Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Springen en morrelen

David Colmer

Vertalen is schrijven wat je leest. Niet ‘in je eigen woorden’ als een scholier of een klaargestoomde getuige, maar in de woorden die je de anderstalige auteur geeft om de hare te worden, haar stem in het Engels, in ieder geval in het onderhanden werk. De bedoeling is niet om de schrijver of dichter te laten klinken alsof die uit Hull of uit Houston komt (tenzij het personage, de verteller of lyrische ik uit Hull of Houston komt), maar om een authentieke Engelse stem gestalte te geven die is verankerd in een niet-Engelssprekende plaats, tijd, maatschappij en cultuur. Dat is natuurlijk onmogelijk, maar bij dit soort behendige begoocheling zit hem zoals altijd de kneep in het geloofwaardig maken van het onmogelijke.

Altijd is er een sprong van empathie nodig, maar de afstand die de vertaler moet overbruggen verschilt enorm en wordt door veel meer bepaald dan de simplistische trits van leeftijd, gender en huidskleur alleen. De eigen ondervinding van klasse, klimaat en godsdienst kan bijvoorbeeld bepalen of het begrip van specifieke beelden voornamelijk verstandelijk is of geworteld in persoonlijke, lijfelijke herinneringen. Wanneer wordt de afstand te groot? En wanneer wordt – het andere uiterste – identificatie vereenzelviging? Het gevaar bestaat dat de vertaler zich zo één voelt met de auteur dat hij nergens meer aan twijfelt en denkt dat hij simpelweg fungeert als doorgeefluik. Het mag nog zo verleidelijk zijn, maar method acting is al snel misleidend in het vertalen. Een te groot vertrouwen in de eigen aanname van de auteurspersona kan het begrip vertroebelen en leiden tot langzaam afglijden in gemeenplaatsen.

Het is afhankelijk van de voorkeur van de vertaler en van of het wel of niet botert tussen de twee persoonlijkheden, maar poëzie uit het Nederlands naar het Engels vertalen heeft een voordeel of een nadeel: dichters in het Nederlands beheersen het Engels meestal heel behoorlijk en staan bijna altijd te popelen om de vertaling eens goed te bekijken en een gesprek aan te gaan over de oplossingen en mogelijkheden. Mijn eigen ervaringen met deze samenwerkingen zijn vrijwel louter positief, zowel op het persoonlijk vlak als in de bijdrage aan de kwaliteit van de vertaling, maar dat komt mede doordat ik heb geleerd om open te staan voor discussie én van meet af aan duidelijk te maken dat de eindverantwoordelijkheid voor het Engels bij de vertaler ligt. Mijn principe om nergens ter plekke mee in te stemmen – ‘daar moet ik nog eens over nadenken’ – werd een terugkerende komische noot tijdens mijn gesprekken met Fabias die een meester is in het produceren van een vriendelijk spottend ‘Hmm’. Wat ook meespeelt is dat vertalingen met de omvang van een bundel een lange voorbereidingstijd kennen en bijna altijd voortkomen uit vertalingen van veel kleinere selecties gedichten, waardoor een ongelukkige combinatie van dichter en vertaler meestal vroeg aan het licht komt en terzijde wordt geschoven.

Ook bij Habitus ben ik niet alleen gevraagd op grond van mijn ervaring met andere dichters, maar ook vanwege mijn samenwerking met Fabias bij het voltooien van vertalingen voor een optreden op het Crossing Border Festival in Den Haag in 2018. Ik was vereerd maar terughoudend, want vreesde, hoe beeldend en krachtig ik het werk ook vond, dat er te veel elementen te ver van mij af stonden om ze doeltreffend te vertolken. (Zie ‘te overbruggen afstand’ hierboven.) Ik was nog nooit naar de Cariben geweest en al helemaal niet op Curaçao. En alle drie de factoren van die eerdergenoemde trits voorspelden inderdaad weinig goeds. De enige manier om te garanderen dat de keuzes in formulering en vocabulaire niet los zouden raken van wat Fabias voor ogen had, leek me om vooraf te weten te komen dat zij bereid en in staat was om onder de boven geschetste voorwaarden betrokken te zijn bij de vertaling, en pas nadat ik dit persoonlijk met haar had besproken, heb ik me aan dit project verbonden. De pandemie kwam tussenbeide en maakte de communicatie veel lastiger, maar uiteindelijk hebben we de hele bundel kunnen doornemen in een reeks lange, vruchtbare en heel plezierige telefoongesprekken.

