Juffrouw Woodhouse, Jane Fairfax en Harriet    91-94

Aanspreekvormen in Jane Austens Emma

Saskia van der Lingen

Jane Austen, Emma. Vertaald door Annelies Roeleveld en Magret Stevens. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 20043. (Salamander klassiek; oorspronkelijke uitgave 1996.)
––, Emma. Vertaald door Akkie de Jong. Groningen: Boekwerk, 1999. (Oorspronkelijk uitgave 1996.)
––, Emma. Vertaald door dr. J.A. Schröeder. Amsterdam: Veen, 20057. (Oorspronkelijke uitgave 1949.)

Afgelopen zomer zond de NCRV drie nieuwe bewerkingen uit van romans van Jane Austen. Moderne kijkers en lezers kunnen wegzwijmelen bij deze romantische liefdesgeschiedenissen, maar in Austens tijd was het doen van een goed huwelijk bittere economische noodzaak. Bezittingen werden onverdeeld doorgegeven aan de oudste mannelijke erfgenaam en alleen in de gunstigste gevallen kregen de overige nakomelingen een jaargeld. Men wist op de huwelijksmarkt precies van elkaar hoeveel men waard was. ‘Jongere zonen’, zoals deze categorie genoemd werd, konden een fatsoenlijk bestaan vinden als dominee of in het leger, of een iets minder hooggeacht middel van bestaan in de handel, maar vrouwen uit de leisure class die niet trouwden waren, zoals Austen zelf ondervond, aangewezen op het eten van genadebrood bij hun familie of het vinden van een ondergeschikte en slecht betaalde positie als gouvernante bij beter gesitueerden. Door de oorlog tegen Napoleon was er bovendien een groot vrouwenoverschot. Niettemin pleit Austen in haar romans voor huwelijken waarbij hoofd én hart, kapitaal én karakter van de partners op elkaar zijn afgestemd. Een huwelijk was allesbepalend voor de maatschappelijke positie van vrouwen. Zusters konden door hun huwelijk in totaal verschillende werelden terechtkomen en van elkaar vervreemden, zoals bijvoorbeeld in Mansfield Park. In Emma zijn de sociale verschillen kleiner, maar daarom niet minder belangrijk. Emma stuurt in haar liefhebberij om te koppelen bij herhaling aan op ongelijke verbintenissen, maar uiteindelijk blijft soort netjes bij soort. 

Een van de redenen waarom de Britten zich telkens opnieuw met zoveel merkbaar plezier werpen op dramatiseringen van Austens werk is ongetwijfeld de spanning van de dialogen.

Austen is een moderne auteur in de manier waarop zij haar personages karakteriseert aan de hand van hun gedragingen en de manier waarop ze met elkaar omgaan en converseren. Kenmerkend voor de verhoudingen tussen de personages is de manier waarop zij elkaar aanspreken en elkaar tegenover derden aanduiden. In Emma worden overtredingen van de conventies op dit punt zelfs herhaaldelijk expliciet aan de orde gesteld. De aanspreekvormen in Emma plaatsen vertalers daarom voor een lastige puzzel. Niet alleen moeten zij, zoals in elke vertaling uit het Engels, voor ‘you’ kiezen tussen vousvoyeren en tutoyeren, maar ook in de manier waarop ze de personages aanduiden moeten zij een consequente keuze maken tussen historiseren en moderniseren, exotiseren en naturaliseren, die bovendien aansluit bij de keuze die voor de vertaling als geheel is gemaakt.

Naast het verwerven van zelfkennis is standsverschil het belangrijkste thema in Emma. De eigengereide Emma Woodhouse heeft al jong haar moeder verloren en heeft na het huwelijk van haar oudere zuster de rol van vrouw des huizes op zich genomen. Met zorgzame tact betuttelt zij haar vader, een bangelijke, ietwat kindse hypochonder. Hun buurman, grootgrondbezitter Mr. Knightley, fungeert als zakelijk raadsman van Mr. Woodhouse en moreel leidsman van Emma. Emma’s voormalige gouvernante Miss Taylor is onlangs getrouwd met Mr. Weston. Om na haar vertrek de zinnen te verzetten ontfermt Emma zich over Harriet Smith, ‘de natuurlijke dochter van iemand’ en dus een enigszins twijfelachtige connectie. Harriet is verliefd op Robert Martin, een jonge boer uit de omgeving, maar om met Emma te kunnen blijven omgaan zal zij een beter huwelijk moeten sluiten en daarom probeert Emma dominee Elton voor haar beschermelinge te interesseren. Deze heeft geen enkele belangstelling voor dit meisje zonder achtergrond of kapitaal, maar vat de flirt van Emma persoonlijk op en verstout zich tot een aanzoek, dat door Emma hoogmoedig wordt afgewezen. Mr. Elton is dan ook een vreselijke kwast, wat ze voor Harriet kennelijk geen bezwaar achtte, maar voor zichzelf wel. Teleurgesteld gaat dominee Elton op reis, om enkele maanden later terug te komen met een echtgenote die wel kapitaal meebrengt maar weinig beschaving. Mrs. Elton meent als getrouwde vrouw een belangrijker positie te kunnen innemen dan Emma, die haar dat in de bruidsdagen met tegenzin gunt, maar beslist niet op permanente basis. Een tweede intrige speelt zich af tussen Jane Fairfax en Frank Churchill. Jane Fairfax is de ouderloze kleindochter van een oude dame uit het dorp, die dankzij welwillende vrienden een uitstekende opvoeding heeft genoten maar bij gebrek aan kapitaal weinig kans maakt op een huwelijk en binnenkort een betrekking als gouvernante zal moeten aanvaarden. Uit een half begrepen gevoel van minderwaardigheid en rivaliteit weigert Emma vriendschappelijk met haar om te gaan. Ze plaagt haar zelfs, en vindt daarbij een bondgenoot in Frank Churchill, de zoon uit het eerste huwelijk van Mr. Weston, die na de dood van zijn moeder is geadopteerd door zijn rijke tante. In werkelijkheid zijn Jane Fairfax en Frank Churchill in het geheim verloofd. Wanneer Harriet Emma toevertrouwt dat zij haar affectie heeft overgeplaatst op de nobele Mr. Knightley, komt Emma eindelijk tot het inzicht dat zijzelf haar vaderlijke buurman liefheeft. Gelukkig doet Robert Martin Harriet een tweede aanzoek, zodat aan het slot alle personages hun bestemming vinden. 

