Recht op antwoord    52-53

Hiëronymus van Stridon
Vertaling: Kristoffel Demoen, Vincent Hunink

Abstract: Een vertaling van enkele passages uit Brief 57, waarin Hiëronymus zijn werkwijze verdedigt nadat hij kritiek heeft gekregen op zijn ‘te vrije’ vertaling van een Griekse herderlijke brief.

 

Ik beken het. Ja, ik kom er openlijk voor uit: als ik Grieks vertaal zet ik niet ieder woord in een ander woord om, maar geef ik een equivalent van de betekenis. (Alleen de Heilige Schrift vertaal ik woord voor woord: daar is ook de plaatsing van de woorden een mysterie.) Ik beroep mij hierbij op Cicero’s vertalingen van Plato, Xenofon, Aeschines en Demosthenes. Wat heeft Cicero allemaal weggelaten, toegevoegd en verschoven om typische elementen van de brontaal idiomatisch om te zetten!

Of neem een knappe kop als Horatius. Ook die geeft in zijn Ars Poetica dezelfde regel voor goed vertalen: ‘Vertaal getrouw: vervang niet ieder woordje door een ander.’ Terentius vertaalde Menander, en Plautus en Caecilius vertaalden de oude komediedichters. Bleven zij soms vastzitten aan de woorden? Ze brachten liever de charme en elegantie van hun origineel over! Het ideaal van mijn critici is ‘waarheidsgetrouw’ vertalen. Kenners doen die methode af als bad taste.

Een jaar of twintig geleden heb ik over deze kwesties zelf eens wat geschreven. Ik was bij Cicero, Horatius en hun collega’s in de leer geweest en hing toen al die ‘waanideeën’ aan... Wist ik veel dat me dat nog eens kritiek zou opleveren! In het voorwoord van mijn Latijnse vertaling van Eusebius’ Kroniek zei ik onder meer het volgende.

‘Het is moeilijk om in andermans spoor te lopen en nooit eens ergens af te wijken. Wat in een andere taal goed is geformuleerd laat zich lastig omzetten met behoud van elegantie. Stel, er is één specifiek woord waarvoor ik in mijn taal geen equivalent heb. Wil ik de betekenis goed uitdrukken, dan moet ik al gauw een lange omweg maken voor een kleine afstand. En dan zijn er nog bochten (hyperbata!), oneffenheden (de naamvallen!), onverwachte wendingen (stijlfiguren!), en het eigen, inheemse karakter van taal. Wanneer ik woord voor woord vertaal, klinkt alles absurd. Maar wanneer ik noodgedwongen iets verander aan de volgorde of de formulering, is het weer of ik tekortschiet als vertaler.’

Misschien hebben mijn uitspraken niet veel gezag. (Toch wil ik eigenlijk maar één ding aantonen, namelijk dat ik vanaf mijn jeugd geen woorden heb vertaald, maar gedachten.) Daarom nog een relevant citaat uit het korte voorwoord van Evagrius bij zijn vertaling van het Leven van Antonius.

‘Een woordelijke vertaling van taal A naar taal B legt de betekenis onder een laag. Zo raakt de kern verstikt onder het vele bijwerk. Zolang de doeltekst zich slaafs richt op naamvallen en stijlfiguren, krijg je een hele omhaal van woorden voor iets wat ook kort en krachtig kon, en dan komt het nog maar net over. Zoiets wilde ik vermijden. Mijn vertaling van Sint Antonius, gemaakt op jouw verzoek, beoogt dus niets van de betekenis weg te laten, maar er kan wel eens een woordje uitvallen. Letters en lettergrepen tellen, laat dat maar aan anderen over. Richt jij je op de gedachte-inhoud.’

En zo zijn er nog meer mensen die naar de geest vertalen. Als ik die allemaal moet aanhalen, kost me dat de hele dag.

‘Vervalser’ noemen ze mij, ik krijg vernietigende kritiek van oude vrouwtjes onder het breien en weven. Goed, ik wijs de aanklacht af, dat is alles, ik richt hem niet op anderen. Oordeel zelf: de beschuldigingen aan mijn adres zijn pure onzin! Ach, als ik mijn dierbare vrienden maar heb uitgelegd hoe het werkelijk zit. Verder blijf ik zitten werken in mijn cel en wacht de Dag des Oordeels af.

Deze column is een vertaling van enkele passages uit zijn Brief 57 (57,5-6; 57,13). De vertaling is, geheel in zijn geest, meer naar de inhoud dan naar de letter.