Tijdens een debat van de stad Leuven ter gelegenheid van Internationale Vrouwendag in maart 2023 hoorde ik iemand vertellen over het fenomeen van de tradwife, dat vooral op sociale media hypet. Wikipedia legt dat zo uit: ‘A tradwife (a neologism for traditional wife or traditional housewife) in recent western culture, typically denotes a woman who believes in traditional sex roles and a traditional marriage.’ Een van de boeken die ik als kind stukgelezen heb, gaat over een tradwife. Het heet Christa, een meisjesboek uit 1953 van de katholieke Vlaamse auteur Maria de Lannoy (1890-1968). Mijn exemplaar stamt nog uit de kindertijd van mijn moeder. Volgens literatuurwetenschapper Rita Ghesquiere waren de waarden die De Lannoy in haar boeken verkondigde van katholieke snit: vertrouwen en geduld bij tegenspoed, het gezin en huiselijk geluk, kiezen voor de anderen. Dat zijn natuurlijk wel katholieke waarden, maar dan toch enkel voor meisjes en vrouwen
Christa is een soort Bildungsverhaal waarin we Christa leren kennen als ze veertien jaar is en ze samen met haar vader, die dokter is, goede daden doet voor ‘ziekelijke en gebrekkelijke kinderen en sukkelende oudjes’. Haar ‘moedertje’ is overleden aan een longontsteking. Na een aantal dramatische wendingen eindigt het boek met Christa die ‘de roep van het hartje gevolgd’ is en in plaats van zelf arts te worden (haar oorspronkelijke plan) nu getrouwd is met een arts en moeder werd van vier kinderen. Ik heb dat boek zo vaak gelezen omdat het nu eenmaal in de kast aan het hoofdeinde van mijn bed stond, terwijl we de meeste boeken uit de bibliotheek leenden, en dus niet telkens opnieuw konden lezen. Maar toch, als het me niet geboeid had, had ik het niet zo vaak herlezen. Een belangrijke aantrekkingsfactor was dat het uit een andere tijd stamde, het was zo anders dan Thea Beckmann of Tonke Dragt. Het boek zelf was ook een fascinerend voorwerp, het vergeelde papier, de cover met de gave Christa met hagelwitte tanden en leren handschoenen, klaar om door en door goed te zijn. Ook het verhaal, met een plot en een vrouwenleven die mij dertig jaar later volkomen vreemd waren, hoe heerlijk was het om daartoe toegang te hebben. Samen met Markske, de grote harde onknuffelbare pop van mijn moeder (oppassen dat je de oogjes niet indrukt!) en Leontientje, de onaantrekkelijke voddenpop van mijn vader, was het boek een restant van de kindertijd van mijn ouders en van een temps perdu waar ik graag eventjes in vertoefde.