‘Dan moet je gewoon je ogen dichtdoen.’ Jeroen hoort het haar nóg zeggen. En altijd denkt hij dan terug aan die keer dat hij weer eens niet kon slapen en haar met zijn gewoel wakker maakte. Ach Floor, was het leven maar zo simpel. Dat zal ze intussen zelf ook wel eens hebben verzucht, daar in Brazilië, of Joost mag weten waar haar werk haar nog meer heeft gebracht. Zouden er mensen bestaan die een leven lang goed slapen, die nooit liggen te woelen of te malen, nooit juist ’s nachts de beste ingevingen krijgen? Dan ben je toch amper mens te noemen. Voor de zoveelste keer draait hij zich om in bed. Het onderlaken plakt aan zijn lijf. Hij wentelt zich op zijn rug en ziet de contouren van de hanenbalk. Nee, niet kijken, gewoon die ogen dichtdoen.
Met zijn wijsvingers drukt hij op zijn oogleden. Prompt verschijnen de kleuren, oranje, paarse, groene flitsen, bijna fluorescerend, te midden van het zwart waarin hij zo graag wil wegzinken. Het verbaast hem nog steeds, dat hij zo in een wip zijn eigen vuurwerk kan verzorgen. Stil vuurwerk. Maar slapen ho maar. Wég met die vingers. De kleuren verdwijnen en maken plaats voor woorden die aan de binnenkant van zijn oogleden voorbijschieten. Ze buitelen over elkaar heen, overschrijven elkaar, vormen nieuwe combinaties. Nederlands, Spaans, Engels, alles door elkaar. Hij voelt aan zijn voorhoofd. De thermometer ligt in een keukenla. Te ver weg nu, hij heeft geen puf om uit bed te stappen en de trap af te lopen. Weer draait hij zich om.