Je wil ze niet te eten hoeven geven, de doemdenkers in het literaire veld die met verbijstering en angst een dystopische toekomst zien naderen waarin de machine de creativiteit van de mens versmacht. Maar je wil er al helemaal niet aan denken dat alle marketing-roeptoeters aan jouw tafel staan aan te schuiven terwijl ze luidkeels de grote revolutie verkondigen waarin artificiële intelligentie (AI) de oplossing is voor quasi alles.
In deze tijd van groeiende polarisatie is het begrijpelijk dat de opkomst van AI alles weg heeft van een revolutie, wat vervolgens leidt tot uiteenlopende reacties. Vergelijkingen en metaforen uit literatuur of populaire cultuur kunnen hierbij helpen. Neem Lewis Carrolls Alice in Wonderland (1865). Om te ontsnappen aan de realiteit die ze niet goed kon plaatsen, springt Alice het konijnenhol in. Er zijn verschillende aspecten aan het verhaal hier. Nieuwsgierigheid leidt naar een wonderbaarlijk pad, een onzekere bestemming of een verwarrende omgeving. Laten we Alice’s drijfveer niet vergeten: een zus die een boek leest zonder afbeeldingen en zonder tekst. We zouden kunnen stellen dat het hoog tijd is om de feiten van de fictie te scheiden, maar ligt de creativiteit nu ook niet bijvoorbeeld bij verwijzingen naar (populaire) cultuur en gebruikmaken van intertekstualiteit? Als we om feiten van fictie te scheiden zowel fictie als feiten gebruiken, zijn we dan Alice die door het konijnenhol valt of haar zus die boeken leest zonder plaatjes en praatjes?