1.
Kom, oud kind, pak je oude blokken-doos
mee de hoek om het gedicht in, hier gaat het verder.
Je komt verder en je schaduw valt op het papier
onder de lamp. (Je bent nog als kat geschminkt.)
Nu zijn we in deze zin of gezang.
We zijn nu in deze zin of gang.
De gang is wit, papierig, eierschalig.
Hij hoort bij een pantomime-wit kantoor-gebouw,
Pierrot.
Pantomime is als je iets zonder woorden uitbeeldt.
Pierrot is een wit geschminkte figuur uit de opera.
Veel wit geschuimd hout.
Kijk om je heen.
‘Klop, klop’.