Onder het mes    43-45

Caroline Meijer

In het colofon bij Ian McEwans Zaterdag bedankt vertaler Rien Verhoef een arts in opleiding, een squasher, een dichter en een componist, en wie het boek gelezen heeft – in welke taal dan ook – begrijpt direct waarom. Want Zaterdag is niet alleen een bijzonder boek vanwege het sterke realisme en het oog voor detail waarmee de levensstijl, beslommeringen, waarden en angsten van de westerse, blanke, goedverdienende middenklasse anno 2003 worden beschreven, maar ook vanwege de voor literatuur soms ongebruikelijke taal.

Zaterdag beschrijft een ongewone dag uit het leven van de 48-jarige neurochirurg Henry Perowne. Hij heeft het bepaald getroffen: een bloeiende praktijk, gelukkig getrouwd met een succesvolle juriste, een intieme band met zijn twee volwassen kinderen en een kast van een huis in de chique Londense wijk Fitzrovia. Dat zijn moeder aan het dementeren is en zijn schoonvader zijn familieleden wegens overmatig drankgebruik soms wat agressief bejegent, zijn onbeduidende stoorzenders. Goed, hij wordt wat ouder, stelt hij zelf vast, maar vooralsnog is hij fit genoeg om mee te doen aan de Londense marathon.

Perowne heeft nauwelijks een moment rust op zijn vrije zaterdag, en zijn mijmeringen tijdens zijn drukke bezigheden doen hem kennen als een bedachtzaam man. Alles wat hij doet en ziet roept reflecties bij hem op: een vrijpartij met zijn vrouw, de junks in het park, een spelletje squash met zijn collega, de rit naar zijn moeder in het verpleegtehuis, de bereiding van een vissoep. Zo wordt ons een panoramische blik op de eenentwintigste-eeuwse werkelijkheid en de hoogst persoonlijke gevoelens van Henry Perowne geboden. Hier en daar wordt ons ook een zeldzaam kijkje door de operatiemicroscoop in de hersenpan gegund. Want Perowne voelt zich het meest in zijn element, en ook het veiligst, als hij aan het werk is. Zijn gedachten zijn regelmatig bij zijn patiënten en bij de operaties die hij in de afgelopen week heeft verricht:

Ze werd in een zittende houding geplaatst, met haar hoofdklem vastgeschroefd aan een stellage voor haar. Haar achterhoofd moest met grote zorg worden geopend omdat de bloedvaten vlak onder het bot liepen. Rodney bukte zich samen met Perowne om de boring te irrigeren en de bloeding met de bipolair dicht te branden. Ten slotte lag het bloot, het tentorium – de tent – een bleke tere fraaie structuur als de pirouette van een gesluierde danseres, waar het hersenvlies samenkomt en weer uiteengaat. Eronder lagen de kleine hersenen. Door met zorg te snijden liet Perowne de kleine hersenen door de zwaartekracht omlaag trekken – geen haken nodig – en was het mogelijk diep in het gebied te kijken waar de pijnappelklier lag, met de tumor, uitbreidend in een grote rode massa, pal daarvoor. Het astrocytoom was duidelijk omlijnd en was maar gedeeltelijk het omringende weefsel ingegroeid. Perowne wist vrijwel alles weg te snijden zonder spraakgebieden te beschadigen. (18)

Deze ongebruikelijke combinatie van vaktaal en beeldend taalgebruik is meesterlijk vertaald. Verhoef past precies genoeg transformaties toe om een heel natuurlijk Nederlands te krijgen: progressives worden soepele verleden tijden (‘Opening up the back of the head needed great care because the vessels running close under the bone’); een zelfstandig naamwoord wordt een bijwoord (‘Rodney leaned in at Perowne’s side’) of een bijvoeglijk naamwoord (‘a pale delicate structure of beauty’); een adjectief dat in het Nederlands de zin onnodig zou laten dichtslibben wordt weggelaten (‘like the little whirl of a veiled dancer’); een actieve zin wordt een passieve (‘Perowne allowed gravity itself to draw the cerebellum down’); een snelle constatering wordt even elliptisch vertaald (‘no need for retractors’); de Engelse neiging tot overdrijven wordt een beetje afgezwakt (‘a vast red mass); ‘right in front of it’ wordt vertaald met het zeer idiomatische ‘pal daarvoor’. Juist door de taal zo naar zijn hand te zetten slaagt Verhoef erin heel trouw te blijven aan het origineel.

