi francesi, 16, p. 367–376.

Lerner, Michael G. 1975. Édouard Rod (1857–1910). A Portrait of the Novelist and his Times. The Hague/Paris: Mouton.

Longo, Giorgio (ed.). 2004. Carteggio Verga-Rod. Catania: Biblioteca della Fondazione Verga.

Longo, Giorgio. 2008. ‘Traduttori-imitatori: Rod, Eekhoud, Verga’, Annali della Fondazione Verga, n.s. 1, p. 137–152.

Loué, Thomas & Blaise Wilfert-Portal. 2006. ‘D’Annunzio à l’usage des Français. La traduction comme censure informelle (fin du XIXe siècle)’, Ethnologie française, 36:1, p. 101–110.

Marchand, Jean-Jacques. 1980. Édouard Rod et les écrivains italiens. Genève: Droz.

McRae, Ellen. 2011. Translation of the Sicilianità in the Fictional Languages of Giovanni Verga and Andrea Camilleri. Diss. University of Auckland (http://researchspace.auckland.ac.nz).

Milza, Pierre. 1981. Français et Italiens à la fin du XIXe siècle. 2 vols. Rome: École Française de Rome.

Pennings, Linda. 2012. ‘Giovanni Verga, Édouard Rod e l’(in)traducibilità dei Malavoglia’, Arena Romanistica, 10, p. 186–209.

Wilfert-Portal, Blaise. 2007. ‘Des bâtisseurs de frontières. Traduction et nationalisme culturel en France, 1880–1930’, in: Christine Lombez & Rotraud von Kulessa (éds.), De la traduction et des transferts culturels. Paris: L’Harmattan, p. 231–253.

Venuti, Lawrence. 2008 [1995]. The Translator’s Invisibility. A History of Translation. London/New York: Routledge.

Verga, Giovanni. 1887. Les Malavoglia. Moeurs Siciliennes. Traduit de l’italien par Édouard Rod. Paris: Albert Savine; 2e éd. 1899. Paris: Ollendorf.

Verga, Giovanni. 1890. Don Gesualdo. Vertaald door W.F. de Jonge. Utrecht: J.L. Beijers.

Verga, Giovanni. 1971. Lettere d’amore. Ed. Gino Raya. Roma: Tindalo.

Verga, Giovanni. 1975. Lettere a Luigi Capuana. Ed. Gino Raya. Firenze: Le Monnier.

Verga, Giovanni. 1979. Lettere sparse. Ed. Giovanna Finocchiaro Chimirri. Roma: Bulzoni.

Verga, Giovanni. 2007. De Leeglopers. Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. Amsterdam: Athenaeum–Polak & Van Gennep.