Wie door toeval, wens of noodzaak wel eens een recensie heeft geschreven, zal vermoedelijk een kort moment hebben gehuiverd bij het zien van zijn oordeel in druk. Een oordeel over een boek in een gesprek met een vriend of een collega vervliegt meestal net zo snel als de woorden zich in de mond vormen; in een volgend gesprek klinkt het oordeel alweer anders. Maar een gedrukt oordeel legt ongenadig vast wat je zoekend uiteindelijk vond toen je je stuk schreef. Was tijdens het schrijven elk woord en elke wending nog een keuze uit allerlei mogelijkheden, die meeresoneerden in de definitieve kopij, in drukletters blijken die woorden en wendingen in steen gebeiteld. Het bewustzijn dat er ook andere keuzes mogelijk waren geweest en dat het oordeel dus ook anders had kunnen uitvallen, is een van de redenen voor de huivering: de beoordelaar pleegde immers verraad aan de twijfelaar, die elke goede lezer – naar ik geloof – is. Ik lees de gedrukte stukken van de zelfverzekerde verrader altijd een paar keer over om ze de twijfelende lezer eigen te maken, om me er zelf van te overtuigen dat van alle keuzen die er te maken waren deze hier op papier toch de beste waren. Dat lukt niet altijd.
De andere reden van de huivering ligt in wat ik maar noem de kwantiteit van het oordeel. Van een enkelvoudig stuk kopij wordt het een recensie die in veelvoud naar de lezers gaat. Een enkele stem wordt het aantal stemmen dat de oplage groot is. En je weet dat voor veel lezers die het boek niet zullen kopen en lezen, jouw oordeel het beeld is dat ze ervan zullen krijgen. Bij Filter, waarvoor dit mijn laatste column is, lig ik niet wakker van die gedachte, niet alleen omdat de oplage niet groot is, maar ook omdat het blad gelezen wordt door literaire professionals, die eventueel terug kunnen schrijven. Bij de Volkskrant,waarvoor ik ook wel eens schrijf, ligt dat anders: een krant is een veelkoppig monster en een onaangenaam geluid klinkt honderdduizendvoudig vermenigvuldigd nog onaangenamer. Dat geluid hoor ik soms, niet slapend, terug.
De huivering voor het gedrukte wordt natuurlijk het meest intens bij de gedachte dat het oordeel gevolgen heeft in de ‘echte’ wereld. Soms weet je dat die gevolgen prettig zijn: de schrijver, de vertaler en de uitgever zijn vanzelfsprekend opgetogen over een positief oordeel. Het is echter niet aangenaam daarop te worden aangesproken, ook omdat het zwijgen bij een negatief stuk dan extra opvalt. Vaker zijn de gevolgen vervelend. Dat is misschien omdat de meeste recensies, zelfs goede, wel een punt van kritiek bevatten en de volwassen menselijke geest helaas bevattelijker is voor negatieve, dan voor positieve signalen. Een speldenprik heeft een omgekeerd evenredig ingrijpend effect, of hoe zeg je dat elegant, op de gerecenseerde dan een loftuiting.
Niet alleen emotioneel, ook economisch kan een recensie in de echte wereld doorwerken. Sommige boeken – niet alle – zijn recensiegevoelig en wanneer een boek slecht verkoopt door een slechte recensie is dat voor de makers ervan pijnlijk. Bij de bespreking van vertaalde literatuur weet je dat als die economische gevolgen heeft, die in het bijzonder gevoeld worden door de vertalers. De huivering bij het zien van het stuk in druk gaat dan soms over in een vreemd schuldgevoel: ik met mijn gebeitelde oordeel, heb een negatieve invloed op het welzijn van een vertaler. Het maakt van mij bovendien een speler in een economisch systeem, dat principieel oneerlijk is en waarvan het maar de vraag is of ik er deel van uit wil maken.
Bij de negatieve bespreking van vertalingen wordt de huivering dus soms schuldgevoel, maar raakt ten slotte ook even aan ergernis, eerst over mijn verraderlijke zelf en vervolgens over degene die sowieso het zwakst in de literaire wereld staat. Waarom vertaal je toch zo’n rotboek? Waarom vertaal je toch zo slordig en gehaast? Die ergernis verdwijnt langzaam weer, wanneer je tot je door laat dringen dat de keuze voor een boek en de beschikbare tijd voor de vertaling bijna nooit die van de vertaler zelf is. Daarna vervluchtigt het schuldgevoel en blijft de huivering over, die naar haar aard ook geen lang leven beschoren is.
Het is het moeilijk om tijdens het schrijven van een recensie al deze overwegingen te vergeten; bij besprekingen van vertalingen is het bijna een onmogelijkheid. Maar toch: de zelfverzekerde verrader, die zelfs zichzelf verraadt, moet het winnen van de sociaal bewogen twijfelaar: er moet tenslotte een stuk op papier komen.