Hoe broos Perowne’s geluk is wordt snel pijnlijk duidelijk. De vlammen die hij op de eerste bladzij van het boek uit een overvliegend vliegtuig ziet slaan als hij ’s ochtends vroeg uit zijn slaapkamerraam kijkt, doen hem meteen denken aan een terroristische aanslag en zijn een slecht voorteken. Als hij een paar uur later op weg is naar zijn wekelijkse partijtje squash en wordt omgeleid vanwege de massademonstratie tegen de aanstaande inval in Irak (we schrijven 15 februari 2003, de zaterdag die in dit boek beschreven wordt), schampt zijn fraaie Mercedes S500 de auto van drie ongure types en wordt hij vervolgens door een van hen in elkaar getimmerd. Perowne brengt zijn aanvaller van zijn stuk door een juiste diagnose te stellen van de neurologische aandoening waaraan deze lijdt, en weet zo te ontkomen. Tegen het einde van het boek, als de 24 uur die het boek beslaat bijna verstreken zijn, krijgt Perowne zijn belager door een samenloop van omstandigheden onder het mes. Ook hier is de uitvoerige (en spannende) beschrijving van de operatie bijzonder beeldend:

Met behulp van dezelfde dissector licht hij nu de hele losse klep van de schedel, een grote plak bot als een stuk kokosnoot, en legt die in het bekken bij de andere stukjes. De klont ligt open en bloot en is zo donkerrood dat hij bijna zwart is, met de dikte van net gestolde jam. Of zoals Perowne wel eens denkt: als een placenta. Wel stoomt er vrijelijk bloed om de randen van de klont, nu de druk van de botklep is opgeheven. Het vloeit uit Baxters achterhoofd, over de operatiedoeken en op de grond. (292–293)

McEwan heeft twee jaar lang de werkzaamheden gevolgd van een neurochirurg en een neuro-anesthesist in een ziekenhuis in Londen en uitvoerig met hen gesproken om dit soort passages te kunnen schrijven. Rien Verhoef moet er plezier in hebben gehad om zich net als zijn auteur tot enkele specialisten te wenden. Want, laten we wel wezen, dat een ‘pineal’ een ‘pijnappelklier’ is , een ‘bipolar’ een ‘bipolair’ en een ‘eloquent region’ een ‘spraakgebied’, zal allemaal vrij eenvoudig zijn op te zoeken. Veel moeilijker is om te weten te komen hoe dit soort termen door artsen worden gebezigd, om erachter te komen dat in het Nederlands een tumor ‘duidelijk omlijnd’ is (‘well defined’) en in ander weefsel ‘ingroeit’ (‘infiltrate’) enzovoort; daarvoor volstaan een woordenboek, encyclopedie of zoektocht op het internet waarschijnlijk niet.

Tot slot nog deze overpeinzing van Perowne over het menselijk brein, waarin Verhoef en McEwan in één moeite door ook een mooie metafoor leveren van wat literatuur feitelijk is:

Net als de digitale codes van de voortplanting die besloten liggen in het dna, zal op een dag het wezenlijke geheim van de hersenen worden blootgelegd. Maar dan nog zal het wonder blijven bestaan van die stralende innerlijke gedachtebioscoop die ontstaat uit louter natte stof, en die beeld en geluid en gevoel verbindt tot een levendige illusie van een onverwijld heden, met een ik, ook zo’n stralend gecreëerde illusie, dat als een spook in het middelpunt hangt. (295)

Wie deze vertaling met het origineel vergelijkt heeft materiaal te over voor een grondige masterclass.

 

Ian McEwan, Zaterdag. Vertaald door Rien Verhoef. Amsterdam/Antwerpen: De Harmonie/Manteau, 2005.