Curaçao is een meertalige samenleving waarin het Nederlands de bestuurstaal is, de grote meerderheid Papiamentu als moedertaal heeft en Engels en Spaans ook veelvuldig worden gebezigd. Tijdens een van onze eerste gesprekken vertelde Fabias over de kakofonie aan stemmen die haar weerslag had op haar eigen taalverwerving. Zo werd haar Spaans niet alleen gevormd door het Spaans van nabije landen als Venezuela en de Dominicaanse Republiek, maar ook door het Europese Spaans van het Nederlandse onderwijsstelsel. Bij het Engels was de situatie nog ingewikkelder en ondergingen haar accent en gehoor invloeden van het Amerikaanse Engels van de televisie, muziek en toeristenbranche, van het Britse Engels dat ze op school leerde, van het patois van Jamaicaanse immigranten en van de zangerige Sint Maartense stemmen van haar familie. Ze vond het belangrijk dat het Engels in de bundel Curaçaose lezers vertrouwd zou voorkomen – zonder dissonant Brits, laat staan (in mijn geval) Australisch idioom – maar tegelijkertijd moest het een afspiegeling zijn van het Nederlands van haar poëzie. Ze wilde niet dat haar gedichten zich in vertaling aanpasten aan gevoeligheden of historische tijdlijnen die niet overeenkwamen met de werkelijkheden die zij beschrijft. De opzet was niet zozeer om haar poëzie in het Engels te wringen, maar om het Engels zo ruim te snijden dat haar poëzie erin paste. (Daarin zit hem de kneep van authenticiteit.) Dit was vooral van belang bij de vraag hoe woorden en uitdrukkingen die met seks en racisme te maken hadden vertaald werden en soms juist niet vertaald werden, en hierin voegde ik me van ganser harte naar haar voorkeuren en was ik blij dat ze die had, dat ze die had doordacht en ervan overtuigd was, en dat ze me die graag uitlegde.

Als poëzie het huwelijk is van literaire vorm en inhoud, dan is het vertalen van poëzie de crisis die zelfs de sterkste relatie op de proef stelt. Het probleem van de vertaler is dat hij moet weten waar hij zich vrijheden kan veroorloven, wanneer de vorm een betekenisafwijking vereist en hoe ver hij moet gaan wanneer hij de vorm aanpast om zich te plooien naar de betekenispatronen in de nieuwe taal. De ironie wil dat deze keuzes vaak veel meer rechttoe rechtaan zijn wanneer de beperkingen van rijm en een vast metrum gelden. In dat geval is de uitvoering moeilijk, maar is duidelijk wat je te doen staat. Wanneer de vorm losser is, wordt het lastiger om te beslissen wat er moet gebeuren. Het vrije vers is misschien zoiets als tennissen zonder net, maar het is ook een vorm van koorddansen waarbij het ontbreken van een net bepaald andere gevolgen heeft. In enjamberende gedichten met onregelmatige regellengte zijn de dubbelzinnigheden en beklemtoningen van de originele regelafbrekingen vaak niet te handhaven in vertaling, en moet de vertaler beslissen waar en wanneer hij de vertaling verrijkt door in de nieuwe taal de vaak heel verschillende mogelijkheden tot letterlijke zinswending te benutten. Opnieuw nam Fabias het voortouw en besloot ze op meerdere momenten nieuwe afbrekingen in het Engels te introduceren die soms hele delen van een gedicht herschikten. Ook onze discussie nam hier een opmerkelijke wending waarbij ik het soms belangrijker vond om de patronen van het Nederlands in stand te houden. In tegenstelling tot wat je zou verwachten bepleitte de dichter hier om meer van het origineel af te wijken terwijl de vertaler zich zorgen maakte om wat verloren ging!

Dit gedreven duwen en trekken kenmerkte ons hele gesprek. Toen we van de regelafbrekingen naar de woordkeuzes gingen, keken we vooral naar de vrijheden die ik had genomen en de plekken waar ik van het Nederlands was afgeweken. Een poëzievertaler heeft twee hoofdverantwoordelijkheden: het origineel weergeven en van de vertaling een gedicht maken dat op zichzelf staat. Hoe graag ik ook tegemoet kwam aan Fabias’ voorstellen en wensen op dat eerste punt, ik was tegelijkertijd ook verplicht voorgestelde veranderingen te toetsen aan het tweede punt en ze tegen te houden als ik het idee kreeg dat ze de kracht van het uiteindelijke Engelse gedicht aantastten – en ondertussen probeerde ik op te letten dat ik me niet ging aanstellen of vooringenomen werd. Dit betekende dat ik niet overal ja op kon zeggen – ‘daar moet ik nog eens over nadenken’ – maar ook dat ik het zeurende gevoel dat een verbetering nog niet helemaal goed zat, niet mocht negeren. Fabias was al even volhardend – ‘Hmm’ – en zo keerden we meermaals terug naar dezelfde woorden en zinsneden, bleven we morrelen, porren en plukken. En omdat we allebei vooral hechtten aan het eindresultaat, kon het hele proces ermee eindigen dat ik plots op mijn schreden terugkeerde en haar suggestie toch overnam of dat zij me aanspoorde om een twistpunt op te lossen door te vertrouwen op mijn intuïtie en de sprong te wagen.

De titel Habitus hoefde niet te worden vertaald. Hopelijk lijkt het nu alsof de hele bundel net zo moeiteloos het Engels is binnengestapt.

Vertaling: Hans Kloos

 

David Colmer vertaalde naast Radna Fabias o.a. Gerbrand Bakker, Annie M.G. Schmidt, Willem Frederik Hermans, Martinus Nijhoff en Gummbah in het Engels. Voor zijn uit het Nederlands vertaalde poëzie werd hij deze week bekroond met de James Brockway PrizeHabitus verschijnt in september 2021 bij Deep Vellum in Dallas.

Hans Kloos is dichter en vertaler uit het Engels en Zweeds, en werd met Hier maak ik mijn stad van Robin Robertson genomineerd voor de Filter Vertaalprijs 2020. Zie verder www.hanskloos.nl.

  

Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.