Emma wordt door haar familieleden, haar gouvernante en Mr. Knightley bij de voornaam genoemd, maar door alle anderen aangesproken als Miss Woodhouse, zonder voornaam, de titel die sinds het huwelijk van haar oudere zuster Isabella op haar is overgegaan. Ook Harriet noemt haar zo, terwijl zijzelf door Emma bij de voornaam wordt aangesproken en ook door de verteller alleen met de voornaam wordt aangeduid. Mr. Knightley, de aanzienlijkste figuur in de omgeving, is voor iedereen Mr. Knightley. Alleen Mrs. Elton maakt hierop inbreuk door hem Knightley te noemen: ‘“Onuitstaanbaar mens!” zo dacht Emma meteen; “nog veel erger dan ik had gedacht. Volkomen onuitstaanbaar! ‘Knightley!’ – nooit van haar leven had zij hem ontmoet, en nu zo opeens maar ‘Knightley!’ Ongelooflijk.”’ (Schröeder, p. 237) Door zijn broer wordt hij uiteraard bij de voornaam genoemd. Deze jongere broer wordt ter onderscheiding zoals te doen gebruikelijk aangeduid met vermelding van zijn voornaam: Mr. John Knightley, en de oudste Miss Woodhouse, Isabella, is door haar huwelijk Mrs. John Knightley geworden. Jane Fairfax wordt door Emma in gedachten en tegenover haar intieme vrienden Mrs. Weston en Mr. Knightley bij voor- en achternaam benoemd, maar aangesproken als Miss Fairfax en ook tegenover derden zo genoemd, en Emma stoort zich enorm aan het feit dat Mrs. Elton haar bij haar volle naam aanduidt: ‘De vriendelijkheid en bescherming van mevrouw Elton! “Jane Fairfax” en nog eens “Jane Fairfax”! Lieve hemel, ik moet er niet aan denken dat ze mij durft te gaan Emma Woodhousen. Maar er schijnen waarachtig geen grenzen te zijn aan de vrijpostigheid waarmee die vrouw praat!’ (De Jong, p. 329)

Hoe is het probleem van de aanspreekvormen in Nederlandse vertalingen opgelost?1 De hier besproken vertalingen zijn alle drie in eigentijds Nederlands gesteld, waarbij moet worden aangetekend dat het eigentijdse Nederlands van Schröeder dateert uit 1949. In Nederland wordt tegenwoordig over het algemeen getutoyeerd op basis van ‘gelijk oversteken’. In de vertalingen is dat terecht niet gedaan, want dat zou een anachronistische indruk wekken. Het is echter afhankelijk van de (formele) verhoudingen tussen de personages hoe historiserend de ongelijkheid in aanspreekvorm klinkt, en hierin zijn in de vertalingen soms verschillende keuzes gemaakt. In alle drie de vertalingen vousvoyeren Emma, Frank Churchill en Jane Fairfax elkaar. In alle drie de vertalingen tutoyeert Emma Harriet en zegt Harriet ‘u’ tegen juffrouw Woodhouse. In het kader van de betrekkelijke intimiteit van hun vriendschap maakt dit een nogal historiserende indruk, maar toch lijkt het gezien de maatschappelijke context de juiste keuze. Bij De Jong en bij Schröeder vousvoyeert Emma haar zwager en tutoyeert hij haar, een ongelijkheid die in een familiale verhouding historiserend aandoet; bij Roeleveld & Stevens tutoyeren ze elkaar. Mrs. Weston tutoyeert haar voormalige pupil en Emma vousvoyeert haar, wat gezien het leeftijdsverschil en hun onderlinge verstandhouding natuurlijk overkomt, evenals het feit dat Emma ‘u’ zegt tegen Mr. Knightley en hij haar tutoyeert. De Jong houdt dit tot het eind toe vol, Schröeder en Roeleveld & Stevens schakelen in de liefdesscène aan het eind over op tutoyeren: 

‘Je hebt me altijd “mijnheer Knightley” genoemd, en omdat ik er zo aan gewend ben klinkt het niet zo erg formeel. En toch is het formeel. Ik zou willen dat je me anders noemde, maar ik zou niet weten hoe.’ ‘Ik herinner me dat ik u ooit “George” heb genoemd, een jaar of tien geleden, in een van mijn plezierige buien. Ik deed het omdat ik dacht dat het u zou irriteren, maar u zei er niets van, en ik heb het nooit weer gedaan.’ ‘En kun je me nu geen “George” noemen?’ ‘Onmogelijk. Ik kan nooit iets anders zeggen dan “Knightley”. Ik beloof je dat ik niet zo elegant zal zijn als mevrouw Elton, dat ik zal spreken over mijn man mijnheer Knightley.’2

Deze keuzen hangen natuurlijk samen met de gekozen aanspreektitels. Het was geen gewoonte dat echtgenoten elkaar bij de voornaam noemden; het feit dat dominee Elton zijn vrouw ‘Augusta’ noemt ontlokt Harriet het commentaar ‘Wat enig!’ en gold dus kennelijk als excentriciteit. Hoe Emma haar zwager noemt, wordt niet vermeld, maar aangezien Isabella in gezelschap over haar man spreekt als ‘Mr. Knightley’ mogen we aannemen dat ook de anderen, behalve zijn broer, dat doen. Bij Schröeder is dat ‘John’ geworden, bij Roeleveld & Stevens ‘Knightley’ en bij De Jong is het ‘meneer Knightley’ gebleven. In de vertellerstekst wordt Mr. John Knightley door Schröeder en Roeleveld & Stevens gemoderniseerd tot ‘John Knightley’ en door De Jong genaturaliseerd tot ‘meneer Knightley’, wat leidt tot verwarring met [de oudste] meneer Knightley in de volgende zin, die bij Roeleveld & Stevens “mijnheer Knightley” blijft en door Schröeder wordt geëxpliciteerd tot ‘George Knightley’. Emma, Jane Fairfax en Frank Churchill noemen elkaar ‘mijnheer’ en ‘juffrouw’ – hoe de twee in het geheim verloofden elkaar onder vier ogen noemen komt de lezer niet te weten; wel lucht ook Frank Churchill, in zijn excuusbrief aan zijn stiefmoeder, zijn ergernis over de vrijpostigheid van mevrouw Elton: ‘“Jane”, zei ze, nota bene! U zult gezien hebben dat ik me de vrijheid nog niet veroorloofd heb om haar bij die naam te noemen, zelfs niet tegenover u. U kunt zich dus voorstellen hoe ik leed als ik haar naam te pas en te onpas tussen de Eltons heen en weer hoorde vliegen, met dat typische ordinaire herhalen, en dat schaamteloze van mensen die ten onrechte denken dat zij superieur zijn.’ (Roeleveld & Stevens, p. 448)

Opvallend is dat Emma bij Roeleveld & Stevens haar vader tutoyeert. Dat is in eerste instantie even schrikken, zelfs als moderne lezer verwacht je dat niet in een negentiende-eeuws verhaal. Toch geeft het de verstandhouding tussen hen beiden goed weer en is het juist deze keuze die maakt dat alle stukjes van de puzzel in deze vertaling op hun plaats vallen. Zijn meer bedeesde dochter Isabella spreekt hem in de brontekst bij herhaling aan met ‘sir’, een in het Engels algemeen toepasbare uitdrukking van respect. Dit vertalen als ‘meneer’, zoals De Jong doet, maakt in het Nederlands een wel erg exotiserende indruk. Bij Schröeder en bij Roeleveld & Stevens is dit genaturaliseerd tot ‘vader’, maar alleen in de laatste vertaling komt het verschil in de verhoudingen door Emma’s tutoyeren tot zijn recht.

 

Noten
1 Austen is niet alleen vaak gedramatiseerd, maar ook vaak vertaald en onder verschillende impressa (her)uitgegeven. Op de vertaling van Emma door Caroline Polderman-de Vries uit 1980 voor Het Spectrum heb ik niet de hand kunnen leggen.
2 Roeleveld & Stevens, p. 470. De laatste zin luidt in de brontekst: ‘I will not promise even to equal the elegant terseness of Mrs. Elton by calling you Mr. K.’; De Jong blijft hier dichterbij: ‘Ik kan zelfs niet beloven dat ik u ooit in navolging van de elegante zakelijkheid van mevrouw Elton “meneer K.” zal noemen’; bij Schröeder is dit weggevallen.